| |
Het gebruik van Surinaams hout
(Publicatie van 's Lands Bosbeheer in Suriname).
Gebruik van hout eist kennis van hout. Wanneer men voor het gebruik slechts een of enkele houtsoorten tot zijn beschikking heeft dan kan de kennis nodig voor de verwerking en toepassing betrekkelijk gemakkelijk verkregen worden. Is die ene of enkele houtsoort in voldoende mate te verkrijgen dan beperkt men zich in het gebruik daar maar al te graag toe. Komt er schaarste in die houtsoort, dan wordt men gedwongen naar andere soorten uit te kijken, waar slechts schoorvoetend toe wordt overgegaan. Datgene wat men van ouds kende dient nu vervangen door nieuwe soorten, die een andere behandeling eisen, die vaak bij de verwerking bepaalde moeilijkheden opleveren en waarvan men de toepassingsmogelijkheden niet voldoende overziet, waardoor slechts aanwending in beperkte mate plaats vindt.
Suriname is rijk aan verschillende soorten met zeer uiteenlopende eigenschappen en daardoor zeer uiteenlopende toepassingsmogelijkheden. Wil men echter de mogelijkheid voor de verschillende doeleinden met succes benutten dan is kennis omtrent de houtsoorten een eerste vereiste.
Hoewel over de Surinaamse houtsoorten reeds veel geschreven is, is dat vaak moeilijk te bereiken voor de man van de praktijk, te meer daar thans het standaard werk van Dr. Ir. Ph. Pfeiffer over ‘De Houtsoorten van Suriname’ niet meer te verkrijgen is.
Het is daarom van belang om de hoofdzaken van het onderzoek van Dr. Pfeiffer nog eens na te gaan. Waar mogelijk aan te vullen met nieuwe verkregen resultaten, waarbij vooral ook aandacht ware te schenken aan de ervaringen die men in de praktijk met verschillende soorten heeft opgedaan. In een artikel in ‘Bouw’ van 30 April 1949 gaf J.W. Gongrijp een samenvattend overzicht van de 27 houtsoorten die door Dr. Pfeiffer in der tijd nader werden onderzocht.
In het onderstaande is daartoe in beknopte vorm een poging ondernomen voor
| |
| |
een 52 tal van de meest bekende en meest voorkomende houtsoorten. Dit overzicht is verre van volledig te noemen, het diende echter beperkt te worden gehouden en voor grondiger studie blijft raadplegen van het werk van Pfeiffer noodzakelijk. Gehoopt wordt echter dat vooral aan de hand van de opgenomen tabel over ‘Toepassing van Surinaamse houtsoorten voor verschillende doeleinden’ uit de praktijk van de toepassing nog vele aanwijzingen zullen worden ontvangen, waardoor geleidelijk aan een vollediger en juister beeld zal ontstaan.
Bovendien zal het nodig zijn dat het werk van Dr. Pfeiffer wordt voortgezet. Aan een grondig onderzoek werd door hem slechts een 27 tal soorten onderworpen, waarbij hoofdzaak was het onderzoek van de toepassingsmogelijkheden voor de bouwindustrie. Verschillende soorten hebben echter een veel wijder gebruiksmogelijkheid en daaraan zal voornamelijk aandacht moeten worden besteed. Bovendien zijn er verschillende soorten die voor directe bouwdoeleinden slechts een geringe of in het geheel geen waarde hebben, maar die voor andere verwerkingsdoeleinden uitstekend geschikt blijken te zijn. Men denke aan het baboen (Virola Surinamensis Warb) en zijn uitstekende geschiktheid voor verwerking tot triplex. Zo zal ook voor tal van andere veel voorkomende soorten onderzoek moeten plaats vinden voor andere dan directe bouwdoeleinden.
Voor de meeste Surinaamse houtsoorten is thans echter toepassing in de bouwnijverheid nog het belangrijkst, daarom zijn in een afzonderlijke tabel ook voor die soorten, die eisen opgenomen die maatgevend zijn voor dit gebruik n.l. de duurzaamheid en de sterkte van het hout en de daaruit af te leiden waarde van het hout voor het aangegeven doel.
Afhankelijk van de verschillende omstandigheden waarvoor het hout gebruikt wordt kan de duurzaamheid anders gewaardeerd worden. Bij een algemene klassificatie kunnen dan ook voor een klasse indeling slechts de minimum eisen vermeld worden, waaraan de houtsoorten moeten voldoen, om in die klasse geplaatst te kunnen worden.
De in de tabel opgenomen klassen zijn overgenomen van Dr. Pfeiffer, die de verschillende klassen als volgt formuleerde:
| |
a. Duurzaamheidsklassen:
Duurzaamheidsklasse I. De zeer duurzame houtsoorten van deze klasse blijven, bij voortdurend contact met de vochtige bodem en blootgesteld aan alle weersinvloeden, in gematigde luchtstreken minstens 30 jaar goed en in de tropen onder de ongunstige condities, minstens 8 jaar. Slechts aan weer en wind blootgesteld, hebben zij in een gematigd klimaat een levensduur van minstens 50 jaar en in de laaglanden der tropen minstens 20 jaar. Beschermd tegen bovengenoemde invloeden, blijven zij onbepaalde tijd goed. In gezonde toestand worden deze houtsoorten na verwerkt te zijn, niet of slechts bij uitzondering door insecten als witte mieren, drooghout-boorders (‘houtworm’) en houtbijen aangetast. Tegen paalworm behoeven zij niet bestand te zijn.
Duurzaamheidsklasse II. De duurzame houtsoorten van deze klasse blijven, bij voortdurend contact met de vochtige bodem en blootgesteld aan alle
| |
| |
weersinvloeden, in gematigde luchtstreken minstens 15 jaar goed en onder de ongunstige condities in de laaglanden der tropen minstens 5 jaar. Slechts aan weer en wind blootgesteld, bezitten zij in een gematigd klimaat een levensduur van minstens 40 jaar en in de laaglanden der tropen van minstens 15 jaar. Beschermd tegen deze invloeden, kunnen zij meer dan 100 jaar duren. In gezonde toestand worden zij weinig door witte mieren aangetast en niet of slechts bij uitzondering door drooghoutboorders (‘houtworm’) en houtbijen.
Duurzaamheidsklasse III. De matig duurzame houtsoorten van deze klasse blijven, bij voortdurend contact met de vochtige bodem en blootgesteld aan alle weersinvloeden, in gematigde luchtstreken minstens 8 jaar goed en in de laaglanden der tropen, onder de ongunstige omstandigheden minstens 3 jaar. Slechts aan weer en wind blootgesteld, doch behoorlijk geventileerd en gevrijwaard tegen inwateren, moeten zij in een gematigd klimaat minstens 25 jaar goed blijven en in de laaglanden der tropen minstens 10 jaar.
Behoorlijk geverfd en onderhouden en beschermd tegen de hiervoor genoemde invloeden, zijn zij ongeveer even duurzaam als de houtsoorten der vorige klasse. Zij worden niet zeer snel door drooghoutboorders (‘houtworm’) en slechts bij uitzondering door houtbijen aangetast, wel echter door mieren, hoewel meestal niet snel, of slechts in beperkte mate.
