De Vraagbaak. Almanak voor Suriname 1915
(1914)– [tijdschrift] Surinaamsche Almanak– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 58]
| |||||||||
Regeeringsreglement.
| |||||||||
Eerste hoofdstuk.
| |||||||||
Art. 2.Allen, die zich in de kolonie bevinden, zijn eerbied en gehoorzaamheid verschuldigd aan de Regering en onderworpen aan de wettelijke regelingen. | |||||||||
Art. 3.De wettelijke regelingen, in de kolonie geldig, zijn:
1o. de verdragen met vreemde Mogendheden door den Staat aangegaan, voor zooverre zij in de kolonie van toepassing zijn;
2o. de algemeene verordeningen, waaronder worden verstaan:
| |||||||||
[pagina 59]
| |||||||||
3o. de besluiten, houdende algemeene maatregelen, door den Gouverneur, den Raad van Bestuur gehoord, binnen de grenzen zijner bevoegdheid uitgevaardigd;
4o. de keuren en reglementen door de in art. 115 genoemde besturen binnen de grenzen hunner bevoegdheid uitgevaardigd. | |||||||||
Art. 4.Slavernij wordt in de kolonie niet geduld. Allen, die zich op haar grondgebied bevinden, hebben gelijke aanspraak op bescherming van persoon en goederen. | |||||||||
Art. 5.Uitlevering van vreemdelingen geschiedt niet dan krachtens verdragen, waarbij voor zoover de kolonie betreft, de regelen zijn in acht genomen, welke, zooveel mogelijk, in overeenstemming met de daaromtrent voor Nederland geldende wettelijke bepalingen, bij Koninklijk besluit worden vastgesteld. | |||||||||
Art. 6.De regelen nopens de toelating en de uitzetting van personen, die in de kolonie noch gevestigd noch daarheen van rijkswege gezonden zijn, worden bij koloniale verordening vastgesteld. | |||||||||
Art. 7.Tot openbare bedieningen, door den Koning op te dragen, zijn benoembaar Nederlanders volgens de wet op het Nederlanderschap en het ingezetenschap en zij, die in eene der West-Indische kolonën van den Staat uit ouders, aldaar gevestigd, geboren zijn. De benoembaarheid tot andere openbare bedieningen wordt bij koloniale verordeningen geregeld. | |||||||||
Art. 8.Niemand heeft voorafgaand verlof noodig om door de drukpers gedachten of gevoelens te openbaren. De verantwoordelijkheid van schrijvers, uitgevers, drukkers en verspreiders en de waarborgen, in het belang der openbare orde en zedelijkheid tegen het misbruik van de vrijheid van drukpers te nemen, worden geregeld bij koloniale verordening. | |||||||||
[pagina 60]
| |||||||||
Bepalingen, waardoor de toelating in de kolonie van in Nederland gedrukte stukken belemmerd wordt, behoeven bekrachtiging bij de wet. | |||||||||
Art. 9.Ieder heeft het regt verzoekschriften in te dienen bij de bevoegde magt zoowel in Nederland als in de kolonie. Verzoekschriften moeten persoonlijk en mogen niet uit naam van meer worden onderteekend, tenzij dat geschiede door of van wege ligchamen, wettig samengesteld of erkend, en in dit laatste geval niet anders dan over onderwerpen tot hunnen bepaalden werkkring behoorende. Echter mogen personen, die niet schrijven kunnen, verzoekschriften indienen door tusschenkomst van zoodanige ambtenaren, als hiertoe bij koloniale verordening zijn bevoegd verklaard. | |||||||||
Art. 10.De uitoefening van het legt van vereeniging en vergadering kan, in het belang der openbare orde, zedelijkheid of gezondheid, aan regeling en beperking bij koloniale verordening onderworpen worden. | |||||||||
Tweede hoofdstuk.
