De Vraagbaak. Almanak voor Suriname 1916
(1915)– [tijdschrift] Surinaamsche Almanak– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 47]
| |
Eenige aanteekeningen betreffende Suriname.Ligging, Grenzen en geschiedenis.Suriname of Nederlandsch Guyana ligt op de Noord-Oostkust van Zuid Amerika, tusschen 2o en 6o N.B. en 54o en 58o W.L. van Greenwich. Het is de eenige Nederlandsche bezitting op het vasteland van Amerika en het middelste der drie Guyana's. Het grenst ten Noorden aan den Atlantischen Oceaan; ten Oosten scheidt de Marowijne het van Fransch Guyana, ten Zuiden wordt het door het Toemoek Hoemak- en het Acarai gebergte gescheiden van Brazilie en ten Westen door de Corantijn van Demerara of Engelsch Guyana. De Marowijne ontspringt uit het Toemoek Hoemak gebergte op ongeveer 2o NB en 54o 10 W.L., stroomt van het Zuiden naar het Noorden. Tot op ongeveer 3o19′ NB en 54o5′ W.L.v. Gr. draagt zij den naam van Marowijnekreek. Op dat punt vereenigt zij zich met de westelijker ontsprongen Itanie tot de Lawa, die op 4o23″ NB en 54.27′ WL. zich met de uit het Z.W. komende Tapanahonie vereenigt, verder noordwaarts stroomt onder den naam van de Marowijne en zich op ongeveer 5o53′ N.B. en 54o W.L. bij Galibi in zee stort. De Corantijn ontspringt vermoedelijk op het Acarai-gebergte, ongeveer 1o49 min. NB. en 58o. Onder den naam van Nieuwe Rivier (New River) stroomt zij in ongeveer NN.O. richting. Op ongeveer 3o24′ NB en 57o 21 min. vereenigt zij zich met de uit ZZ.W richting komende Koerini, onder den naam van Corantijn en vloeit verder eerst in NNW. en vervolgens in NN.O. richting tot zij zich op ongeveer 5o54′ NB en 57o6′ WL. in zee stort.
Vermoedelijk werd Suriname ontdekt in 1494 door Alonzo Ojeda en Juan de la Costa, onderbevelhebbers van Americus Vespugi. In dien tijd hebben Spaansche avonturiers er gezocht naar het Rijk van El Dorado. In 1593 werd het Rijk Guyana door Domingo de Vera plechtig in bezit genomen voor den koning van Spanje. De eerste vaste nederzetting van Europeanen in Suriname had plaats in 1630 door een 60-tal Engelschen. Kort daarop beproefden ook Hollanders onder David Pieterse de Vries (1634) en Franschen onder De Noailly (1640) zich hier te vestigen, echter zonder resultaat. Bij giftbrief van 2 Juli 1662 schonk Karel II, koning van Engeland, de kolonie aan Lord Willoughby, graaf van | |
[pagina 48]
| |
Parham, die daarvan sinds 1650 bezit had genomen. Gedurende den Tweeden Engelschen Oorlog werd Suriname door de Zeeuwen onder de kapiteins Abraham Crijnssen, Julius Lichtenberg en Maurits de Rama veroverd, welke verovering bij den vrede van Breda (31 Juli 1667) bevestigd werd. Van 166, bleef de kolonie in het rustig bezit der Hollanders tot 1799, toen zij door de Engelschen vermeesterd werd. Dezen stonden haar bij den vrede van Amiens (1802) weer af aan de Bataafsche Republiek. Maar in 1804 maakten zij zich weer van haar meester. Slechts 12 jaren bleef Suriname toen in het bezit der Engelschen. Bij den vrede van Parijs (20 Nov. 1815) werd het toegewezen aan het Koninkrijk Holland en had in Februari van het volgende jaar (1816) de overgave plaats. Sinds dien tot heden is Suriname een Hollandsche kolonie gebleven. | |
Grootte, bodemgesteldheid, enz.Suriname beslaat een oppervlakte vad ± 150,000 K M2 (15.000.000 H.A.). Het land kan in twee deelen verdeeld worden.