Duurzaamheidsklasse IV. De weinig duurzame houtsoorten van deze klasse, blijven, bij voortdurend contact met de vochtige bodem en blootgesteld aan weer en wind, in gematigde luchtstreken minstens 3 jaar goed, terwijl zij in de laaglanden der tropen zeer snel te gronde gaan. Slechts aan weer en wind blootgesteld, en goed geventileerd en tegen inwateren beschermd, blijven zij in een gematigd klimaat minstens 12 jaar goed en in de tropische laaglanden toch nog wel een jaar of wat. Tegen weer en wind beschermd, geteerd of geverfd en behoorlijk onderhouden, blijven zij in gematigde klimaten verscheidene tientallen van jaren goed en in de laaglanden der tropen toch minstens 10 jaar. Zij zijn volstrekt niet bestendig tegen witte mieren, maar worden meestal niet zeer snel door drooghoutboorders (‘houtworm’) of houtbijen aangetast.
Duurzaamheidsklasse V. Tot deze klasse behoren de zeer weinig duurzame houtsoorten, welke blootgesteld aan weer en wind en in contact met de vochtige bodem, in een gematigd klimaat binnen enkele jaren en in de tropen in zeer korte tijd te gronde gaan. Alleen aan weer en wind blootgesteld, goed geventileerd en tegen inwateren beschermd, houden zij het in gematigde luchtstreken nog minstens 5 jaar uit, doch in de tropen bedraagt hun levensduur hoogstens enige jaren. Zij zijn in hoge mate onderhevig aan de aantasting door witte mieren, drooghoutboorders en houtluizen.
| |
b. Sterkteklassen:
Sterkteklasse I. Houtsoorten met een absolute buigvastheid van minstens 1100 en een absolute drukvastheid van minstens 650 kg. per cm2, overeenkomend met soortelijk gewicht van 0.90.
| |
| |
Sterkteklasse II. Houtsoorten met een absolute buigvastheid van minstens 725 en een absolute drukvastheid van minstens 425 kg per cm2, overeenkomend met een soortelijk gewicht van 0.6 en hoogstens de minimum cijfers van klasse I.
Sterkteklasse III. Houtsoorten met een absolute buigvastheid van minstens 500 en een absolute drukvastheid van minstens 300 kg. per cm2, overeenkomend met een soortelijk gewicht van 0.40 en hoogstens de minimumcijfers van klasse II.
Sterkteklasse IV. Houtsoorten met sterktecijfers geringer dan die van klasse III, doch met een buigvastheid van minstens 360 en een drukvastheid van minstens 215 kg. per cm2, overeenkomend met een soortelijk gewicht van 0.30.
Sterkteklasse V. Houtsoorten met sterktecijfers geringer dan die van klasse IV, dus overeenkomende met een soortelijk gewicht van minder dan 0.30.
| |
c. Waardeklassen:
De waardeklassen worden als volgt uit duurzaamheids- en sterkteklassen afgeleid.
Waardeklasse I. Houtsoorten van duurzaamheidsklasse I en sterkteklasse I of II.
Waardeklasse II. Houtsoorten van duurzaamheidsklasse II en sterkteklasse I of II.
Waardeklasse III. Houtsoorten van duurzaamheidsklasse III en sterkteklasse II.
Waardeklasse IV. Houtsoorten van duurzaamheidsklasse IV en sterkteklasse III en IV.
Waardeklasse V. Houtsoorten van duurzaamheidsklasse V en sterkteklasse III - V.
Het komt soms voor, dat houtsoorten zich niet zonder meer in bovengenoemde waardeklassen laten indelen, hetzij doordat de duurzaamheid hoger is dan met de sterkte overeenkomt of omgekeerd. Indien het eerste het geval is, wordt de waardeklasse één klasse lager gesteld, dan door de duurzaamheid wordt aangegeven. Indien daarentegen de sterkte en daarbij ook de hardheid, aanzienlijk groter en de bewerkbaarheid dus veel moeilijker is, dan in de waardeklasse is toegelaten, dan verliest zulk hout vrijwel al zijn praktische waarde als timmerhout en zou dientengevolge in klasse V moeten worden ondergebracht.
De waardeklassen werden door Dr. Pfeiffer speciaal voor de tropen ontworpen. Voor de waardering van de waardeklasse is daarbij van de meest ongunstige conditie uitgegaan, n.l. bij een voortdurend contact met de vochtige bodem in de tropen. Zoals reeds bij de beschrijving van de duurzaamheidsklassen tot uiting komt is de levensduur der houtsoorten in een gematigd klimaat belangrijk groter. Voor de tropen zijn de houtsoorten van de waardeklassen I en II geschikt voor
| |
| |
zware constructies welke voortdurend in contact zijn met de vochtige gronden en of in weer en wind blootgesteld. De houtsoorten der waardeklasse III voor dezelfde doeleinden doch onderdak en niet in contact met vochtige grond. Die der klasse IV zijn geschikt voor licht constructiewerk onderdak, terwijl de houtsoorten van klasse V voor permanent werk niet in aanmerking komen.
Alvorens over te gaan tot bespreking van de verschillende soorten is het noodzakelijk te wijzen op een juiste behandeling van het hout bij verwerking, die speciale verzorging vereist. Hout is geen homogene stof, het is afkomstig van een levend organisme. Dit organisme is opgebouwd uit cellen, n.l. de houtvaten, houtvezels, parenchym en mergstralen, soms gomhars of melksapkanalen, waarvan de rangschikking van belang is voor de herkenning van de verschillende soorten, terwijl ieder van deze elementen een andere functie in het organisme heeft. Zo dienen de houtvezels voornamelijk voor het geven van stevigheid, het parenchym en de mergstralen voor opslag van reserve voedsel en de houtvaten voor het watertransport. Geweldige hoeveelheden water moeten in de boom door de stam naar de kroon getransporteerd worden, om daar in de bladeren het voedsel voor de boom te vormen, waardoor deze in stand blijft en verder kan groeien.
Als nu de boom geveld wordt bevinden zich in de stam grote hoeveelheden water, wat geleidelijk uit het hout moet verdampen, wil het hout met succes later in welke verwerkte vorm dan ook voor een of ander gebruiksdoel aangewend kunnen worden.
Het is aan deze droging van het hout waar de aandacht aan moet worden besteed en wat helaas maar al te vaak over het hoofd wordt gezien. Het gevolg is dan werken en scheuren van het hout en het hout heet dan niet goed te zijn. Men eist maar al te vaak van het hout dat het onmiddellijk na de verzaging dadelijk gebruikt kan worden, maar aan een dergelijke eis zal geen enkele houtsoort kunnen voldoen. De verzaging wordt bovendien te veel gericht op het vervaardigen van lange brede planken. Door het werken op minder grote lengten en smallere breedten zal het rendement gunstiger worden terwijl dan ook de planken minder aan trek en scheuren onderhevig zullen zijn. Welk hout dan ook eist een zorgvuldige en geleidelijke uitdroging, op stapel onder afdak of op kunstmatige wijze, waardoor trekken en scheuren verminderd worden en na selectie een belangrijk beter product verkregen wordt, dat tegen veel meer bestand is dan niet gedroogd hout. Bovendien wordt een belangrijke afname van het gewicht verkregen hetgeen vooral voor de export van belang is.
De lichtere en zachte houtsoorten drogen sneller uit dan de hardere en zware soorten. Bij de lichtere, zachte soorten treden nog andere ongunstige omstandigheden op nl. de schimmelaantasting en boordervraat van de zg. nathoutboorders, indien geen droging plaats vindt. Het is dan voor deze soorten ook gewenst om naast een zorgvuldige droging behandeling toe te passen met chemicaliën die schimmel en/of boorderaantasting voorkomen. Bij de zwaardere, harde houtsoorten heeft in het algemeen geen schimmelaantasting plaats mits het hout goed gedroogd wordt.
