De Vraagbaak. Almanak voor Suriname 1915

Troepen en Garnizoen in Suriname.

De formatie van de Landmacht in Suriname is bij Koninklijk Besluit vastgesteld op 13 officieren en 234 onderofficieren en minderen, waarvan het emplacement op 1 Januari 1915 als volgt was samengesteld:

Paramaribo 6 officieren en 197 militairen beneden dien rang.

3 officieren van gezondheid en 1 Mil. Apotheker

Albina 30 onder-officieren en minderen.

Ncikerie 21 idem.

[p. 115]

terwijl voor memorie waren gevoerd:

2 korporaals en 3 soldaten, dd bij de gewap. Polite en 2 soldaten bij het Telefoonwezen.

De staf te Paramaribo bestaat uit:

Kapitein H.Th. Spook, commandant,

1ste luitenant-adjudant G.J.C. Verhoeven, adjud.

der Troepen, tevens adjndant van den Gouverueur;

adjudant-onderofficier kwartiermeester Berkhout.

Bij de compagnie infanterie waren ingedeeld:

de 1e luitenants der infanterie J.A. van Seventer, D.

Nieuwland, J.G.A. van der Upwich.

De 1e luitenant L. Meyer is belast m/d waarneming

der functiën van Commissaris van Politie.

Bij den militairen geneeskundigen dienst zijn ingedeeld:

officier v. gezondh. der 1ste kl. H.A. Hovenkamp, chef,

officier v. gezondh. der 2de kl. A. Verhagen

officier v. gezondh. der 2de kl. L.G. Bergen.

fungd. officier van gezondh. O.A. von Königslöw,

fungd. officier van gezondh. H.A. Laret,

Tot den pharmaceutischen dienst behooren:

De militair apotheker 2de klasse A.A.Th. Fortgens,

de fungeerend militair apoth. W.A. Dawson.

Rechtspleging.

De rechtspleging bij de landmacht in Suriname wordt uitgeoefend door:

a. krijgsraden,

b. het in Nederland gevestigde Hoog Militair Gerechtshof De krijgsraad bestaat:

a. een techtsgeleerden voorzitter, die telkens voor den tijd van twee jaren door den Gouverneur wordt benoemd:

b. vier officieren, die voor iederen krijgsraad worden benoemd.

Ook zijn officieren van de zeemacht, alsmede gepensionneerde officiren van land- en zeemacht tot lid van den krijgsraad benoembaar.

Het ambt van Voorzitter is thans opgedragen aan Mr. P. Carst.

Het ambt van Auditeur-Militair wordt uitgeoefend door het Openbaar Ministerie bij het Hof van Justitie, hetwelk thans wordt waargenomen door Mr. G. van den Flier.

Diverse mededeelingen.

Het toezicht op het beheer der militair ziekeninrichtingen in de kolonie Suriname is in zijn geheelen omvang

[p. 116]

opgedragen aan den commandant der Troepen in Suriname, die zich daarbij voor zoover hem dit noodig voorkomt kan doen bijstaan door den kwartiermeester van het garnizoen.

De aanvulling heeft plaats door uitzending:

a.	van officiren behoorende tot het Nederl. Ind.- en het Nederlandsche leger;
b.	van detachementen der Koloniale Reserve;

Officieren en mindere militairen worden voor den tijd van drie jaren naar Suriname gedetacheerd.

Bij Kon. Besluit van 22 Nov. 1911 Nov. 52 werd het Oost-Indisch pensioenreglement, vastgesteld bij Koninklijk Besluit van 17 Februari 1905 No. 8. met eenige verandering toepasselijk verklaard op de militairer van de landmacht in West-Indie, met handhaving van het West-Indisch pensioen- en gagementsreglement vastgesteld bij Koninklijk Besluit van 1 November 1848 No. 84, vermits laatstgenoemd reglement voor een bepaalde categorie van militairen gunstiger is.

Werd vroeger het gezin van een gehuwd militair bij diens overlijden onverzorgd achtergelaten, daarin is verandering gekomen, doordien bij Koninklijk Besluit van 24 Juni 1908 No. 78 een Weduwen- en een Weezenfonds van militiaren beneden den rang van officier bij de koloniale troepen werd opgericht

Door uitzending van oflicieren en mindere militairen behoorende tot het Oost-Indisch leger zal de troepenmacht in Suriname weldra in haar geheel een onderdeel vormen van het leger in Oost-Indië. In 1910 werd door den Minister van Kolonien bepaald dat de Oost-Indische reglementen en dienstvoorschriften zooveel mogelijk toepassing moeten vinden.

Te voren was reeds bevolen, dat de kleeding en bewapening der militairen in Suriname zou bestaan uit die, voor het leger in Oost-Indie vastgesteld, terwijl met ingang van 1 Januari 1913 de Oost-Indische soldijregeling en het Oost-Indische voedingstarief worden ingevoerd.

Hierdoor wordt aan militairen die onafgebroken 6 jaren aan de koloniale troepen verbonden zijn geweest, eene verhooging op soldij toegekend, die 12 cent voor den korporaal en 6 cent voor een soldaat bedraagt.

Bij Gonvernementsresolutie van 21 Juii 1914 No. 2906 werdt het aantal gehuwde militairen opnieuw vastgesteld en werd bepaald dat toestemming tot het aangaan van een huwelijk kan worden verleend aan:

a.	alle onderofficieren;

[p. 117]

b.	aan het militaire schrijverspersoneel en
c.	aan ten hoogste drie militairen beneden den rang van onder-officier.

Als overgangsmaatregel werd bepaald, dat bij vermindering van het aantal gehuwde militairen beneden den rang van onderoffier met twee, telkens aan één militáir toestemming tot het aangaan van een huwelijk kan worverleend.

Bij Koninklijk Besluit van 22 Juli 1912 No. 63 werd. te rekenen van 1 Januari 1912, huishuur toegekend aan elk gehuwd militair, waarvan de bedragen als volgt werden vastgesteld:

f 30	per maand voor een adjudant-onderofficier,
f 25	per maand voor een sergeant-majoor,
f 15	per maand voor de overige onder-officieren en
f 10	per maand voor een korporaal of militair beneden dien rang.