| |||||||||
Art. 12.Hij moet den ouderdom van dertig jaren vervuld hebben. | |||||||||
Art. 13.Hij legt in handen des Konings of van de autoriteit of den persoon, door den Konings hiertoe aangewezen, den eed (verklaring of belofte) af: ‘Ik zweer (verklaar), dat ik, middellijk noch onmiddellijk, onder welken naam of wat voorwendsel ook, tot het | |||||||||
[pagina 61]
| |||||||||
verkrijgen mijner benoeming tot gouverneur aan iemand, wie hij ook zij, iets heb gegeven of beloofd, noch zal geven. Ik zweer (beloof), dat ik om iets hoegenaamd in deze betrekking te doen of te laten van niemand hoegenaamd eenige beloften of geschenken aannemen zal, middellijk of onmiddellijk. Ik zweer (beloof) trouw aan den Koning en aan de Grondwet; dat ik de welvaart van de kolonie naar mijn vermogen bevorderen zal; dat ik het Reglement op het beleid der regering in de kolonie Suriname steeds zal onderhouden en doen onderhouden, en dat ik mij in alles zal gedragen, zoo als een braaf en eerlijk gouverneur betaambt. Zoo waarlijk helpe mij God Almagtig!’ (‘Dat verkraar en beloof ik’). | |||||||||
Art. 14.Indien de benoeming van den gouverneur vervat is in een geheim en verzegeld stuk, behelst dit stuk tevens de aanwijzing van de autoriteit of den persoon, in wier of in wiens handen de benoemde den voorgeschreve ambtseed moet afleggen. Zoodanig stuk wordt geopend in eene vergadering van den Raad van Bestuur. Het wordt, na door al de aanwezige leden te zijn gewaarmerkt, in het archief van den raad nedergelegd. | |||||||||
Art. 15.De gouverneur aanvaardt het bestuur door overlegging in eene plechtige zitting der Koloniale Staten van een afschrift zijner akte van benoeming en van het proces-verbaal zijner eedsaflegging, en brengt zijne aanvaarding van het bestuur bij proclamatie ter kennisse der iegezetenen. | |||||||||
Art. 16.Hij is verpligt zijne waardigheid te blijven bekleeden tot dat hij het bestuur aan zijnen opvolger hebbe overgegeven, tenzij hem van 's Konings wege gelast of vergund worde zijne waardigheid vroeger neder te leggen. | |||||||||
Art. 17.Hij mag zonder verlof des Konings de kolonie niet verlaten. | |||||||||
[pagina 62]
| |||||||||
Art. 18.Hij mag geen handel drijven en geen deel hebben, regtstreeks of zijdelings, in dien van anderen, noch in eenige concessie of onderneming van welken aard ook op de kolonie betrekking hebbende of daarbinnen gevestigd. Hij mag geene schuldvorderingen ten laste der kolonie koopen. Hij mag noch regtstreeks, noch zijdelings deel nemen in eenige overeenkomst, waarin de Staat of de kolonie partij is, noch zich voor de uitvoering van zoodanige overeenkomst geheel of gedeeltelijk borgstellen. Van bovenstaande bepalingen kan, mits daartoe bijzondere termen aanwezig zijn, door den Koning vrijstelling verleend worden bij besluit, dat met redenen wordt omkleed en waarop de Raad van State van het Koningrijk gehoord is. | |||||||||
Art. 19.Bloedverwantschap of zwagerschap, tot den derden graad ingesloten, mag niet bestaan tusschen den Gouverneur eenerzijds en den ondervoorzitter of de leden van den Raad van Bestuur, den gouvernements-secretaris, den procureur-generaal, of een der hoofdambtenaren met het beleid eener bijzondere afdeeling van algemeen bestuur door den Koning belast, anderzijds. Hij, die na zijne benoeming in den verboden graad van zwagerschap geraakt, behoudt zijne bediening niet dan met vergunning des Konings. De zwagerschap houdt op door den dood der vrouw, die haar veroorzaakte. | |||||||||
Art. 20.Wanneer er vermoeden bestaat, dat de Gouverneur krankzinnig is, belegt de ondervoorzitter van den Raad van Bestuur eene vergadering van dien Raad, opdat de gegrondheid van het vermoeden onderzocht worde. De Raad van Bestuur, oordeelende dat daartoe termen bestaan, beveelt het instellen van een geneeskundig onderzoek aan eene commissie, te zamen gesteld uit detwee hoogst in rang aanwezige officieren van gezondheid der zee- of landmagt en twee burgerlijke geneesheeren. Deze commissie is bevoegd den gewonen geneesheer des Gouverneurs in haar midden te roepen en dient den Raad van Bestuur van berigt. | |||||||||
[pagina 63]
| |||||||||
Van het in den Raad van Bestuur verhandelde worden nauwkeurige processen-verbaal in dubbel opgemaakt en door den ondervoorzitter, de leden en den secretaris onderteekend. Als de Raad van Bestuur oordeelt, dat het berigt der commissie het bestaande vermoeden bevestigt, wordt onverwijld een der dubbelen van de processen-verbaal gezonden aan den Koning, en belegt de ondervoorzitter van den Raad van Bestuur eene zitting van de Koloniale Staten. De zitting wordt gehouden met gesloten deuren. De vergadering verklaart, na de personen, die inlichtingen geven kunnen, onder eede gehoord te hebben, en bij volstrekte meerderheid van stemmen der aanwezige leden, of er termen bestaan om den Gouverneur tot de uitoefening zijner waardigheid niet in staat te achten. De verklaring, dat zoodanige termen bestaan, ontheft, zoolang zij niet, na gelijk onderzoek, op gelijke wijze is ingetrokken en in afwachting van de beslissing des Konings, den Gouverneur van de uitoefening zijner waardigheid. Van het in de Koloniale Staten verhandelde wordt een nauwkeurig proces-verbaal in dubbel opgemaakt en door al de leden en den griffier onderteekend. Een der dubbelen wordt onverwijld gezonden aan den Koning. Wanneer de Gouverneur door een plotselingë ziektetoestand buiten staat is geraakt om zijne waardigheid uit te oefenen en om overeenkomstig art. 28bis het dagelijksch beleid van zaken aan een ander op te dragen, worden de in dit artikel opgenomen bepalingen eveneens toegepast met dien verstande echter, dat de Gouverneur, nadat hij voldoende hersteld is, het bestuur weder op zich neemt en daarvan bij proclamatie aan de ingezetenen kennis geeft. | |||||||||
Art. 21.De gouverneur oefent zijne waardigheid uit met stipte inachtneming van 's Konings bevelen, en is aan den Koning wegens zijn doen en laten verantwoordelijk. Art. 164 der Grondwet van het Koningrijk is op hem van toepassing.Ga naar voetnoot(1) | |||||||||
[pagina 64]
| |||||||||
Art. 22.De gouverneur is naar de bepalingen, vervat in de wet van 22 April 1855 (Staatsblad no. 33), houdende regeling der verantwoordelijkheid van de hoofden der ministeriële departementen, tot straf vervolgbaar.