In het onderstaande is een uiteenzetting opgenomen op welke wijze goed ge- | |
| |
droogd hout is te krijgen en voor de zachtere, lichtere houtsoorten de schimmelaantasting kan worden voorkomen.
| |
Maatregelen te nemen voor droging van hout en ter voorkoming van schimmelaantasting.
Ter voorkoming van schimmelaantasting op hout, is het noodzakelijk dat het hout onmiddellijk na het zagen:
1e. | behandeld wordt met één van de in de handel verkrijgbare chemicaliën, die de schimmel in het beginstadium van de aantasting doden. |
2e. | dat het hout daarna op deugdelijke wijze wordt opgeslagen, teneinde een goede droging van het hout te bewerkstelligen. |
Door de behandeling met het chemische middel wordt op het hout een dunne laag gevormd, waardoor de kiemen van de schimmels worden gedood. De dodende werking van deze laag moet van effect blijven, totdat het hout voldoende droog is.
Ter verkrijging van een goed resultaat dient zowel de behandeling met het chemische middel, als het drogen van het hout plaats te vinden.
| |
Behandeling met chemicalien.
Na het zagen dient het hout gedrenkt te worden in een oplossing van het chemische middel. Dit z.g. ‘dippen’ dient onmiddellijk na het zagen te geschieden. Een enkele dag wachten met dippen kan reeds funeste gevolgen hebben. In die tijd kan n.l. de schimmel reeds zo diep in het hout gedrongen zijn, dat latere ontsmetting geen resultaat meer geeft.
Er dient op gelet te worden, dat het dipvat voldoende vloeistof bevat, zodat de planken geheel worden ondergedompeld.
Het in het dipvat opgehoopte zaagsel dient ten minste dagelijks verwijderd te worden, opdat de dipoplossing niet verontreinigd wordt. Indien het dipvat niet onder afdak is opgesteld, moet ervoor gezorgd worden, dat door de regen de oplossing niet zodanig verdund wordt, dat de vergiftigende werking verloren gaat. Volgens voorschrift dient de dipoplossing regelmatig ververst te worden.
De hier bedoelde chemicaliën zijn middelen, die dus de schimmelaantasting voorkomen, ze kunnen tezamen worden gebruikt met die chemische middelen, die worden aangewend ter voorkoming van boorderaantasting. Bij behandeling van ‘wit’ hout verdient het echter aanbeveling voor het laatste een zodanig middel te kiezen, dat geen verkleuring van het hout wordt veroorzaakt.
| |
Opslag van hout.
Het vers gedipte hout dient onder afdak te worden opgeslagen teneinde:
1e. | te voorkomen, dat door de regen het dipmiddel wordt weggespoeld. |
2e. | het hout geleidelijk te laten uitdrogen. |
De stapeling van het hout dient met zorg, gesorteerd naar lengte, te geschieden. Het gestapelde hout dient aan de kopeinde voorzien te worden van een hout- | |
| |
afdekmiddel, waardoor een te snelle uitdroging en daardoor scheuren wordt voorkomen.
In bijlage dezes zijn enige type tekeningen aangegeven voor het winddroog stapelen van bezaagd hout, afhankelijk van de grondgesteldheid, een meer of minder permanente opzet en de ervoor te besteden kosten.
Er dient op gelet te worden dat:
1e. | de stapelingen op zodanige plaatsen worden opgesteld, dat de heersende winden zoveel mogelijk benut worden. |
2e. | afhankelijk van de ligging van het terrein in verband met de afwatering, de onderbouw meer of minder hoog zal moeten zijn. Onder de stapeling moet alle onkruidgroei verwijderd worden, opdat een vrije luchtcirculatie mogelijk is; |
3e. | in de stapeling zelf moet voldoende luchtcirculatie zijn om uitdroging mogelijk te maken. De tussenlatten moeten van voldoende dikte zijn, terwijl deze van te voren behandeld en gedroogd moeten zijn. In de natte tijd zal naar verhouding ruimer gestapeld dienen te worden dan in de droge tijd. |
Regelmatig zal contrôle op de stapeling moeten plaats vinden, om waar door regenen, lekken van het dak e.d. aantasting optreedt, onmiddellijk te kunnen ingrijpen, teneinde erger te voorkomen.
Afhankelijk van de zwaarte van het hout op stapel, de opstelling ten opzichte van de heersende wind, zullen in de natte of droge tijd de lichtere houtsoorten na 4 à 5 respectievelijk 2 à 3 maanden, zodanig uitgedroogd zijn, dat geen schimmelaantasting meer optreedt, mits het hout ook bij de verdere bewerking tegen vocht wordt beschermd. Voor de zwaardere, harde houtsoorten, kan de behandeling met chemicaliën over het algemeen vervallen en dient men alleen voor een goede opslag te zorgen. Afhankelijk van de laatst genoemde omstandigheden kan men voor deze soorten bij droging op stapel na 6 - 8 maanden een goed resultaat verwachten.
| |
Houtsoorten.
Anaura:
Botanische naam: |
Licania spec. div. |
Familie: |
Rosaceae |
|
S.G. 0.92-0.99 |
Een zware en harde houtsoort, met een breed, roodachtig grijsbruin spinthout en iets donkerder gekleurd kernhout. Het hout is zeer sterk (klasse I), doch nogal aan splijten onderhevig. De duurzaamheid is vermoedelijk groot of matig groot (vermoedelijk klasse II en III). Het is moeilijk in de bewerking, ten gevolge van het hoge kiezelzuurgehalte, dat het bestand maakt tegen paalworm.
Ook andere vertegenwoordigers van de familie der Rosaceae die nauw verwant zijn met Anaura zijn door een voldoend gehalte aan kiezerzuur bestand tegen paalworm zoals b.v. Foengoe (Hirtella spec.) en Kwepie (Licania spec.). Enige
| |
| |
van de Licania soorten worden plaatselijk ook Anaura genoemd, en komen wat hun eigenschappen betreft zeer dicht te staan bij de bovengenoemde Anaura soort.
Het hout is in betrekkelijk kleine afmetingen te krijgen, waardoor het slechts in aanmerking komt voor de uitvoering van kleinere werken. Als zodanig kan het gebruikt worden voor beschoeiingen en onderbouw bruggen in gebieden waar paalworm aantasting voorkomt. Verder wordt het wel gebruikt voor stijlen van kleinere huizen terwijl het ook voor parket geschikt is.
| |
Aratta:
Botanische naam: |
Minquartia guyanensis Aubl. |
Familie: |
Olacaceae. |
|
S.G. 0.95-1.07. |
Een zeer zware, zeer harde en sterke houtsoort. Het kernhout is grijsbruin, het spinthout vaalbruin met vrij grote, vuilgele strepen en vlekken. Het hout is warrig van draad doordat de stam tal van grote, diepe groeigaten heeft, waardoor het niet mogelijk is gave houtwerken te verkrijgen. Kernhout is sterk en duurzaam (waardeklasse II) en bestand tegen houtluizen.
