Taal en Letteren. Jaargang 9
(1899)– [tijdschrift] Taal en Letteren– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 385]
| |
Maerlant-studieën.
| |
[pagina 386]
| |
middag was, en dat de woorden er bij geschreven stonden.) En terwijl hij er over nadacht, wat deze verschijning moest betekenen, kwam in de nacht Christus zelf voor z'n ogen, om hem te gelasten, dat hij dit teken overal zou meedragen; de keizer zou er baat bij hebben. Konstantijn liet nu het kruisteken in z'n banier maken. Maxentius trok tegen hem op, maar de slag was spoedig beslist. De tegenkeizer verdronk, en 't leger gaf zich over. Te Rome gekomen, richtte de Senaat 'n standbeəld voor hem op, dat 'n kruis in de rechterhand droeg, en daar onder: Dit is het onoverwinnelik teken van de levende God. Nu werden ook de veldtekens kruisen. En wie zo'n kruisbanier uit z'n handen gaf, sneuvelde; wie het bleef dragen, bleef ongedeerd. Ook kwamen er kruisen op de munten. Maar de kruisen, waaraan totnochtoe de misdadigers waren geslagen, werden opgeruimd. Toen geschiedde het dat terwijl de Keizer noch heiden was, hij melaats werd. Z'n pricsters, - door Satan ingesteld, - rieden hem aan, 'n bad te nemen in 't warme bloed van onschuldige jonge kindertjes. De kindertjes werden opgezocht, en naar Rome gebracht, waarheen de moeders ze jammerende volgden. Op 't Kapitool stond het vat al klaar, waarin de Keizer z'n leden gezond zou terugkrijgen. Toen nu de dag aanbrak, waarop de kindertjes gedood zouden worden, en Konstantijn door de straten van Rome reed, trof het hem, dat er zooveel vrouwen met loshangende haren en gescheurde klederen langs de weg geknield lagen, en om genade riepen. En toen hij hoorde dat die vrouwen jammerden over hun kinderen, die gedood moesten worden, en dat hij zelf de aanleiding was tot die slachting, zei hij: Bedwong ik dáárom de wereld, opdat om mij te behouden, onschuldige schepselen onverdiend moeten sterven? Laat varen die moord! De Roomse Macht, ontsprongen uit de bron van genade, had steeds tot wet, dat in de veroverde landen de kinderen ongedeerd zouden blijven. Vrouwen, neemt dus uw kinderen terug, aanvaard onze giften, en ga vrijelik heen! - En ze gingen heen, biddende voor het leven van hun Keizer.’ ‘In de volgende nacht verschenen voor de Keizer in z'n droom de heilige Petrus en Paulus. “Omdat ge geschroomd hebt, onschuldig bloed te vergieten,” - zeiden die twee - “daarom zond ons God, om u te helpen. Laat Paus Silvester komen, die gevloden is in 'n grot van de berg Seraptus. Hij is het bad der genezing. En zo ge gezond zijt, dank God voor de eer, en bevorder Z'n dienst!” Daarop ontwaakte de Keizer. Tot de heelmeesters, die al klaar stonden met zalf, zei hij: Ga heen, en laat paus Silvester komen. Silvester, die hoorde, dat de Keizer hem ontbood, meende dat hij opgeroepen werd tot z'n martelaarschap. Maar de Keizer had heel wat anders te zeggen, en vroeg, om zekerheid te hebben, aan de Paus, wie of Petrus en Paulus waren. Daarop vroeg hij, of hij er altemet ook beelden van zou kunnen zien. En toen de Paus de beelden liet halen, en de Keizer zag, dat ze aan z'n visioenen beantwoordden, moest hij ook weten, wat ze met hun heilbad hadden bedoeld. “Dat bad van uw zaligheid,” - zei Silvester, “dat is 't geloof aan Jezus Christus, Gods | |
[pagina 387]
| |
Zoon, die hierom op aarde nederdaalde, opdat hij zich zou openbaren aan die in Hem geloofden en zich in dat Geloof gezuiverd zagen. Daarom, ga zeven dagen vasten, ruil uw purper voor 't boetekleed; zonder u af; roep tot God en belijd Hem uw zonden; breek de afgoden; open de kerkers; ontboei de slaven; bevrijd de gebannenen; en reik uw weldaden uit.” En daarop doopte paus Silvester hem in 't Lateraan, zeggende: “God die Naman in de Jordaan van melaatsheid genas; die met z'n doopsel blindgeborenen ziende, en van 'n blinde vijand de helderziende apostel maakte, bevrijd, o Heer, deze wereldse keizer Konstantijn van z'n lijden, en zoals Ge z'n ziel van smetten zuivert, zuiver zo ook z'n vlees van lazerij, opdat hij 'n gelovige worde, en 'n beschermer van Uw Kerk.” Van die dag af eerde Konstantijn de ware God; bouwde hem te Rome 'n kerk, waarbij hij het eerst de spade in de grond stak en ter ere van de twaalf apostelen, voor de grondslagen van 't gebouw twaalf manden aarde aandroeg; stichtte in z'n paleis 'n kapel, bevorderde door giften de bekering van arme mensen, - zodat 12.000 mannen Christenen werden, - en hield een aanspraak tot de Senaat, met gevolg, dat de Senatoren eenparig de ware God aanbaden, de afgodstempels gelastten te sluiten, en de heidense priesters verdreven. En omdat Konstantijn niemand wilde dwingen, Christen te worden, verheugden Heidenen en Christenen zich beide, voerden hem in trieomf naar z'n paleis en illumineerden de stad.’ ‘Zo overwon de Kerk, eerde men de graven der martelaren, verloste de predikers, riep de gebannenen terug, sloot de heidense tempels en bouwde men Christenkerken. Dit alles geschiedde onder keizer Konstantijn.’Ga naar voetnoot1)
