Zegelrecht.
(Zie G.B. 1898 No. 1; 1904 No. 30 en 1910 No. 33).
Er wordt drieërlei zegelrecht geheven t.w.: formaatzegelrecht, proportioneel en vast zegelrecht.
Aan formaatzegelrecht zijn onderworpen alle minuten, brevetten, grossen, expeditien of afschriften, kopijen, dubbelen en uittreksels van burgerlijke, gerechtelijke buiten gerechtelijke, administratieve en onderhandsche akten, regterlijke of arbitrale uitspraken, verzoekschriften, zelfs in den vorm van memorien of brieven, memorien van aangifte voor het regt van successie en het regt van overgang, biljetten tot deelneming aan openbare inschrijvingen en eindelijk in den uitgebreidstén zin, alle stukken en geschriften, welke eenigen titel, regt of voordeel opleveren, of tot eenig bewijs strekken en welke niet bij deze verordening van het regt geheel vrijgesteld zijn of aan een zegelrecht zijn onderworpen.
Geen kleiner formaatzegel dan dat van 25 cents mag worden gebruikt voor:
1 | Akten door notarissen in brevet of als oorsponkelijke stukken uitgegeven. |