Het wordt gebruikt voor telefoon- en omheiningspalen, die zeer lang mee gaan, terwijl het ook als neuten voor kleinere huizen gebruikt wordt. Ook worden er handspaken en stelen van bijlen van gemaakt.
| |
Baboen:
Botanische naam: |
Virola Surinamensis warb. en V. Mycetis Pulle. |
Familie: |
Myristicaceae. |
|
S.G. - 0.45 |
Een lichte zachte houtsoort zonder duidelijk kernhout. Het is witgrijs, soms roodbruin van kleur. Voor bouwhout is het weinig duurzaam en te broos (klasse IV-V) en wordt, indien niet de nodige voorzorgsmaatregelen worden getroffen, door insecten en schimmels aangetast. V. Mycetis (S.G. 0.60-0.65) iets zwaarder en van een iets sterkere kwaliteit dan Surinamensis.
Voor fundaties beneden de waterlijn houdt het zich goed en werd daarom wel als fundering van sluizen gebruikt.
Bekendheid heeft baboen verkregen wegens zijn uitstekende geschiktheid voor het maken van triplex en wordt voor dit doel het meest verwerkt.
Verder vindt het soms voor export ook een goede markt als zaaghout mits goed gedroogd, waarbij met kiln. droging de beste resultaten worden verkregen. Het droge, gezaagde hout wordt voornamelijk verwerkt voor eenvoudig meubelwerk, kisten en kratten.
| |
Basra locus:
Botanische naam: |
Dicorynia paraensis Bth. |
Familie: |
Laguminosae. |
|
S.G. 0.7-0.95 |
| |
| |
Een zware, vrij harde houtsoort met grijs gekleurd spint en bruingrijs kernhout. Het hout vertoont variaties in dichtheid, fijnheid van nerf en kleur. Het hout is sterk (klasse II) en duurzaam (klasse I-II).
Het heeft vooral zijn bekendheid gekregen door zijn bestandheid tegen paalworm aantasting, als gevolg van het gehalte van kiezellichaampjes in het hout. Het percentage ligt gemiddeld op 0.8-1% hetgeen hoog genoeg is om de paalwormaantasting te voorkomen en laag genoeg om nog behoorlijk verwerkt te kunnen worden. Een enkele maal komt een boom voor met een lager kiezelzuurgehalte o.a. bekend als witte Basra Locus. Het hout wordt in de eerste plaats gebruikt als palen voor waterbouwkundige doeleinden, maar vindt algemene toepassing voor andere constructie doeleinden. Ook als duigen voor speciale vaten is het geschikt.
| |
Bebe:
Botanische naam: |
Pterocarpus Draco Linn. en P. Rhorii Vahl. |
Familie: |
Leguminosae. |
|
S.G. 0.4-0.45 |
Een lichte en zeer zachte houtsoort van geelachtig witte of vuilwitte kleur. Het hout is weinig sterk. P. Rhorii of Hoogland Bébé, die ook in wat zwaardere afmetingen te krijgen is, is van betere kwaliteit dan P. Draco of Water Bébé, die over het algemeen van geringe afmetingen is. Het hout is weinig duurzaam en niet voor bouwdoeleinden geschikt.
Voor goedkoper timmerwerk wordt het wel gebruikt ook omdat het gemakkelijker bewerkbaar is. Door de vissers wordt het wel gebruikt ter vervanging van kurk voornamelijk de wortels. Eveneens kan het gebruikt worden voor kisten en eenvoudige huishoudelijke voorwerpen.
| |
Bolletrie:
Botanische naam: |
Manilkara bidentata (A.D.C.) Chev. |
Familie: |
Sapotaceae; |
|
S.G. 0.96-1.09 |
Zeer zware, zeer harde houtsoort met roodbruin kernhout, in vers gekapte toestand met een levendige rode vleeskleur die op den duur donkerder wordt.
Het hout heeft uitstekende technische eigenschappen, is zeer sterk (klasse I) en zeer duurzaam (klasse I) en gemakkelijk te bewerken. Behalve dat het daarom uitstekend geschikt is voor bouwhout, vindt het ook veel toepassing voor het maken van allerlei gereedschappen en luxe artikelen als biljarts, strijkstokken e.d. Voor waterbouwkundige doeleinden komt het in aanmerking voor paalworm vrije gebieden. Eveneens is het geschikt voor brugdekken, dwarsliggers, vloeren en straatblokjes.
Vervalsing van Bolletrie vindt wel plaats door Bastaard Bolletrie of Merie (Botanische naam: Humiria floribunda Mart. Familie: Humiriaceae);
| |
| |
Dit is eveneens een zware, harde houtsoort met donker bruinrood kernhout. Het wordt gebruikt voor bouw en constructie doeleinden maar staat in technische eigenschappen en in duurzaamheid iets ten achter bij Bolletrie. Het is gemakkelijk te bewerken.
| |
Bostamarinde:
Botanische naam: |
Marmaroxylon racemosum (Ducke) Killih. |
Familie: |
Leguminosae. |
|
S.G. 1.04-1.06 |
Een zware, dichte en harde houtsoort. Het is helder bruingeel van kleur en brede, met soms grillig verlopende donkerbruine banden in het kernhout.
Het hout is sterk en duurzaam. Het fraai getekende hout wordt graag als zeer bijzonder meubelhout gebruikt.
Het is in geen grote hoeveelheden te krijgen en geeft bij verzaging een gering rendement. Ook voor betimmeringen wordt het wel aangewend.
Sterkte klasse I. Duurzaamheidsklasse II. Waardeklasse II.
| |
Bruinhart:
Botanische naam: |
Vouacapoua Aubl. |
Familie: |
Leguminosae. |
|
S.G. 0.87-0.97 |
Een zware, harde houtsoort met donkerbruin kernhout met fijne, lichtbruine lijntjes, waardoor het fraai getekend is. Het laat zich gemakkelijk bewerken en wordt als een van de beste houtsoorten ter wereld beschouwd. Het is voor alle mogelijke doeleinden te gebruiken, vooral ook omdat het zeer weinig trekt en werkt. Het is zeer deugdzaam in weer en wind (Waardeklasse I) en uitstekend geschikt voor brugdekken met zwaar verkeer. Door zijn betrekkelijke schaarste en kostbaarheid wordt het voornamelijk gebruikt voor meubelen, betimmeringen, e.d. Ook voor parketvloeren is het geschikt.
Voor vervalsing van Bruinhart wordt wel Zwarte Kabbes gebruikt.
| |
Berg-Gronfoloe:
Botanische naam: |
Qualea albiflora Warm. |
Familie: |
Vochysaceae. |
|
S.G. 0.65-0.78 |
Het kernhout heeft een grijze tot lichtbruine kleur. Het is tamelijk hard en zwaar. Het staat dicht bij de andere Kwarie soorten, waarmee het gemakkelijk kan worden verward, het is over het algemeen echter wat zwaarder dan deze en van betere kwaliteit. Het hoort in de sterkteklasse II, duurzaamheidsklasse II-III en waardeklasse II-III. Het komt in aanmerking voor palen in paalworm vrij gebied en kan algemeen als constructiehout gebruikt worden. De Berg - Gronfoloe komt vrij schaars voor en is van betere kwaliteit dan de gewone Gronfoloe (zie onder Kwarie soorten).
| |
| |
| |
Ceder:
Botanische naam: |
Cedrela odorata Linn. |
Familie: |
Meliaceae. |
|
S.G. 0.42-0.63 |
Een vrij lichte houtsoort met geelachtig gekleurd spint en roodachtig bruin kernhout. Door de aanwezigheid van aetherische olie in het hout, wordt het in droge toestand zelden door houtboorders aangetast, waarom het veel gebruikt wordt voor kasten, sigarenkistjes e.d. Verder wordt het graag gebruikt voor binnen betimmeringen, meubels en overal waar een lichte, goed bewerkbare en weinig werkende houtsoort wordt gevraagd.
