Een suyverlijck ende schriftuerlijck boecxken van drie schriftuerlijcke liedekens, ende drie schriftuerlijcke refereynen
(1556)–Anoniem Een suyverlijck ende schriftuerlijck boecxken van drie schriftuerlijcke liedekens–Refereyn.Ghy vyperen geslachte, Antechristsce papisten
Ghierige phariseen die op gods woort twisten Ga naar margenoot+
Gerechte Antechristen,, als nv bekent,, wel
Die te lesene verbiedt, die vier Euangelisten Ga naar margenoot+
| |
[Folio A7v]
| |
Op groote peynen, O Lucifers Artisten Ga naar margenoot+
V valscheyt die blijckt in v mandament,, fel Ga naar margenoot+
Dat ghy ghebiedt te sijne obedient,, snel Ga naar margenoot+
Datmen int vlaemsche, walsch, noch in latijne
Gods woort niet lesen en sal, aenmerct dit blent,, spel
Dese woorden die ic v gebiede, hoort gods doctrijne Ga naar margenoot+
Deuteronomi int .vi. so ist ist daer in daenschijne Ga naar margenoot+
Ghi sultse in v huys, uwen kinderen vertellen
Als ghy op den wech gaet, oft slapen gaet ten fijne
Als ghi op staet, sult ghi v daer toe versnellen
Jn de posten van uwer dueren, suldyse oock stellen
Als een teecken voor ooghen, oock aen v handen
Dit seg ick v ghy Antechristen, Gods vianden. Ga naar margenoot+
Noch verbiedt Antechrist, datmen niet en vergare
Jn eenich geselschap, heymelijck, oft openbare
Ouer tafele waert ware,, gheen plaetse wtgesteken
Datmen daer van Gods woort en doet geen mare
Nv kentmen den Antechrist, Lucifers dienare Ga naar margenoot+
Want wie daer spreect, die sal Gods woort spreken
Gaet al der weerelt duere, deuangelie preken
En leert den volcke houwen, al dat ic v hebbe beuolen
Dit is mijn beminde soone, hoort hem onbesweken Ga naar margenoot+
Neemt dat sweert des geests, seit Paulus onuerholen
Dat is dwoort Gods, soo en suldy niet dolen Ga naar margenoot+
Jck ben die wech, die waerheyt, ende dat leuen Ga naar margenoot+
Coemt al tot my tsy duytsch, wale, oft polen Ga naar margenoot+
Salich sijnse die Gods woort hooren ende aencleuen Ga naar margenoot+
Want dit is dat broot Gods verheuen Ga naar margenoot+
Dat vanden hemel gedaelt is, hoort dese verbanden Ga naar margenoot+
Dat seg ic v ghy Antechristen, Gods vianden.
Noch stelt Antechrist in sijn Mandamenten Ga naar margenoot+
| |
[Folio A8r]
| |
Datmen Gods woort niet en sal prenten
Dan by consenten,, in gheender manieren
Noch van tsacrament, om excellenten
Noch vanden gelooue spreken, O helsche serpenten Ga naar margenoot+
Aenhoort S. Peeters publicieren Ga naar margenoot+
Men sal God meer dan den mensche obedieren Ga naar margenoot+
Dus wee v ghy schriftgeleerden, ghy ypocrijten Ga naar margenoot+
Die achterlaet het swaerste des wets onuersieren
Ordeel, ontfermherticheyt, gelooue, dit wildi wtsluyten
Maer Cayphas dienaers, Christum noch smijten Ga naar margenoot+
Seggende soudy den Bisscop so antwoorden
Dus maecken sij van ons Ketters en Herijten
Veriagende, verbranden, die niet en veraccoorden
Met haerder valscheyt, die met recht behoorden
Gods woordt te preken, als die vailianden
Dat seg ick v ghi Antechristen, Gods vianden. Ga naar margenoot+
Prince.
Men kent nv Antechrist, claer opgheresen Ga naar margenoot+
Soo ghi nv int Mandament moecht lesen
Jck en can in desen, maer wat vermonden Ga naar margenoot+
Den Keyser beuelet, soo treckense haer pesen Ga naar margenoot+
Met den Keyser en behoort, tegen gods woort niet te wesen
Dits mijn gelooue wel, tot allen stonden
Maer si hebbent nv als die Pharizeen vonden
Die totten wachters seyden, en geloefden haer schat Ga naar margenoot+
Segt dat hy is gestolen, wy sullent oorconden Ga naar margenoot+
En Pylatum te vreden stellen, hoort nae dat Ga naar margenoot+
Aldus houdt Antechrist, sijn openbaer stadt Ga naar margenoot+
Maer wee hem die mi, en mijnder leeringe schamen Ga naar margenoot+
Tis noot datter schanden comen, maer wee hen tsamen Ga naar margenoot+
| |
[Folio A8v]
| |
Door wien dat tgeschiet, ghi en sult dat niet wt planen
Ghi Antechrist, al haddi mandementen vol. M. manden
En gouts een zee vol, ghi vaert bi Gods vianden. Ga naar margenoot+
Mat. xxv, Psalm .ix.
Siet dat ghi v O Paus met uwen aenhanc bekeert
Oft den dach des Heeren v verneert.
Johan. v.
Ondersoeckt doch Gods woort, ende weest gheloouich.
Jck bidde v broeders ende susters om Christus wille, ghi die door hem wilt leuen, en wilt gheen oordeel geuen ouer uwen armen broeder, ende en hanckt aen geen vremde Goden, want het is ons van God almachtich verboden. Ga naar margenoot+ God sal rechter, salichmaker, ende trooster blijuen door sijn woort. Ga naar margenoot+
Jst dat ghi uwen Heere uwen God vergheet ende volcht ander Goden na, soo suldy vergaen.Ga naar margenoot+ Ghy en sult gheen ander Goden dienen. O dochter van Syon verblijt v ghy. Ga naar margenoot+ |
|