a. wanneer hij uitvoering geeft of doet geven aan koninklijke besluiten of beschikkingen, waarvan hem de uitvoering niet is opgedragen door den Minister van Koloniën;
b. wanneer hij uitvoering geeft of doet geven aan koninkelijke besluiten of beschikkingen, niet voorzien van de vereischte medeonderteekening van een der hoofden van de ministeriële departementen;
c. wanneer hij beschikkingen neemt, of bevelen geeft, of bestaande beschikkingen of bevelen handhaaft, waardoor de bepalingen dezer wet of andere in de kolonie geldende wettelijke regelingen worden geschonden;
d. wanneer hij nalaat uitvoering te geven of te doen geven aan de voorschriften van deze wet of andere in de kolonie geldende wettelijke regeligen, of aan Koninklijke besluiten en beschikkingen, geene algemeene verordeningen zijnde, doch waarvan hem de uitvoering door den Minister van Koloniën is opgedragen. De handelingen, onder de litt. a, b, en c, en de nalatigheid, onder letter d bedoeld, zijn alleen dan strafbaar, wanneer zij gepleegd zijn met opzet.
e. indien hij zonder opzet de uitvoering, onder letter d omschreven, grovelijk verzuimt. De feiten in dit artikel vermeld, worden beschouwd als misdrijven. De feiten vermeld onder litt. a, b, c. en d worden gestraft met de straf genoemd in art. 355, en het feit, vermeld onder litt. e, met de straf genoemd in artikel 356 van het Nederlandsch Wetboek van Strafrecht. | |||||||||
Art. 23.De gouverneur kan gedurende zijn bestuur niet voor den strafregter in de kolonie betrokken, noch aldaar in burgerlijke gijzeling gebragt, noch zonder zijne toestemming als getuige in een regtsgeding geroepen worden. Hij kan, zelfs na de nederlegging zijner waardigheid, wegens feiten gedurende zijn bestuur gepleegd, in de kolonie niet tot straf vervolgd worden. | |||||||||
[pagina 65]
| |||||||||
Art. 24.Hij staat in Nederland, behalve wegens ambtsmisdrijven, te regt voor den regter, die volgens de in het Rijk geldende wetten bevoegd zou zijn geweest, naar gelang der tegen het feit bedreigde straffen, daarvan kennis te nemen, ware het gepleegd in de gemeente, in welke de zetel der Nederlandsche Regering gevestigd is. De straf, tegen het feit bedreigd, is die welke daar tegen bedreigd wordt bij het strafregt der plaats, waar het feit is begaan. | |||||||||
Art. 25.Indien tegen den gouverneur, hetzij in het geval voorzien in art. 164 der Grondwet van het Koningrijk, hetzij ter zake van andere strafbare feiten, eene vervolging in Nederland wordt ingesteld, legt hij, op hevel des Konings, zijne waardigheid neder in handen van dengene, die door den Koning of volgens deze wet is aangewezen om hem te vervangen. | |||||||||
Art. 26.Wanneer de Gouverneur overeenkomstig art. 20 tijdelijk van de uitoefening zijner waardigheid is ontheven, of wanneer hij buiten staat geraakt om haar uit te oefenen zonder in de gelegenheid te zijn om het dagelijksch beleid van zaken, overeenkomstig artikel 28bis, aan den daar bedoelden persoon op te dragen, treedt als waarnemend Gouverneur op de persoon, van 's Konings wege daartoe aangewezen, of, bij gebreke van zoodanige aanwijzing, gelijk mede wanneer en zoolang de aangewezen persoon niet kan optreden, de onder veorzitter van den Raad van Bestuur. Hetzelfde geschiedt wanneer de Gouverneur overlijdt, verlof erlangt ef zijne betrekking nederlegt en zijn opvolger nog niet is aangewezen of nog niet kan optreden. | |||||||||
Art. 27.Al wat in deze wet bepaald is omtrent den Gouverneur is toepasselijk op den waarnemenden Gouverneur, met uitzondering der voorschriften in de artikelen 12, 13, 15 en 19, en met dien verstande, dat de verbodsbepalingen van artikel 18 niet gelden voor het deel dat de waarnemende Gouverneur in de daarbij bedoelde ondernemingen had vóór dat hij het bestuur aanvaardde. | |||||||||
[pagina 66]
| |||||||||
Art. 28.De waarnemende Gouverneur brengt zijne aanvaarding van het bestuur bij proclamatie ter kennis van de ingezetenen, en legt, zoo spoedig mogelijk in eene daartoe te houden en zoo noodig buitengewoon bijeen te roepen vergadering der Koloniale Staten, in handen van den voorzitter der vergadering, den eed (of de belofte) af: ‘Ik zweer (beloof), dat ik, om iets hoegenaamd in de betrekking van waarnemend gouverneur te doen of te laten, van niemand hoegenaamd eenige beloften of geschenken aannemen zal, middellijk of onmiddellijk. Ik zweer (beloof) trouw aan den Koning en aan de Grondwet; dat ik de welvaart van de kolonie naar mijn vermogen bevorderen zal, dat ik het Reglement op het beleid der regering in de kolonie Suriname steeds zal onderhouden en doen onderhouden, en dat ik mij in alles zal gedragen, zooals een braaf en eerlijk gouverneur beraamt. Zoo waarlijk helpe mij God Almachtig!’ (‘Dat beloof ik.’). | |||||||||
Art. 28bis.Wanneer ziekte of korte afwezendheid van den Gouverneur eene voorziening noodzakelijk maakt, draagt hij het dagelijksch beleid van zaken tijdelijk op aan den persoon, die volgens artikel 26 in de bij dat artikel bedoelde gevallen als waarnemend Gouverneur zal moeten optreden. Zoodanige opdragt wordt door den Gouverneur bij proclamatie ter kennis van de ingezetenen gebragt. | |||||||||
Tweede afdeeling.