Sterkteklasse III. Duurzaamheidsklasse III-IV. Waardeklasse III.
| |
Djedoe:
Botanische naam: |
Selerobium spec. div. |
Familie: |
Leguminosae. |
|
S.G. 0.4-0.65 |
Twee soorten worden onderscheiden, de witte en rode Djedoe of Djakidji. De eerste is grijs van kleur, de tweede heeft een lichtrose spint en een iets donkerder rose kernhout.
Beide soorten zijn licht, weinig duurzaam en sterk. Voor constructie doeleinden komt het niet in aanmerking. Het komt voornamelijk in aanmerking voor eenvoudige binnen betimmeringen en grove pakkisten. Als ondergrondse fundering schijnt het langere tijd mee te gaan. Het wordt veel gebruikt als vlothout, voor transport van zwaardere houtsoorten en heeft daarom als zodanig een belangrijke waarde bij de bosexploitatie.
| |
Gobaja:
Botanische naam: |
Jacaranda copaia D. Don. |
Familie: |
Bignoniaceae. |
|
S.G. 0.41-0.46 |
Het hout is zacht en licht met een geelwitte kleur. Het is weinig sterk en duurzaam en komt niet in aanmerking voor constructie doeleinden. Het is gemakkelijk te bewerken en kan daarom gebruikt worden voor fabricatie van eenvoudige gebruiksvoorwerpen, eenvoudig meubelwerk, kisten e.d. Gobaja wordt wel gebruikt ter vervalsing van Soemaroepa.
| |
Groenhart:
Botanische naam: |
Tabebuia seratifolia Nickols. |
Familie: |
Bignoniaceae. |
|
S.G. 1.00-1.15 |
| |
| |
Het is een buitengewoon zware harde houtsoort met groenbruin kernhout. Het is buitengewoon sterk en duurzaam (Waardeklasse I), zeer veerkrachtig en taai, maar lastig te bewerken. Voor constructies waar een bijzondere sterkte en grote duurzaamheid wordt geëist is het zeer geschikt.
Het is minder bestand tegen paalworm dan Demerara Groenhart (Botanische naam Nectandra rodioei R.R., Familie: Lauraceae), maar overtreft overigens deze houtsoort in tal van opzichten.
Voor tal van speciale doeleinden wordt het gebruikt als handbogen, hengelstokken, houten kamraderen e.d.
Met de naam van Groenhart worden soms ook wel een tweetal andere houtsoorten betiteld, die echter minderwaardige soorten zijn n.l. Watra-Green en Makka Groenhart, de laatste is zeer warrig van draad.
| |
Ijzerhart:
Botanische naam: |
Swartzia spec. div. |
Familie: |
Leguminosae. |
|
S.G. 1.05-1.28 |
Een zeer zware harde houtsoort met een zwart, meestal gevlamd kernhout. Het hout is sterk maar bros. Door de grote hardheid, splijtbaarheid en de grote moeilijkheid om te spijkeren, komt het slechts voor speciale doeleinden in aanmerking, zoals b.v. draaiwerk. Het dient wel als vervanger van pokhout. Ten nauwste met deze eigenschappen is verwant Gandoe dat tot hetzelfde geslacht en familie behoort en waarvan het kernhout bruin van kleur is. Dicht bij IJzerhart staat ook de Savanne Kasjoe, vooral als dit wat ouder is geworden.
| |
Jan Snijder:
Botanische naam: |
Pouteria guyanensis Aubl. |
Familie: |
Sapotaceae. |
|
S.G. 1.09-1.14 |
Een harde, zeer zware houtsoort met roodbruin gevlamd kernhout en geelbruin spint. Het hout is sterk (klasse I) en duurzaam (klasse I). Het kernhout heeft over het algemeen geringe afmeting. Het is goed te bewerken en levert een fraai meubelhout. Het hout bevat ook kiezelzuur.
| |
Kaneelhart:
Botanische naam: |
Acrodiclidium canella Mez. |
Familie: |
Lauraceae. |
|
S.G. 0.95-1.05 |
Een zeer harde en zware houtsoort met een koffiebruin gekleurd kernhout en is vrij bros. Het hout is zeer duurzaam en sterk (Waardeklasse I). Het komt zeer weinig voor en wordt daarom voornamelijk gebruikt voor luxe meubelen en draaiwerk.
| |
| |
| |
Konatepie:
Botanische naam: |
Platymiscum spec. |
Familie: |
Leguminosae. |
|
S.G. 0.93-1.10 |
Het is een zware, zeer harde houtsoort met een roodbruin veelal gestreept en gevlamd kernhout.
Het is zeer duurzaam en sterk (waardeklasse I). Daar het zeer weinig scheurt en werkt wordt het voor huizenbouw en meubelhout gaarne gebruikt. Vooral voor dit laatste vanwege tekening en glans. Om dezelfde reden is het ook in trek voor meer luxe artikelen en draaiwerk.
Voor funderingen onder de grond, gordingen en onderbouw van bruggen is het ook zeer geschikt. Het wordt betrekkelijk schaars aangetroffen.
| |
Krappa:
Botanische naam: |
Carapa Spec. div. |
Familie: |
Meliaceae. |
|
S.G. 0.4-0.75 |
Krappa is een matig zware en matig harde houtsoort met roodbruin kernhout en bruinachtig grijs spint. Het S.G. kan vrij sterk wisselen in verband met de soort en tengevolge van de groeiplaats. Op lage vochtige gronden gegroeide krappa is lichter in S.G. en kleur, dan krappa van hogere gronden. De laatste is de beste soort. Het behoort tot dezelfde familie als Mahonie (Swietenia macrophylla King of S. mahogeni Linn) en wordt ook wel Surinaams Mahonie genoemd.
Het is in Brits Guyana de meest gebruikte houtsoort voor de huizenbouw. In Suriname wordt het het meest in Nickerie gebruikt voor het zelfde doel. Het behoort tot sterkteklasse II en is vrij duurzaam. Het laat zich gemakkelijk bewerken en wordt ook veel gebruikt in de meubel industrie. Is geschikt om te schillen, is echter moeilijk te krijgen in zware afmetingen.
| |
Kopie:
Botanische naam: |
Goupia glabra Aubl. |
Familie: |
Celastraceae. |
|
S.G. 0.85-0.94 |
Een zware, harde houtsoort met roodbruin kernhout en lichter gekleurd spint. Het hout is sterk en vrij duurzaam. Kern- en spinthout kunnen beiden gebruikt worden.
Het is in Suriname de meest gebruikte houtsoort in de woningbouw speciaal voor buitenomwandingen. Ook voor meubels wordt het gebruikt. Vers gezaagd heeft het hout een onaangename geur, die echter verdwijnt als het hout goed gedroogd is.
| |
| |
| |
Kromantie kopie:
Botanische naam: |
Aspidosperma Woodsonianum Mkgr. |
Familie: |
Apocynaceae. |
|
S.G. 0.80-1.00 |
Een vrij zware, harde houtsoort met oranjegeel kernhout en grijsbruin spint. Het hout is sterk en taai met matige duurzaamheid (sterkteklasse I, duurzaamheidsklasse II-III). Geschikt voor constructie doeleinden binnenshuis en voor spaken en velgen van wagens. Waar het vrij spaarzaam voorkomt en mede door zijn fraaie glans wordt het vnl. als meubelhout gebruikt.