1o. de obgeveer 50 KM. breede, laaggelegen en vruchtbare strook, die met uitzondering van ± 25000 H.A. bebouwd land, geheel bedekt is met dichte bosschen, waarin hooge schelp- en zandgronden afwisselen met ondiepe, maar uitgestrekte moorassen.
2o. het daarachter gelegen binnenland, dat naar het Zuiden oploopt en bijna geheel bedekt is met hooggelegen bosschen. die in de noordelijke strook hier en daar afgewisseld worden door savannas, d.z. zandvlakten van verweerd graniet en diabaas. Deze savannas, die geleidelijk in uitgestrektheid afnemen, zijn geenszins uitgestrekte, groote eentonige vlakten. Door hunne uit graniet en gneiss bestaande heuvels en hunne talrijke oasen bieden ze op vele plaatsen een landschap vol afwisseling aan.
Al op ± 100 K.M. van de kust af begint men heuvels aan te treffen en het land stijgt voortdurend tot het in het brongebied der hoofdrivieren ontzagelijke hoogten (tot 1300 M.) bereikt - Wilhelmma-, Emma-, van Asch van Wijck-, Nassau-, Lely-, Kayser-, Eilerts de Haan-ketens, Oranje-, Toemoek-Hoemak en Acaraï gebergten. De hoofdrivieren der kolonie, waarin watervallen en stroomver- | |
[pagina 49]
| |
snellingen voorkomen, vloeien van het Zuiden naar het Noorden. Zij zijn, van het Oosten naar het Westen: de grensrivier Marowijne, de Suriname, de Saramacca, de Coppename en de Westelijke grensrivier de Corantijn. De belangrijkste kleinere rivieren zijn de Commewijne, die zich oostelijk met de Suriname vereenigt, na de Tempati en de Cottica opgenomen te hebben. Verder de Surnau, linker-, en de Para, rechterzijrivier van de Suriname; de Tibitie en de Coesewijne, linkerzijrivieren van de Coppename; de Nickerie- die na de Maratakka opgenomen te hebben zich in de Corantijn stort. Behalve in de Commewijne en de Cottica vindt men in al deze rivieren honfdzakelijk in den bovenloop eilanden (tabbetjes) en watervallen. De rivieren zijn in de kuststreek onderling verbonden door kleine rivieren, kreeken, zoodat het mogelijk is in den regentijd, binnendoor, van de Corantijn naar de Marowijne te reizen. Als regel wordt echter de voorkeur aan de zeereis gegeven, daar deze korter is, terwijl buitendien de vaart op de verbindingskreeken vaak door omgevallen boomen wordt belemmerd. De hoofdrivieren zijn voor zoover de invloed van het getij nog merkbaar is, d.i. over ettelijke K.M., voor diepgaande zeeschepen bevaarbaar. | |
Klimaat.Het klimaat van Suriname is vochtig en warm. Men onderscheidt vier seizoenen, nl. de kleine en de groote regentijd, de kleine en de groote droge tijd, (zie pag. 10) die elkaar afwisselen in volgorde van droog en nat. Regelmaat in de afwisseling is er echter weinig te bespeuren. Er zijn natte en droge jaren, d.w.z. jaren waarin de regen dan wel de droogte overheerscht. De temperatuur varieert tusschen 70,5o en 91o Fahr. (gemiddeld 79o). In den drogen tijd zijn de nachten zeer koel. De sterfte is er zeer gunstig. Voor de Br. Indische bevolking bedraagt zij gemiddeld minder dan 2 pCt., voor de Nederl. Ind. minder dan 1 pCt. der gemiddelde bevolking (het verschil in deze beide categoriën is te wijten aan de slechte voeding van den uiterst zuinigen Br. Indier); van de inlandsche bevolking bedraagt de gemiddelde sterfte ongeveer 2 pCt., waarop van ihvloed is het werken in de bosschen. | |
Bevolking.De bevolking van Suriname is zeer schraal. In totaal | |
[pagina 50]
| |