| |||||||||
Art. 30.De gouverneur heeft het opperbevel over de in de kolonie aanwezige krijgsmagt. Hij oefent dit over 's Rijks zee- en landmagt niet uit | |||||||||
[pagina 67]
| |||||||||
dan behoudens hare administratieve betrekkingen tot de departementen van algemeene bestuur in het Koningrijk en overeenkomstig met de bijzondere beschikkingen des Konings. Hij beschikt over hare strijdkrachten in oorlog en vrede zoodanig als hem in het belang der kolonie oirbaar dunkt, en heeft het regt hare bevelhebbers en officieren te schorsen. Hij geeft terstond van de schorsing kennis aan den Koning. Zij is, zoolang zij niet door den Koning bekrachtigd is, slechts voorloopig. | |||||||||
Art. 31.De gouverneur benoemt, schorst en ontslaat de bevelhebbers, officieren en onderofficieren der koloniale gewapende magt, hoedanig deze zamengesteld zij. | |||||||||
Art. 32.Hij neemt ingeval van oorlog of opstand, alle maatregelen die hij in het belang van het Rijk of van de kolonie door den nood geboden acht. Hij heeft in dergelijke omstandigheden de magt om de kolonie, geheel of ten deele, in staat van oorlog of beleg te verklaren, de bepalingen dezer wet en van alle andere in de kolonie geldende algemeene verordeningen te schorsen, en autoriteiten, zelfs die zijn aangesteld door den Koning, tijdelijk op te heffen. Hij kan, in zoodanig geval, de burgerlijke of militaire gezaghebbers in de onderdeelen der kolonie magtigen tot het voorloopig nemen van maatregelen van boven omschreven aard. Hij geeft van de maatregelen, door hem uit kracht dezer bepaling genomen, onverwijld kennis aan den Koning. | |||||||||
Art. 32bis.Onverminderd het geval, voorzien in artikel 32, en behoudens de bepalingen van dit reglement, is de Gouverneur bevoegd om in dringende omstandigheden, voor de geheele kolonie of bepaalde gedeelten daarvan, onder nadere bekrachtiging door de wet, wetten geheel of gedeeltelijk te schorsen. Van deze handeling wordt door den Koning onverwijld kennis gegeven aan de Staten-Generaal. | |||||||||
[pagina 68]
| |||||||||
De Gouverneur heeft ten aanzien van Koninklijke besluiten en koloniale verordeningen, als vermeld onder 2o. van artikel 3, onder nadere goedkeuring des Konings, gelijke bevoegdheid als hem in het eerste lid van dit artikel is gegeven. | |||||||||
Art. 33.Hij neemt alle vereischte maatregelen tot bescherming van de eer van den Staat en van de kolonie tegen aanranding van buiten. | |||||||||
Art. 34.Hij kan, als daarvoor dringende redenen bestaan, voorloopige overeenkomsten, de kolonie betreffende, met vreemde magten, onder voorbehoud van 's Konings goedkeuring, aangaan. Hij brengt de aangegane overeenkomst terstond ter kennisse des Konings. Zij vervalt in ieder geval, wanneer zij niet binnen het jaar na hare dagteekening of den korteren daarin uitgedrukten termijn door den Koning bekrachtigd is. | |||||||||
Art. 35.De gouverneur benoemt, schorst en ontslaat alle ambtenaren in de kolonie, wier benoeming, schorsing of ontslag niet door den Koning aan zich voorbehouden of bij algemeene verordeningen aan anderen opgedragen is. Hij voorziet, als de belangen der dienst dit vereischen, in de tijdelijke waarneming van betrekkingen, door den Koning te begeven. | |||||||||
Art. 36.Hij kan, met inachtneming der voorschriften te dien aanzien bij algemeene verordeningen gegeven, aan ambtenaren en officieren een binnenlandsch of buitenlandsch verlof verleenen. | |||||||||
Art. 37.Hij heeft het algemeen bestuur der koloniale geldmiddelen en domeinen en is deswege verantwoordelijk naar de bepalingen bij de wet te stellen. Hij brengt de bezoldigingen, verloftractementen, wachtgelden en pensioenen van alle openbare collegien, ambtenaren en bedienden in de kolonie, voor zooveel zij niet | |||||||||
[pagina 69]
| |||||||||
uit 's Rijks of andere kassen dan de koloniale gekweten worden, op de koloniale huishoudelijke begrooting. | |||||||||
Art. 38.Hij regelt die bezoldigingen, voor zoover dit niet door den Koning aan zich voorbehouden of bij algemeene verordeningen geschied is. De verloftractementen, pensioenen en wachtgelden, uit de koloniale kas te kwijten, worden geregeld bij koloniale verordeningen. | |||||||||
Art. 39.De gouverneur kan, na ingewonnen berigt van den regter door wien het vinnis gewezen is, aan alle burgerlijke of militaire veroordeelden gratie verleenen van straffen, bij regterlijk vonnis in de kolonie opgelegd. Hij kan, tenzij krachtens voorafgaande uitdrukkelijke matiging des Konings, geene amnestie, abolitie of generaal pardon verleenen, dan in zeer dringende gevallen, na verhoor van den Raad van Bestuur en onder voorbehoud van 's Konings bekrachtiging. | |||||||||