Het wordt ook wel verwart met pakoelie.
| |
Kwarie soorten:
Botanische naam: |
Vochysia en Qualia Spec. |
Familie: |
Vochysiaceae. |
Het hout dat tot deze soorten behoort is gewoonlijk rose rood tot geelachtig bruin.
De belangrijkste soorten die hiertoe behoren zijn:
Wane kwarie: Vochysia densiflora Warm. S.G. 0.60.
Rode kwarie: Vochysia guianensis Aubl. S.G. 0.62-0.74.
Wiswis-kwarie: Qualea Dinzii Duche. S.G. 0.66-0.70.
Gronfoloe: Qualea coerulea Aubl. S.G. 0.61.
Hiervan zijn de beste houtsoorten Gronfoloes en Wane kwarie, waarvan de Gronfoeloe weer iets beter is dan de Wane kwarie. Wat sterkte betreft kunnen zijn gerekend worden tot klasse II-III en duurzaamheid tot klasse III-IV. Het is geschikt voor huizenbouw, ook voor buitenomwandingen, mits goed gedroogd.
De andere kwarie soorten dienen een halve klasse lager gerangschikt te worden, maar vinden ondanks het vrij veelvuldig voorkomen nog weinig toepassing. Ook hier speelt het uitdrogen van het hout alvorens tot aanwending over te gaan, de belangrijkste rol.
| |
Laksiri:
Botanische naam: |
Caraipa densifolia. |
Familie: |
Guttiferae. |
|
S.G. 0.40 |
Een matig harde zware houtsoort, van geelbruine kleur. Het hout is sterk en vrij duurzaam. Is geschikt voor constructies onder dak, ook voor vloeren en parket. Het hout heeft veel overeenkomst met Wane, is echter fijner van draad. Het komt vrij schaars voor.
| |
Letterhout:
Botanische naam: |
Piratinera spec. div. |
Familie: |
Moraceae. |
|
S.G. 0.95-1.33 |
| |
| |
Een buitengewoon zware en harde houtsoort. Het kernhout is donker roodbruin met grillig gevormde donkere vlekken. Er komen verschillende soorten, waarvan de grovere en fijnere gespikkelde soorten het z.g. Manletterhout, de meest waardevolle zijn. Het kernhout maakt slechts een klein gedeelte van de stam uit. Het brede, licht gekleurde spinthout heeft geen waarde.
Het hout is zeer duurzaam en sterk. Het wordt door zijn fraaie glans en tekening voornamelijk gebruikt voor luxe voorwerpen en voor fijn, kostbaar meubelwerk.
| |
Locus: (rode):
Botanische naam: |
Hymenaea Courbaril Linn. |
Familie: |
Leguminosae. |
|
S.G. 0.88-0.96 |
Een zware, harde houtsoort met roodbruin kernhout en licht grijsbruin spint. Het hout is sterk (Klasse I-II) en vrij duurzaam (Klasse II). Het hout scheurt en werkt weinig. Het wordt gebruikt voor meubels, binnenbetimmering. Doordat het weinig werkt is het ook uitstekend gebleken voor scheepsdekken, ten opzichte van taak dekken is gebleken dat het wat slijtage betreft beter voldoet, alleen in natte toestand is het dek gladder.
Door de bosbewoners wordt het ook graag gebruikt voor het maken van corjalen.
| |
Mamberklak:
Botanische naam: |
Eschweiler longipes Miers. |
Familie: |
Lecythidaceae. |
|
S.G. 0.98-1.14 |
Een zeer zware, harde houtsoort met lichtgrijs gekleurd spint en grijsbruin kernhout, terwijl het grootste deel het daar tussen ingelegen rijphout is van bruinachtig grijze kleur. Het hout is sterk (klasse I) en duurzaam (klasse II) en bijzonder taai. Het hout splijt gemakkelijk in radiale en tangentiale richting. Het hout is moeilijk te bewerken door het hoog gehalte aan kiezelzuur, waaraan het ook zijn bestandheid tegen paalworm ontleent. In het rijp hout zijn de houtvaten reeds door thyllen verstopt, maar de parenchym e.a. cellen zijn nog niet afgestorven.
Indien de palen te lang in opslag blijven liggen, wordt daardoor schimmelaantasting bevordert. Eenmaal verwerkt, blijven de palen goed, mits de kop wordt afgedekt om inwatering te voorkomen. Door het hoog kiezelzuurgehalte is het volkomen tegen paalworm bestand. Het is niet in zulke zware afmetingen verkrijgbaar als Basra Locus en wordt voornamelijk als deze voor palen in de waterbouw gebruikt. Door zijn moeilijke bewerkbaarheid vindt het voor sluizen e.d. geen toepassing. Vervalsing bij Mamberklak vindt plaats door Oemabarklak, die een lichtere meer roodachtige rose kleur van het hout heeft en door andere Barklak soorten, die van kleur donkerder zijn dan Mamberklak. Deze soorten hebben echter geen kiezelzuur en zijn dus niet paalworm bestendig.
| |
| |
| |
Mangro:
Botanische naam: |
Rhizophora Mangle Linn. |
Familie: |
Rhizophoraceae. |
|
S.G. 0.88-0.94 |
Een zware, zeer harde houtsoort met roodbruin kernhout en lichter gekleurd spint. Het hout is sterk (klasse I) maar aan scheuren en trekken onderhevig. De duurzaamheid is minder (klasse III). Het is geschikt voor beschoeiingen in paalworm vrij gebied, stijlen en schoren en voor dwarsliggers. Het is verder uitstekend geschikt voor brandhout door zijn hoge verbrandingswaarde en voor houtskool.
| |
Mappa:
Botanische naam: |
Macoubea guyanensis Aubl. |
Familie: |
Apocynaceae. |
|
S.G. 0.35-0.50 |
Een lichte, slechte houtsoort met lichtgeel gekleurd hout. Het hout is weinig sterk (klasse IV) en heeft een geringe duurzaamheid (klasse IV-V). Geschikt voor kisten hout e.d. Is ook geschikt om te schillen, komt echter verspreid voor.
| |
Matakkie:
Botanische naam: |
Symphonia globulifera Linn. |
Familie: |
Guttiferae. |
|
S.G. 0.68-0.75 |
Een matig zware en matig harde houtsoort met wit geelachtig spint en geelachtig bruin kernhout. Het hout is sterk (klasse II) en matig duurzaam (klasse II-III). Het is vooral uitstekend geschikt gebleken voor dwarsliggers in de gematigde luchtstreken. Verder voor vloeren en voor speciale vaten.
| |
Mierenhout:
Botanische naam: |
Triplaris Surinamensis Cham. |
Familie: |
Polygonaceae. |
|
S.G. 0.50 |
Mierenhout is een vrij licht, grijsbruin hout. Het hout is recht van draad, gemakkelijk te bewerken, niet zeer duurzaam en betrekkelijk sterk. Het is taai en veerkrachtig en wordt over het algemeen niet gemakkelijk door insecten aangetast. Het hout is niet in zware afmetingen te krijgen en is geschikt voor kratten en planken, niet aan weer en wind blootgesteld en voor hulpstelling bij steigers e.d.
| |
Mora:
Botanische naam: |
Mora excelsa Baill. en Bth. |
Familie: |
Leguminoseae. |
|
S.G. 0.97. |
| |
| |
Een zware, harde houtsoort met roodbruin kernhout waardoor lichtgekleurde banden lopen en met wit of lichtgrijs gekleurd waardeloos spinthout. Het hout is sterk en wordt wat duurzaamheid betreft gerekend tot klasse II-III. Er worden twee variëteiten onderscheiden n.l. een rode en witte waarvan de eerste de beste is.