bedraagt zij rond 98,000Ga naar voetnoot(1) zielen, of gemiddeld ongeveer 0,65 per K.M.2 Zij is sterk gemengd en bestaat uit klein aantal Europeanen en verder uit de Creolen-dat zijn de afstammelingen van de sinds de eerste kolonisatiën hier gevestigde Israelieten en de afstammelingen van Europeanen en Israelieten in vereeniging met negers en Indianen-en dan nog Br. Indiers (21000), Nederl. Indiers (7900), negers, indianen en boschnegers. De laatsten zijn de afstammelingen van vóór de vrijverklaring in het bosch gevluchte slaven. Deze bontgeschakeerde bevolking belijdt verschillende godsdiensten, voor welker beoefening volledige vrijheid gÉ™waarborgd is. De protestanten vormen echter de groote meerderheid. De landstaal is het Hollandsch. Daarneven wordt echter door de inlandssche bevolking, vooral in de lagere volksklasse, een rhapsodie van verschillende talen gebezigd, het Neger-Engelsch of taki-taki geheeten. | |
Bestuur.De kolonie wordt namens den Koning bestuurd door een Gouverneur, bij wien de uitvoerende macht berust. Den Gouverneur is een adviseerend lichaam, de Raad van Bestuur, terzijde gesteld. Deze Raad bestaat uit een ondervoorzitter en drie leden, benevens een willekeurig aantal buitengewone leden, allen door den Koning benoemd. De Gouverneur is voorzitter en de Gouvernements-Secretaris secretaris van den Raad. De onder-voorzitter, die bij ontstentenis van den Gouverneur dezen vervangt, wordt door den Koning aangewezen. De adviezen van den Raad zijn niet bindend voor den Gouverneur. De Wetgevende Macht deelt de Gouverneur met een door de bevolking, uit kracht van een belastingkiesrecht, gekozen lichaam, de Koloniale Staten, bestaande uit 12 leden, uit wier midden de Gouvernenr den voorzitter en den onder-voorzitter aanwijst voor elk zittingjaar. De Koloniale Staten hebben budgetrecht, recht van initiatief en van interpellatie. Alle verordeningen moeten door hen goedgekeurd worden. De leden der Kol. Staten worden voor 6 jaar gekozen. De bestuurstaak is verdeeld over verschillende departementen. De Gouvernements-Secretarie is het speciale | |
[pagina 51]
| |
bureau van den Gouverneur, waar alle voorstellen van de andere departementen passeeren en de besluiten van den Gouverneur worden gereed gemaakt. Onder dat departement ressorteeren ook Eeredienst en Burgerlijke Stand. Het Parket van den Procureur-Generaal heeft de zorg voor Justitie en Politie. Immigratie en Kolonisatio zijn toevertrouwd aan den Agent-Generaal, hoofd van het Immigratie-Departement. Een Inspecteur voor het Onderwijs leidt de Onderwijszaken, terwijl de Geneeskundege dienst door een Geneeskundig Inspecteur wordt behartigd. De zorg voor openbare werken, wegenonderhoud, verkeer te water en te land zijn toevertrouwd aan den Directeur van (het Dept. van) Openbare Werken en Verkeer. Het Brandwezen is onder de hoede gesteld van de militaire bezetting, wier Commandant, de Opperbrandmeester, Chef van het Brandwezen is. Een Departement van den Landbouw, met een Directeur van den Landbovw aan het hoofd, behartigt de belangen van den Landbouw. Het beheer van geldmiddelen en domeinen is opgedragen aan een Administrateur van Financiën. De kolonie wordt beschermdd door een militaire bezetting, met een kapitein der Infanterie aan het hoofd, bijgestaan door een Schutterij, gecommandeerd door een majoor, terwijl het pantserschip in de W.I. wateren geregelde bezoeken brengt aan de haven en bij afwezigheid, wanneer noodig, telegraflsch ontboden kan worden. De kolonie wordt verdeeld in een hoofdstad (Paramaribo) en 12 districten, nl. Nickerie, Coronie, Boven en Beneden Saramacca. Bov. en Ben. Para, Bov. en Ben. Suriname, Bov. en Ben. Commewijne, Cottica en Marowijne. (Zie pag. 53 vlgg.) Terwijl de hoofdstad geen afzonderlijk bestuur bezit, maar de zaken daarvan door den Gouverneur geregeld worden, is het beheer der 12 districten toevertrouwd aan 8 Disiricts-Commissarissen, die onder den Gouverneur staan | |