Art. 40.Geene dispensatie kan door den gouverneur verleend worden dan in de gevallen en op de wijze, bij de algemeene verordening, waarvan dispensatie verleend wordt, omschreven. | |||||||||
Art. 41.De gouverneur verleent, in naam des Konings en overeenkomstig met het desaangaande bij algemeene verordening bepaalde, zeebrieven aan schepen en vaartuigen. toebehoorende aan inwoners der kolonie. | |||||||||
Art. 42.De gouverneur zorgt voor de afkondiging en de uitvoering der wetten en der Koninklijke besluiten, genomen in den vorm, bij de Grondwet van het Koningrijk voorgeschreven voor algemeene maatregelen van bestuur, welke hem te dien einde van 's Konings wege worden toegezonden. | |||||||||
Art. 43.Hij kan om gewigtige redenen de hem bevolen afkondiging of uitvoering opschorten en geeft hiervan terstond kennis aan den Koning. | |||||||||
[pagina 70]
| |||||||||
Wanneer de afkondiging of uitvoering eener wet door den gouverneur is opgeschort, wordt hiervan door den Koning ten spoedigste mededeeling gedaan aan de Staten-Generaal. Zoodra de gouverneur verwittigd is, dat de Koning zijne handeling niet goedkeurt, gaat hij onverwijld tot de afkondiging of uitvoering over. | |||||||||
Art. 44.De wetten en Koninklijke besluiten worden afgekondigd door plaatsing in het Gouvernementsblad. Het formulier van afkondiging luidt: ‘In naam des Konings! De Gouverneur van Suriname, Van 's Konings wege den last ontvangen hebbende tot afkondiging van onderstaande wet (onderstaand Koninklijk besluit) j (Mededeeling der wet of van het Koninklijk besluit.) Heeft de opneming daanvan in het Gouvernementsblad bevolen. Gedaan te.......... den.............’ (Onderteekening van den gouverneur en van den gouvernements-Secretaris.) | |||||||||
Art. 45.Zoo geen andere termijn bepaald is, hetzij in de verordening zelve, hetzij bij de afkondiging (in welk geval die bepaling aan het formulier wordt toegevoegd) werkt de afgekondigde verordening op den dertigsten dag na dien der uitgifte van het Gouvernementsblad, waarin zij geplaatst is. | |||||||||
Art. 46.De gouverneur stelt, na verkregen goedkeuring der Koloniale Staten, koloniale verordeningen vast en zorgt voor hare afkondiging. Indien hij bezwaar heeft kan hij de vaststelling in beraad houden. | |||||||||
Art. 47.De koloniale verordeningen treden niet in regeling van hetgeen geregeld is bij de wet of bij Koninklijk besluit, genomen in den vorm, bij de Grondwet van het Koningrijk voorgeschreven voor algemeene maatregelen van bestuur, tenzij daartoe bij zoodanige wet of zoodanig besluit vrijheid is gelaten. | |||||||||
[pagina 71]
| |||||||||
Art. 48.Behoudens de regelingen, bedoeld in het tweede lid van artikel 114 en in de artikelen 148 en 151, kan elk onderwerp, waarin volgens dit reglemeut bij koloniale verordening is of kan worden voorzien, worden geregeld bij Koninklijk besluit, genomen in den vorm, bij de Grondwet van het Koningrijk voorgeschreven voor algemeene maatregelen van Bestuur. De koloniale verordening in wier onderwerp wordt voorzien bij de wet of bij een Koninklijk besluit als bedoeld in het eerste lid van dit artikel, vervalt op het oogenblik dat zoodanige wet of zoodanig Koninklijk besluit in de kolonie begint te werken. | |||||||||
Art. 49.De gouverneur zendt elke koloniale verordening, door hem vastgesteld, onverwijld aan den Koning. De Koning kan, na den Raad van State van het Koningrijk te hebben gehoord, bij besluit, met redenen omkleed, eene koloniale verordening vernietigen wegens strijd met de wet, met een Koninklijk besluit, genomen in den vorm bij de Grondwet van het Koningrijk voorgeschreven voor algemeene maatregelen van bestuur, of met het algemeen belang van het Rijk of de kolonie. | |||||||||
Art. 50.De gouverneur kondigt de koloniale verordening, door hem vastgesteld, in den regel niet af vóór dat hij berigt ontvangen heeft, dat bij den Koning geen voornemen tot vernietiging bestaat, of vóór dat, na de opzending aan den Koning, zes maanden verloopen zijn zonder dat de gouverneur berigt ontvangen heeft, dat de vernietiging heeft plaats gehad of bij den Koning in overweging is. Hij kan echter, indien naar zijn oordeel en dat van de meerderheid van den Raad van Bestuur spoed vereischt wordt, eene kolonie verordening, door hem vastgesteld, vroeger afkondigen en invoeren. | |||||||||
Art. 51.Eene koloniale verordening, behoorlijk afgekondigd, verbindt tot dat zij door eene latere koloniale verordening afgeschaft of volgens art. 48 dezer wet vervallen, of het Koninklijk besluit, houdende hare vernietiging, in de kolonie afgekondigd en in werking getreden is. | |||||||||