In Brits Guyana wordt het naast Krappa hout veel gebruikt voor huizenbouw. In Suriname wordt het practisch nog niet gebruikt, behalve nu en dan voor export dwarsliggers. Als paalhout wordt het wat betreft duurzaamheid en brosheid een klasse hoger gewaardeerd dan eikenhout. Bij zwaardere afmetingen moet terdege op houtgebreken worden gelet. Voor palen van steigers e.d. en beschoeiingen in gebieden vrij van paalworm heeft het uitstekend voldaan.
| |
Morabukea:
Botanische naam: |
Didymopanax morototoni. |
Familie: |
Araliaceae. |
|
S.G. 0.50. |
Een lichte vrij zachte houtsoort, die op Soemaroeba gelijkt, is echter minder bros. Het wordt voornamelijk gebruikt in de lucifersfabricatie voor het maken van stokjes. Ook geschikt voor binnenbetimmeringen en kisten.
| |
Pakoeli:
Botanische naam: |
Platonia insignis Mart. |
Familie: |
Guttiferae. |
|
S.G. 0.73-0.86. |
Een vrij zware, harde houtsoort met geelachtig spint en bruingeel kernhout met donkere vlammen.
Het hout is sterk (klasse II), taai en duurzaam (klasse II), scheurt niet gemakkelijk en laat zich goed bewerken. Het is voor bouwdoeleinden goed geschikt, verder voor dwarsliggers, terwijl het ook voor het maken van meubels en draaiwerk gebruikt wordt.
| |
Parelhout:
Botanische naam: |
Aspidosperma nitidum Bth. |
Familie: |
Apocynaceae. |
|
S.G. 0.88-0.96. |
Een harde, zware houtsoort van geelachtige kleur. Het hout is sterk (klasse I), taai en splintert niet licht. Ook de duurzaamheid is vrij groot (klasse II - III). Als gevolg van de grillige stamvorm, door de abnormale diktegroei kan het hout slechts voor enkele doeleinden aangewend worden, zoals voor parels (pagaaien), handvaten en allerlei gebruiksvoorwerpen.
| |
Parwa:
Botanische naam: |
Avicennia nitida Jacq. |
Familie: |
Verbenaceae. |
|
S.G. 0.84. |
| |
| |
Een zware, harde houtsoort met een vrij kleine bruingekleurde kern, terwijl het overige hout een lichtpaars-grijze tint heeft. In het hout komt in concentrische kringen ingesloten bast voor. Het hout is sterk (klasse II). Het is geschikt als fundering onder water en als brandhout. Er komt ook een variëteit voor met lichter gekleurd hout de z.g. witte Parwa, die geringe waarde heeft.
| |
Plokonie of Prokonie:
Botanische naam: |
Inga spec. div. |
Familie: |
Leguminosae. |
|
S.G. 0.60-0.66. |
Een matig, harde en zware houtsoort met roodbruin-grijsachtig kernhout en lichter gekleurd spint. Het hout is vrij sterk (klasse II - III), doch weinig duurzaam. Het is geschikt voor constructies onder kap en eenvoudig meubelwerk. Een bezwaar is dat het gemakkelijk door witte mieren wordt aangetast. Het wordt wel als vervalsing van Basra-Locus aangeboden.
| |
Possentrie:
Botanische naam: |
Hura crepitans Linn. |
Familie: |
Euphorbiceae. |
|
S.G. 0.34-0.45 |
Possentrie is een lichte, zachte houtsoort dat wit soms geelwit, soms donkerder gekleurd hout heeft. Het heeft voor een lichte houtsoort betrekkelijk goede eigenschappen (sterkteklasse IV en duurzaamheidsklasse IV).
Het hout is gemakkelijk te bewerken, de witte soort is bij het zagen vrij vezelig. De donkere soorten kunnen in de huizenbouw voor allerlei doeleinden geschikt, tot vrij geschikt gebruikt worden. De geelachtige soorten worden vooral de laatste tijd voor meubels graag gebruikt. De witte soort is ook uitstekend geschikt voor het maken van kratten.
| |
Pisie:
Botanische naam: |
Nectandra spec. div. |
Familie: |
Lauraceae. |
|
S.G. 0.41-1.02 |
Onder deze naam vallen enige zeer verwante soorten met zeer dicht bij elkaar liggende eigenschappen. Er is variatie in deze soorten van hard naar zacht en zwaar naar licht. De harde zware soort is het beste geschikt voor gebruik bij huizenbouw voor constructiedoeleinden gebruikt, is duurzaam en wordt tot sterkteklasse I-II gerekend.
Naast Kopie is het in Suriname de meest gebruikte soort voor huizenbouw en bij de botenmakerij. Ook voor het maken van meubels wordt het gebruikt.
| |
Pritijari:
Botanische naam: |
Fagara spec. div. |
Familie: |
Rutaceae. |
|
S.G. 0.42-0.61 |
| |
| |
Een matig zware en harde houtsoort. De kleur van het kernhout is bij de verschillende soorten variërend van licht naar donker groenachtig-geel. Het hout heeft een zeer fraaie glans. Onder inwerking van het licht wordt het geleidelijk donkerder. Het hout is sterk (klasse II) en vrij duurzaam (klasse II). Het is taai en veerkrachtig, scheurt en werkt weinig. Het is moeilijk te krijgen en wordt door zijn fraaie glans en gemakkelijke bewerkbaarheid graag als meubelhout gebruikt.
| |
Purperhart:
Botanische naam: |
Peltogyne pubescens. |
Familie: |
Leguminosae. |
|
S.G. 0.85-1.07 |
Een zware, harde houtsoort met roodpaars kernhout, dat aan de lucht en licht geleidelijk in een fraaie donkerbruine tint overgaat.
Het hout is sterk (klasse II) en duurzaam (klasse II), is echter minder bestand tegen houtluizen (witte mieren). Het hout is geschikt voor de huizenbouw en bij constructie van wagens. Wegens zijn fraaie kleur is het ook veel gezocht als meubelhout en voor draai- en snijwerk.
Er komen enige variëteiten van Purperhart voor, waar van het Lasten de bekendste is. Deze heeft een minder fraaie glans dan het echte Purperhart.
| |
Riemhout:
Botanische naam: |
Micropholia spec. div. |
Familie: |
Sapotaceae. |
|
S.G. 0.72-0.78 |
Onder de naam Riemhout worden een aantal vrij zware, matig, harde houtsoorten samengevat met geel tot grijsbruin kernhout en daarvan weinig verschillend spinthout.
