Ingveoons vool
In de 5de druk van Schönfelds Historische Grammatica van het Nederlands (1954) kan men op p. xxxiii lezen als 13. van de Ingveoonse klankeigenaardigheden: ‘eu uit ŭ zonder umlautsfactor, bv. zeug (§ 38). Echter gingen hier niet alle Ingveoonse dialekten samen; zo schijnt vool “veulen” ook een typische kustvorm te zijn (Noordholland, Friesland, Groningen; met enkele relicten zuidelijker, bv. op Tholen). Met de eu uit ŭ valt nog te vergelijken de eu uit ô in Weunsdag (§ 39)’.
De gegevens over vool, ontleend aan Taalatlas, afl. 1, kaart 5, zijn onvolledig.
Uit de Dial.-Atlas v. West-Vl. en Fra.-Vl., verschenen in 1946, blijkt dat in de streek van Oostende vool nog algemeen bekend is, nl. te Bredene (H 17), Stene (H 18), Zandvoorde (H 19), Leffinge (H 21), Klemskerke (H 23), Oudenburg (H 24), Stalhille (H 28) en Zevekote (H 57).
Het zinnetje uit de Dial.-Atl. luidt: ‘Ge moet ons veulen eens komen keuren’. Het is zeer toevallig dat ik te Stene (H 18) op een zegsman viel die me vroeg wat ik met veulen bedoelde. In West-Vlaanderen is het algemene woord kach(t)el; te Stene is een kachel nooit ouder dan 1 j. en een vool van 1 tot 2 j. Hetzelfde onderscheid wordt gemaakt te Bredene en te Leffinge. Te Stalhille en te Zevekote is een kachel nooit meer dan 1 j., een vool van 1 j. tot 18 m. Te Zandvoorde is een kachel van 1 tot 3 m. oud en een vool van 3 m. tot 1 j. Te Klemskerke gaat een kachel tot 16 m., van 16 m. tot 2 j. is het een vool of achttienmaander. Te Oudenburg is een vool ± 1 j. oud, maar een kachtel als het dier nog zoogt.
Ik heb de indruk dat, indien men een onderzoek instelde naar de benamingen van het paard van zijn geboorte af tot zijn 2 j., men naast kach(t)el, veulen, jaarling en achttienmaander, nog heel wat volens en vools zou ontdekken. Volgens De Bo is vool de benaming van het veulen in Veurne-Ambacht. Hij geeft hiervan ook bewijsplaatsen op uit de 16de e. (N. Despars) en 19de e. (Pauwel Heindrijcx).
W.P.