[pagina 72]
| |||||||||
Art. 52.De afkondiging der koloniale verordening geschiedt door hare plaatsing in het Gouvernementsblad. Het formulier van afkondiging luidt: ‘In naam des Konings! De Gouverneur van Suriname, In overweging genomen hebbende: (De beweegredenen der verordening.) Heeft, den Raad van Bestuur gehoord, na verkregen goedkeuring der Koloniale Staten, (En in het geval, voorzien in het tweede lid van art. 50 dezer wet, met bijvoeging der woorden: En gelet op het tweede lid van van art. 50 van het Regeringreglement dezer kolonie), vastgesteld onderstaande verordening: (De verordening.) Gegeven te....., ..... den .......’ (Onderteekening van den gouverneur en van den gouvernements-secretaris.) | |||||||||
Art. 53.Ten aanzien van de werking der afgekondigde verordening geldt het bepaalde bij artikel 45. | |||||||||
Art. 54.De gouverneur is bevoegd tot het uitvaardigen van besluiten, houdende algemeene maatregelen en strekkende om uitvoering te geven hetzij aan wetten of Koninklijke besluiten, genomen in den vorm, bij de Grondwet van het Koningrijk voorgeschreven voor algemeene maatregelen van bestuur, waarvan de uitvoering hem van 's Konings wege is opgedragen, hetzij aan koloniale verordeningen. De Raad van Bestuur wordt over het uit te vaardigen besluit gehoord. | |||||||||
Art. 55.Zoodanige besluiten worden op last des gouverneurs afgekondigd door hunne plaatsing in het Gouvernementsblad. Het formulier van afkondiging luidt: ‘In naam des Konings! De Gouverneur van Suriname, Overwegende dat ter uitvoering van (Vermelding van de wet, het Koninklijk besluit of de koloniale verordening, tot wier uitvoering het besluit strekt), | |||||||||
[pagina 73]
| |||||||||
het noodig is het navolgende vast te stellen; Heeft, den Raad van Bestuur gehoord, besloten (Volgt het besluit.) Gegeven te....... den................’ (Onderteekening van den gouverneur en van den gouvernements-secretaris.) | |||||||||
Art. 56.Indien in het besluit geen andere termijn bepaald is, werkt het op den dertigsten dag na dien der uitgifte van het Gouvernementsblad, waarin het geplaatst is. | |||||||||
Art. 57.De gouverneur brengt het door hem genomen besluit onverwijld ter kennisse des Konings. Hij trekt het in of wijzigt het, zoodra hem dit van 's Konings wege wordt bevolen. | |||||||||
Derde hoofdstuk.
| |||||||||
Art. 59.De Koning kan buitengewone leden benoemen, hen schorsen en ontslaan. Zij zijn naar ouderdom van benoeming als plaatsvervangers werkzaam. | |||||||||
Art. 60.De ondervoorzitter, leden en buitengewone leden leggen, alvorens hunne betrekking te aanvaarden, in hand en van den gouverneur den eed (verklaring of belofte) af: ‘Ik zweer (verklaar) dat ik, middellijk noch onmiddellijk, onder welken naam of wat voorwendsel ook, tot | |||||||||
[pagina 74]
| |||||||||
het verkrijgen mijner benoeming als ondervoorzitter (lid, buitengewoon lid) van den Raad van Bestuur aan iemand, wie hij ook zij, iets heb gegeven of beloofd, noch zal geven. Ik zweer (beloof), dat ik, om iets hoegenaamd in deze betrekking te doen of te laten, van niemand hoegenaamd eenige belofte of geschenken aannemen zal, middellijk of onmiddellijk. Ik zweer (beloof) trouw aan den Koning; dat ik het Reglement op het beleid der regering in de kolonie Suriname steeds zal helpen onderhouden en het welzijn der kolonie naar mijn vermogen zal voorstaan. Zoo waarlijk helpe mij God Almagtig!’ (‘Dat verklaar en beloof ik’). | |||||||||
Art. 61.De gouvernements secretaris staat den Raad van Bestuur als secretaris bij, ook al is hij daarvan geen lid. | |||||||||
Art. 62.Het reglement van orde voor den Raad van Bestuur wordt door den Raad ontworpen en vastgesteld door den gouverneur. Het behoëft, even als de daarin te brengen wijzigingen; de goedkeuring des Konings. | |||||||||
Tweede afdeeling.
| |||||||||
[pagina 75]
| |||||||||
Art. 64.De Raad mag niet weigeren, des gevraagd, zijn gevoelen schriftelijk aan den gouverneur mede te deelen. | |||||||||
Art. 65.De gouverneur kan officieren der zee- en landmagt en ambtenaren, geene leden van den Raad zijnde, gelasten de vergadering bij te wonen tot het geven van inlichtingen. | |||||||||
Art. 66.De Raad van Bestuur kan, volgens regels bij koloniale verordening te stellen, regtsmagt erlangen in geschillen van bestuur. | |||||||||
Art. 67.Hij verrigt voorts alle andere werkzaamheden, hem bij deze wet of andere algemeene verordeningen opgedragen. | |||||||||
Vierde hoofdsruk.