Utenbroeke is 'n slaafs navolger van Vincentius, en veroorlooft zich geen enkele afwijking. Alleen het leven van Konstantijn wekt bij hem zoveel belangstelling, dat de betrekkelik weinige regels bij z'n Latijnse bron uitgewerkt worden tot 'n volume van 1020 versregels.Ga naar voetnoot2) Met grote uitvoerigheid beschrijft hij de woordentwist, onder 's Keizers leiding, tussen de twaalf Joodse wijzen en paus Silvester, die alleen voor twaalf geleerden van zijn kant staat, en de tegenstanders met bewijzen uit hun eigen boeken verslaan wil. Alleen bij Konstantijns ‘statuten’ bekort hij zich, omdat het Latijn van z'n bron hem te machtig is. Doch ondanks de uitvoerigheid van deze als 'n panegyrie bedoelde verhalen, is, dadelik gezegd, niet Konstantijn de eerste persoon. 't Is waar, de Keizer wordt voorgesteld als bedeeld met loffelike eigenschappen, als gesproten uit 'n edel en deugdzaam ouderpaar, en wordt dus niet alleen ontvankelik geacht voor de zaden van 't christendom, maar is door z'n voortreffelikheid ook de aangewezen man om de Kerk met z'n wereldlike macht te steunen. Voor 't overige is hij evenwel in 't verhaal de passivieteit zelve. Geen reuzenlichaam bij hem, zoals bij de Frankiese Karel, geen heldenzwaard zoals bij de Lotharinger Godfried, geen zege- | |
[pagina 388]
| |
tochten tegen heidense scharen, zoals bij beide. Het hoofdfeit is de bekering, en de spil waar 't al om draait, paus Silvester. Zodra de gewezen vluchteling uit de grot Serapti tegenover de Keizer staat! wordt hij de meerdere, en de penitencier; Konstantijn daalt onmiddellik af tot 'n gehoorzame en boetvaardige belijder.
Feitelik is uit 'n streng-kerkelik oogpunt dit ook de enige gepaste verhouding, waarin 'n werelds vorst en 'n kerkhoofd tot elkander dienen te staan. Een keizer of koning mag grote legers hebben; scharen van dienaren mogen vliegen op 'n wenk van z'n hand; - een Bisschop of Paus heeft 'n geheel andere Bron van vermogen: in hèm of òm hem werkt bij rechtstreekse tussenkomst, Gods hand, storend de gewone loop der dingen, als 'n onoplosbaar raadsel zich werpend te midden van de menselike berekeningen en van hun planmatig volvoeren. Opgeheven armen, de heilige mannen en vrouwen bedreigend, worden met lamheid of dorheid geslagen; gewapende handen worden machteloos en weerloos; toegebrachte houwen en slagen blijken geen letsel te doen; 't aangebracht vuur verschroeit niet eens: de door God gesterkten zijn onkwetsbaar. De martelaren en uitverkorenen hanteren het wonder. De daad verbaast en ontzet; is sterker van kracht dan het slechts overredende woord. De M.E. hielden van forse middelen. Dat die heilige mannen als martelaren hun leven aflegden, is dan ook geen bewijs van hun minderheid tegenover het geweld van 'n vervolgende vijand, nòch 'n teken van onmacht tegenover de Sataniese listen; 't is alleen 'n blijk dat God hun werk voldoende oordeelt, en ze oproept naar hoger gewesten als 'n eer en 'n loon, dat de Hemel ze heeft toegedacht voor hun standvastigheid in hun lijden. Aan bijna elke dood gaat dan ook 'n worsteling vooraf van 't Goede tegen 't Boze beginsel, en in die worsteling komt duidelik uit de kracht van 't meest onderworpen Geloof. Al de heiligen-levens laten zich absorberen in één oneindige zegekreet: de Satan ligt verwonnen! ‘Tekenen’ konstatéren de viktorie; vervolgers worden eensklaps bekeerd; machtigen der aarde vallen plotseling Christus te voet. Ze zijn werktuigen en middelen slechts; en hun geschiedenissen zijn slechts de zichtbare uitkomsten. Zo zinkt het werktuig Konstantijn weg voor de strijdende en wonderdoende Silvester. Die uitverkoren scheen, blijkt slechts 'n instrument te zijn; de in z'n aanleg en geboorte gezegende is iemand, die bij de genade Gods, de Hoogste zegen deelachtig wordt. De Christenheld gaat op in de jeugdige ijveraar, die te Nicea en elders luistert naar theologiese disputen. Het zwaard rust, nu de mond ‘wijsheid’ spreekt; en zoals bij de heiligen en de martelaren, zal ook voortaan in de Wereldgeschiedenis de Kracht van 't Geloof het pleit beslissen; 't Geweld van de Vorsten heeft uit. - 't Schijnt vruchteloos vragen, wat Maerlant, zo hijzelf de Tweede Partie had kunnen bewerken, van 'n fieguur als Konstantijn gemaakt zou hebben. Maerlant was 'n epieker; van jongs af interesseerden hem reuzen en helden, alleen, hij heeft op latere leeftijd z'n mythiese cyclus-gestalten ingewisseld tegen Christus en z'n wapendragers, als de herauten van 't Koninkrijk Gods. | |