Bestaansbronnen.De oudste bron van bestaan der kolonie is de landbouw, waarvan de eerste vorm weer was de groote landbouw op de plantages van 500-1000 akkers (215 tot 429 H.A.) en hooger uitgeoefend. Eerst in de zeventiger jaren der vorige eeuw-na de opheffing van het 10-jarig Staatstoezicht (1863-1873) op de 1 Juli 1863 vrijgemaakte slaven - werd de kleine landbouw, uitgeoefend op perceelen van 1-20 H.A. oppervlakte, geboren. | |
[pagina 52]
| |
De tegenwoordige hoofdcultures zijn die van suiker, koffie, cacao, en rubber. De bacovencultuur voor export, naar het vooibeeld van Jamaica, duurde slechts enkele jaren (van 1906-1913). De rubbercultuur is nog in den ontwikkelingstijd: uitvoer van dit produkt op beteekenende schaal, heeft nog niet plaats. Verder worden in Suriname, voornamelijk voor lokaal verbruik, verbouwd: bananen, aardvruchten (o.m. de cassave voor stijfselbereiding). Nevens den landbouw, die niet sterk ontwikkeld is en slechts 25000 H.A. beslaat, terwijl nog ettelijke malen die oppervlakte aan vruchtbaar land beschikbaar is, wordt ook de veeteelt op de kuststrook uitgeoefend. Van veel beteekenis is dit bedrijf echter niet. In hoofdzaak bepaalt het zich tot runder-, varkens-, geiten- en pluimveeteelt. De veehouderijen kunnen juist voorzien in de behoefte aan melk, die tegen hoogen prijs gerealiseerd wordt. Voor de slacht moet veel vee ingevoerd worden. De veestapel die ongeveer stationnair blijft, zelfs in het laatste jaar eenige vermindering ondergaan door onvoldoende aanvoer van slachtvee, bestaat thans uit ongeveer 7000 runderen, 275 paarden, 450 ezels, 200 muilezels, 100 schapen, 2600 geiten en 3200 varkens.
In het binnenland worden verschillende industriën gedreven, waarvan de Balata-industrie, dit is het verzamelen van de tot een guttapercha-achtige zelfstandigheid coaguleerende melk van den bolletrieboom, de voornaamste is. In dit bedrijf, dat in de laatste jaren steeds stijgende uitkomsten heeft opgeleverd, vond zoowel in de middenstand, als de lagere bevolking een ruim bestaan - rechtsteeks zoowel zijdelings - waarin ook deelen honderdtallen uit van de naburige kolonie Domerara overgekomen arbeiders die hun gewin hier verteren. De balata-industrie wierp aanzienlijke baten af voor de koloniale kas, terwijl handel en nijverheid rijkelijk daarvan voordeel trokken. Den 9n Augustus 1914 werd een nieuwe wettelijke regeling van de uitgifte van terreinen goedgekeurd, welke aan het bedrijf een geheel ander karakter dan tot nu geeft. De uitvoering dezer nieuwe regeling werd langen tijd aangehouden. Eerst 29 Maart 1915 werden de eerste concessiën uitgegeven krachtens voorkeurrecht. Waar het bedrijf sedert 30 September 1914 stop gezet was, en de expeditiën niet eerder dan ongeveer een maand daarna konden uitgestuurd worden, is er een stilstand geweest van ongeveer 7 maanden, wat een algemeene | |
[pagina 53]
| |
malaise in de kolonie heeft doen ontstaan. In de industrie vonden in de laatste jaren ongeveer 6000 arbeiders, grootendeels Demerarianen, emplooi. Krachtens de nieuwe verordening werd in 1915 uitgegeven in concessie 3715900 H.A., hoofdzakelijk groote blokken en voor den tijd van 15 jaar. Aangezien het bedrijf nog niet met volle kracht hervat is, bedroeg het aantal in 1915 minder. De Goud-industrie heeft, ofschoon de goudrijkdom van een bodem vaststaat en herhaaldelijk schitterende vonsten gedaan zijn - o.a. stukken gedegen goud van 30 en 13 K.G. - het nimmer tot den huidigen bloei van de balata-industrie kunnen brengen. De oorzaken hiervan zijn verschillend. Het bedrijf is nimmer op een rationeelen voet gedreven. Hierdoor deed zich het