| |||||||||
Art. 69.Om kiezer te zijn wordt vereischt: 1o. ingezetenschap; Als ingezetenen worden aangemerkt: a. Vederlanders volgens de wet op het Nederlander schap en het ingezetenschap, wanneer zij sinds 1o. Ja nuarij van het jaar, waarin de kiezerslijst wordt vastgesteld, in de kolonie gevestigd geweest zijn; b. Vreemdelingen, wanneer zij gedurende de laatste vijf jaren. voorafgegaan aan 1 Januarij van het jaar, waarin de kiezerslijst wordt vastgesteld, in de kolonie zijn gevestigd geweest. | |||||||||
[pagina 76]
| |||||||||
2o. de volle ouderdom van vijf en twintig jaren; 3o. het volle genot der burgerlijke regten; 4o. òf het betalen van belasting over een jaarlijksch inkomen van f 1400 of meer, òf het betalen in de gezamenlijke directe belastingen eener som, waarvan het juiste bedrag, mits niet beneden dat van f 20 noch boven dat van f 100, bij het kiesreglement wordt bepaald. | |||||||||
Art. 70Onbekwaam om te kiezen of verkozen te worden zijn, onverminderd het bepaalde in artikel 23 der wet van den 8sten Augustus 1862 (Staatsblad no. 164), houdende opheffing der slavernij in de kolonie Suriname, zij, wien dat regt ontzegd is bij regterlijk vonnis of die geregtelijken afstand van hunne goederen aan hunne schuldeischers gedaan en dezen niet ten volle voldaan hebben. | |||||||||
Art. 71.Verkiesbaar zijn allen, die de vereischten bezitten, opgenoemd in art. 69 onder nommers 1, 2 en 3 dezer wet, en niet onbekwaam, noch uitgesloten zijn. | |||||||||
Art. 72.Uitgesloten zijn de Gouverneur, de ondervoorzitter en de leden van den Raad van Bestuur, de gouvernementssecretaris en de krijgslieden van den Staat in werkelijke dienst. | |||||||||
Art. 73.Bloedverwantschap of zwagerschap tot en met den tweeden graad mag niet bestaan tusschen de leden van de Koloniale Staten. Wanneer leden, elkander in den verboden graad bestaande, te gelijker tijd gekozen worden, wordt alleen toegelaten hij, die de meeste stemmen bekwam, en, bij gelijk getal stemmen, de oudste in jaren. Hij, die na zijne benoeming in den verboden graad van zwagerschap met een der andere leden geraakt, is niet verpligt af te treden vóór den afloop van zijne tijd van zitting. De zwagerschap houdt op door den dood der vrouw, die haar veroorzaakte. | |||||||||
Art. 74.De leden hebben zitting gedurende zes jaren. Om de twee jaren treedt een derde hunner af, met | |||||||||
[pagina 77]
| |||||||||
dien verstande dat, wanneer het getal der leden niet door drie deelbaar is, bij de eerste, of bij de eerste en tweede aftreding één lid meer aftreedt dan bij de volgende. De uitvallende zijn dadelijk weder herkieshaar. Na de eerste benoeming, evenals na eene ontbinding en na eene verandering van het getal leden, wordt de rooster van aftreding door het lot geregeld. Hij, die ter vervulling eener tusschentijds opengevallene plaats gekozen is, treedt af op het tijdstip, waarop degene in wiens plaats hij verkozen is, moest aftreden. | |||||||||
Art. 75.Het kiesreglement wordt vastgesteld bij koloniale verordening. De eerste verkiezing geschiedt binnen een jaar na de invoering dezer wet, volgens een voorloopig kiesreglement, dat, krachtens art. 54 dezer wet, door den gouverneur wordt vastgesteld, doch vooraf aan 's Konings goedkeuring wordt onderworpen. | |||||||||
Art. 76.De leden der Staten leggen vóór het aanvaarden hunner betrekking in handen van den gouverneur den eed (verklaring of belofte) af: ‘Ik zweer (verklaar), dat ik, middellijk noch onmiddellijk, onder welken naam of wat voorwendsel ook, om tot lid der Koloniale Staten te worden benoemd, aan iemand, wie hij ook zij, iets heb gegeven of beloofd noch zal geven. Ik zweer (beloof), dat ik, om iets hoegenaamd in deze betrekking te doen of te laten, van niemand hoegenaamd eenige belofte of geschenken zal aannemen, middelijk of onmiddelijk. Ik zweer (beloof) trouw aan den Koning; dat ik het Reglement op het beleid der regering in de kolonie Suriname steeds zal helpen onderhouden en het welzijn der kolonie naar mijn vermogen zal voorstaan. Zoo waarlijk helpe mijn God Almagtig!’ (‘Dat verklaar en beloof ik.’) | |||||||||
Art. 77.De leden genieten geene schadeloosstelling, Vergoeding van reis en verblijfkosten kan hun bij koloniale verordening worden toegekend. | |||||||||
[pagina 78]
| |||||||||
Art. 78.De leden zijn bevoegd ten allen tijde hun ontslag te nemen. Zij zenden dit schriftelijk in aan den gouverneur. Het lidmaatschap vervalt:
| |||||||||
Tweede afdeeling.