Het hout is sterk (klasse II) en taai. De duurzaamheid varieert voor verschillende soorten en varieert van klasse II-III, tot klasse IV. Het hout is geschikt voor constructies onder de kap, voor roeiriemen, parels e.d. Het hout bevat kiezelzuur en zou voor waterbouwkundige doeleinden gebruikt kunnen worden. Komt zelden in grote afmetingen voor.
| |
Rode kabbes:
Botanische naam: |
Andira coriacea Pulle. |
Familie: |
Leguminosae. |
|
S.G. 0.88-0.99 |
Rode kabbes is een zware, harde houtsoort met rood gekleurd kernhout. Het is grof van nerf en vrij bros waardoor valbreuken voorkomen. Het hout is sterk (klasse II) en vrij duurzaam (klasse II). Voor gewone constructie doeleinden is het een bruikbare houtsoort, evenals voor meubels.
| |
| |
| |
Salie:
Botanische naam: |
Tetragastris spec. div. |
Familie: |
Burseraceae. |
|
S.G. 0.90-1.02 |
Een zware, harde houtsoort met oranje-bruin kernhout en rossig geelachtig spint. De verschillende soorten lopen in technische eigenschappen weinig uiteen. Het hout is sterk (klasse I) en duurzaam (klasse II). Het is fraai van glans en laat zich goed bewerken. Het is zeer geschikt voor allerlei constructie doeleinden en als meubelhout. Voor vervalsing van Salie worden wel gebruikt Batang-bali en Boes-Apra.
| |
Satiné Rubané of Gevlamd satijnhout:
Botanische naam: |
Ferolia Guyanensis Aubl. |
Familie: |
Moraceae. |
|
S.G. 0.98 |
Een zeer zware, harde houtsoort van roodbruine kleur en fraai glanzend. Het is sterk (klasse I) en duurzaam (klasse I). Het hout komt weinig voor en is daarom alleen van belang als luxe hout voor de meubelindustrie.
| |
Schopsteelhout:
Botanische naam: |
Bocagea spec. div. |
Familie: |
Anonaceae. |
|
S.G. - |
Een zware, harde houtsoort van geelbruine kleur. Het is sterk (klasse I) en duurzaam (klasse I-II). Het is taai, buigbaar en elastisch waardoor het gebruikt wordt voor lansen, draagstokken, hengels, e.d. Het komt niet in grote afmetingen voor.
| |
Soemaroeba:
Botanische naam: |
Simaruba amara Aubl. |
Familie: |
Simarubaceae. |
|
S.G. 0.45-0.53 |
Een lichte, zachte geelachtig witte houtsoort.
Gemakkelijk te bewerken. Het is niet sterk (klasse IV) en weinig duurzaam (klasse IV-V). Door de in het hout voorkomende bittere stof wordt het niet zo gemakkelijk door insecten aangetast, mits het niet met een vochtige ondergrond in contact staat. Het werkt en scheurt weinig. Het wordt gaarne gebruikt voor allerlei muziekinstrumenten, lucifershout, kratten, lichtere pakkisten e.d. Is ook uitstekend voor het vervaardigen van allerlei gebruiksvoorwerpen.
| |
Slangenhout:
Botanische naam: |
Loxopterygium Sagotii Hook F. |
Familie: |
Anacardiaceae. |
|
S.G. 0.65-0.78 |
| |
| |
Het hout is vrij zwaar en matig hard. Het spint is bruingrijs, het kernhout bevat meestal afwisselend lichtere en donkere gekleurde gedeelten, waardoor een fraaie tekening ontstaat.
Het hout is sterk (klasse II) en matig duurzaam (klasse II-III). Het is vooral voor betimmeringen geschikt terwijl de fraai getekende stukken graag door de meubelindustrie gebruikt worden.
| |
Swietieboontje:
Botanische naam: |
Inga spec. div. |
Familie: |
Leguminosae. |
|
S.G. 0.73-0.78 |
De soorten die hiertoe gerekend worden zijn matig zware tot lichte houtsoorten van bruingrijze kleur en meestal met aanmerkelijk lichter gekleurd spinthout.
Het hout is vrij sterk (klasse II of III), doch minder duurzaam (klasse IV) en wordt gemakkelijk door witte mieren aangetast. Het is geschikt voor eenvoudige binnenbetimmeringen, meubels en pakkisten.
| |
Tingie Monie:
Botanische naam: |
Protium spec. div. |
Familie: |
Burseraceae. |
|
S.G. 0.70-0.75 |
Het hout is vrij licht met geel getint spinthout en rose tot bruinachtig kernhout. De matige zware soorten behoren tot sterkteklasse II en duurzaamheidsklasse III-IV, terwijl de lichtere soorten tot de sterkte klasse III en duurzaamheidsklasse IV behoren. Het hout wordt nog weinig gebruikt. De betere soorten zijn geschikt voor binnen betimmeringen en eenvoudig meubelwerk, terwijl het ook voor het maken van allerlei gebruiksvoorwerpen geschikt is. De lichtere soorten zijn geschikt voor pakkisten.
| |
Tonka:
Botanische naam: |
Dipteryx odorata Willd. |
Familie: |
Leguminosae. |
|
S.G. 0.81-1.02 |
Een zware, harde houtsoort met geelbruin kernhout en lichtgeel spinthout. Het hout is zeer sterk (klasse I) en duurzaam (klasse I) en veerkrachtig. Het hout is moeilijk te bewerken. Vindt voornamelijk speciale toepassingen voor instrumenten aan trilling of beweging onderhevig voor draaiwerk e.d. Wordt soms als substituut voor Pokhout gebruikt.
| |
Walaba:
Botanische naam: |
Eperua falcata Aubl. |
Familie: |
Leguminosae. |
|
S.G. 0.85-0.94 |
Walaba is een zware, harde houtsoort met bruinachtig rood kernhout en een
| |
| |
lichter gekleurde spint. Het kernhout bevat een olieachtige substantie. Het is sterk (klasse II) en zeer duurzaam (klasse I). Wegens zijn duurzaamheid is het uitstekend geschikt voor telefoon- en omheiningspalen, neuten van huizen e.d.; Bepaalde variëteiten splijten zeer gemakkelijk, welk hout dan gebruikt wordt voor het maken van singels voor dakbedekking.
Door uitlopen kan de olieachtige substantie verwijderd worden waardoor het o.a. in Demerara veel gebruikt wordt voor duigen van vaten. Ook als parket is het dan zeer geschikt.
Walaba levert ook een uitstekend brandhout en houtskool. Tijdens de eerste Wereldoorlog werd het in Suriname gebruikt als grondstof voor de lichtgas fabricatie. In Demerara, Brits-West Indische eilanden wordt het in grote hoeveelheden gebruikt als brandhout en houtskool.
| |
Wana:
Botanische naam: |
Ocotea Rubra. Mes. |
Familie: |
Lauraceae. |
|
S.G. 0.52-0.63 |
Een vrij lichte en betrekkelijk zachte houtsoort, met grijs-bruin kernhout en lichter gekleurd spint. Het hout is sterk (klasse II) en duurzaam (klasse I-II). Het hout wordt veelvuldig gebruikt voor alle mogelijke doeleinden en voldoet uitstekend. Naast kopie is het voor binnenlands gebruik en voor export een gewilde houtsoort. Vroeger werd Wane ook veel gebruikt voor het maken van watervaten die een lange levensduur hadden.
| |
Zwarte kabbes:
Botanische naam: |
Diplotropis guyanensis. |
Familie: |
Leguminoseae. |
|
S.G. 0.93-1.02 |
Een zware, harde houtsoort, met donkerbruin kernhout. Het hout is zeer sterk (klasse I) en vrij duurzaam (klasse I-II). Het is weinig onderhevig aan werken en scheuren. Het is een zeer bruikbaar constructie hout en wordt ook voor meubels en binnen betimmeringen gebruikt. Het hout lijkt veel op bruinhart, dat echter duurzamer is.
| |
| |
[voorkant schutblad]
[voorkant schutblad]
| |
[Advertenties]
| |
[achterkant schutblad]
[achterkant schutblad]
| |
| |
[binnenkant achterplat]
[binnenkant achterplat]
| |
|
|