feit voor, dat terwijl een voorafgaande exploiratie bij de balata-industrie in staat stelt vrij nauwkeurig het verloop der campagne vooraf vast te stellen, bij de goudindustrie de exploitatie slechts zelden aan de exploratie beantwoordde. Daarbij komt nog dat de groote kapitalen zich terug trokken na groote verliezen, veroorzaakt door zwendelmaatschappijen of onoordeelkundige leiding. De huidige bedrijfsvorm in de goud-industrie is dan ook, met een enkele uitzondering, het kleinbedrijf. Deze bedrijfsvorm bestaat hierin dat de terreinen der vroegere goud-ondernemingen gerepasseerd worden door gewezen goudarbeiders, die voor het recht daartoe aan den concessionaris een deel der bruto-productie (gewoonlijk 15%) afstaan. Begrijpelijk is het dat dit bedrijf zeer primitief gedreven wordt en de produktie moest achteruitgaan, waar de exploitatie op steeds dezelfde terreinen wordt uitgeoefend, aangezien er geene nieuwe geëxploreerd worden. Het aantal arbeiders in de goud-industrie bedraagt ongeveer 3000. Cinnaber of kwikerts werd twee jaren geleden ontdekt, maar tot nu kwam het niet tot een exploitatie. Ook is onlangs bauxiet (aluminiumerts) in aanzienlijke afzettingen gevonden en de hoop van een levendige ontginning van het mineraal schijnt gegrond. De Houtkap heeft zich, trots de rijke hoeveelheid en verscheidenheid van uitstekend bouw- en kostbaar meu belhout, aanwezig in de bosschen, nog niet tot een bedrijf van groot belang kunnen ontwikkelen. De oorzaak hiervan moet hoofdzakelijk gezocht worden in het gebrek aan goede en goedkoope afvoerwegen. Voor het houtvervoer komt dan ook, met het oog op de kosten, vrijwel | |
[pagina 54]
| |
uitsluitend de waterweg in aanmerking. Het houtbedrijf berust uit dien hoofde hoofdzakelijk in handen van de boschnegers in enkel dat gédeelte van het bosch exploiteeren, dat niet te ver afgelegen is van de rivieroevers. Hierdoor is het exploitatie-veld beperkt en bijgevolg ook de ter markt aangevoerde hoeveelheid hout. Het inzamelen van boschproducten en de ontginning van andeee mineralen is nog in aanvangstadium. Visscherij wordt op de rivieren, zoowel als in zee uitgeoefend. Vooral de zeevisscherij is van belang voor de volksvoeding. Voorloopig heeft zij plaats met twee schoeners. De vangst wordt in ijskamers te Paramaribo geconserveerd, waar ook de gevangen riviervisch berging en behoud vindt. De verbinding met het buitenland is bevredigend. Er bestaat een onderzeesche telegraafkabel, geëxploiteerd door een Fransche Mij., terwijl er plannen in voorbereiding zijn tot h toprichten van een station voor draadlooze telepraphie. Met het Moederland, de zusterkoloniën, Demerara, Curaçao, Trinidad en met Venezuela, Haïti en New-York bestaat een geregelde veertiendaagsche verbinding per de schepen v.d. Kol. West-Ind. Maildienst. Door de Trinidad Linie of Steamers wordt eveneens een 14-daagsche dienst met New-York onderhouden, in welke lijn ook Demerara, Trinidad en Grenada opgenomen zijn. Tweemaal per maand, eens naar- en eens van Cayenne doen de intercoloniale booten der Cie Générale Transatlantique de kolonie aan. Op geregelde tijden bezoeken de schepen der Ost-Asiatike de reede van Paramaribo... Onderhoudt het Gouvernement een veertiendaagsche dienst op Demerara, via Nickerie, - een Demerarische stoomvaart-maatschappij Sprostons line of Steamships Ltd. doet hetzelfde in omgekeerde richting. Eveneens brengt een Gouvernements stoomer een geregelde twee-wekelijksche verbinding tot stand tusschen Paramaribo en Albina (Marowijne) en, via Albina, met St. Laurent en Cayenne (Fransch-Guyana). Ook particuliere schoeners bevaren op ongeregelde tijden de kust. |
|