[pagina 389]
| |
En met het oog op deze voorliefde voor Christenridders is het denkbeeld aanlokkelik, dat de bewonderaar van de Kruisvaarders naar 't Oosten, ook de eerste Christenkeizer met heroïese trekken zou hebben getekend. Toch past het ons bedachtzaam te zijn, en de herinnering is nodig, dat Maerlant zich in z'n historieën nooit heeft veroorloofd, z'n ridders en helden zelf te scheppen, maar altijd getracht heeft er uit alle mogelike bronnen van bijeen te verzamelen en op te hopen, wat er maar van te vinden was. Dit tweedehands werken en uitmeten bij de el, - 'n algemeen verschijnsel destijds, - zou nu zowel bij de een als bij de ander tot dezelfde uitkomst hebben geleid, en Maerlant's Konstantijn zou evenzeer het beeld weerspiegeld hebben, dat Eusebius en anderenGa naar voetnoot1) er van ontwierpen, als dat van Utenbroeke, die ook deze bronnen raadpleegde. Het verschil in de voorstelling van de vroeg-Christelike Konstantijn en de Middeneeuwse Kruisridders ligt dan ook elders. Vincentius had met heel 'n reeks van tijdgenoten en voorzaten, in Karel de Grote 'n Kruisheld gezien, had hem naar Jeruzalem laten trekken, en had met deze tocht naar 't Oosten geanticipeerd op de M.E. voorstelling als zouden de Franse koningen de aangewezen helden zijn, om met de Kruisbanier de Halve Maan van 't Heilige Graf te verdringen, en Maerlant had de legende, als behorende bij Karels beeld, getrouwelik overgenomen. Evenzo had de Vlaming, lang na 't uiteenspatten van 't Wereldrijk der Karolingers, zich bij 't verhaal van de Eerste Kruistocht aangetrokken gevoeld door de landgenoot en Lotharinger Godfried, meer noch, hij geeft aan z'n voorstelling iets volksaardigs, door de leider met een stoet van Vlaamse edelen te omschansen. Zag de schrijver van ‘Overzee’ in de verovering van 't Oosten 'n nationale taak, zoals het hof van de Heilige Lodewijk in de zijne? In elk geval, nòch bij de voorstelling van Karel, nòch bij die van Godfried liep men gevaar, z'n toevlucht te moeten zoeken bij kerkelike geschiedschrijvers van 't vroeg-christelik genre, die hun wereldlike fieguren op lieten gaan in hagiografieën, en de werkelike feiten lieten vervloeien in de worsteling tussen de Christenwereld en 't met wonderen overstelpte Heidendom. Beide auteurs, Vincentius en Maerlant, konden werken met betrekkelik verse en duidelike gegevens, verzameld bij rustiger waarneming en in veiliger gevoel, neergeschreven altans zonder het bijoogmerk, om een kerk te doen zegepralen, die inwendig en uitwendig reeds gevestigd was. Bij hen kon zich dus de verbeelding, in plaats van met wonderlike bekeringen te midden van 'n noch te veroveren Heidenwereld, veel meer bezighouden met de epiese uitwerking van veroveraars, voortrukkende tegen de Antikrist. Elke eeuw ziet door z'n eigen prisma. De door wonderen verbazende Silvesters van voorheen, werden, - zo werkten de eeuwen na van wapenkracht en van opdoemende en stortende Rijken, - gepantserde ridders met reuzenkrachten en hoge geestelike of zedelike gaven. Ook zij zijn, als de heilige mannen, aktief. Zij voeren legers naar 't O., bestormen Jeruzalems muren, en brengen heilige | |
[pagina 390]
| |
relikieën terug. Zij doen alléén, wat Konstantijn moet delen met de heilige Silvester en de heilige Helena. De stralenkrans, die de M.E. heldenepiek van de latere M.E. aan de eerste Christenkeizer zou hebben toegewezen, verdwijnt achter de aureool van 't lijdende en strijdende Martelarendom. Want ook zij hebben hun epos. En ook, in al wat ze doorstonden, en in al waarin ze zegepraalden, - er is geen tijd geweest, waarin men hun meer eer en belangstelling heeft gegeven, - hen herdenkende in Spiegels, Vita's en Passionalen, - dan juist in de epiek zo opgewekte en bovenmatige eisen stellende Middeleeuwen.
J. Koopmans. |
|