| |||||||||
Art. 80.De voorzitter en de ondervoorzitter der Staten voor elke vergadering worden uit hun midden benoemd door den gouverneur. | |||||||||
Art. 81.De Staten benoemen hunnen griffier buiten hun midden. | |||||||||
Art. 82.De Staten onderzoeken de geloofsbrieven der nieuw ingekomen leden en beslissen de geschillen, welke aangaande die geloofsbrieven of de verkiezing zelve oprijzen. | |||||||||
Art. 83.De Staten stellen het reglement van orde voor hunne vergadering vast. | |||||||||
Art. 84.Zij vergaderen in het openbaar. De deuren worden gesloten, als de voorzitter het noodig keurt of vier leden het vorderen. De vergadering beslist of met gesloten deuren zal worden beraadslaagd. | |||||||||
[pagina 79]
| |||||||||
Over de punten in de besloten vergadering behandeld kan daarin ook een besluit genomen worden. | |||||||||
Art. 85.De leden der Staten stemmen naar eed en geweten, zonder ruggespraak met hen die benoemen. | |||||||||
Art. 86.De Staten mogen niet beraadslagen noch besluiten, zoo niet meer dan de helft der leden tegenwoordig is. Alle besluiten worden door volstrekte meerderheid der stemmende leden opgemaakt. Bij staken van stemmen wordt het nemen van een besluit tot eene volgende vergadering uitgesteld. In deze en even zoo in eene voltallige vergadering, wordt bij het staken van stemmen het voorstel geacht niet te zijn aangenomen. | |||||||||
Art. 87.Over alle zaken wordt mondeling, en bij hoofdelijke oproeping gestemd, doch bij het doen van keuzen of voordrachten van personen bij besloten en ongeteekende briefjes. | |||||||||
Art. 88.De leden der Staten zijn, ter zake van hetgeen zij als zoodanig gezegd en gedaan hebben, niet geregtelijk vervolgbaar. | |||||||||
Art. 89.De gouverneur kan in persoon of door eenen gemagtigde de beraadslagingen bijwonen en eene raadgevende stem uitbrengen. | |||||||||
Art. 90.De gouverneur kan in persoon of door eenen gemagtigde de beraadslagingen bijwonen en eene raadgevende stem uitbrengen. De gouverneur heeft het regt de vergadering der Staten te schorsen, te sluiten en buitengewoon bijeen te roepen. | |||||||||
Art. 91.Hij heeft het regt de Staten te ontbinden. Het besluit tot ontbinding, waarop de Raad van Bestuur gehoord wordt, behelst de uitschrijving van de ver- | |||||||||
[pagina 80]
| |||||||||
kiezing voor nieuwe Staten binnen zestig dagen en de bijeenroeping der nieuw gekozen Staten binnen drie maanden. Bij ontbinding sluit de gouverneur tevens de vergadering der Staten. | |||||||||
Derde afdeeling
| |||||||||
Art. 93.Zij onderzoeken de verordeningen, die hun door den gouverneur ter goedkeuring worden aangeboden. Het formulier van aanbieding luidt: ‘De Gouverneur der kolonie Suriname biedt aan de Koloniale Staten ter goedkeuring aan eene verordening.’ (Vermelding van den titel der verordening.) (Dagteeking en onderteekening van den gouverneur.) | |||||||||
Art. 94.Indien de Staten de verordening goedkeuren, geven zij hiervan kennis aan den gouverneur. Het formulier dier kennisgeving luidt: ‘De Koloniale Staten keuren goed de hun door den Gouverneur der kolonie Suriname aangeboden verordening.’ (Vermelding van den titel der verordening.) (Dagteekening en onderteekening van den voorzitter en den griffier.) | |||||||||
Art. 95.Indien de gouverneur de verordening, door de Koloniale Staten goedgekeurd, heeft vastgesteld geeft hij daarvan aan hen kennis. Het formulier dier kennisgeving luidt: ‘De Gouverneur der kolonie Suriname heeft vastgesteld de verordening.’ (Vermelding van den titel der verordening.) (Dagteekening en onderteekening van den gouverneur.) | |||||||||
Art. 96.Indien de gouverneur bezwaar heeft de verordening, door de Koloniale Staten goedgekeurd, vast te stellen, geeft hij daarvan aan hen kennis. | |||||||||
[pagina 81]
| |||||||||
Het formulier dier kennisgeving luidt: ‘De Gouverneur van Suriname heeft bezwaar om vast te stellen de verordening.’ (Vermelding van den titel der verordening.) (Dagteekening en onderteekening van den gouverneur.) | |||||||||
Art. 97.Indien de Koloniale Staten de verordening niet goedkeuren, geven zij hiervan kennis aan den gouverneur. Het formulier dier kennisgeving luidt: ‘De Koloniale Staten hebben bezwaar tegen de goedkeuring der aan hen door den Gouvorneur der kolonie Suriname aangeboden verordening.’ (Vermelding van den titel der verordening). (Dagteekening en onderteekening van den voorzitter en der griffier.) | |||||||||
Art. 98.De Koloniale Staten hebben het regt van wijziging. Indien zij daarvan gebruikt gemaakt hebben, luidt het formulier der kennisgeving van hunne goedkeuring aldus: ‘De Koloniale Staten keuren goed, zoodanig als zij door hen is gewijzigd, de hun door den Gouverneur der kolonie Suriname aangeboden verordening.’ (Vermelding van den titel der verordening.) (Dagteekening en onderteekening van den voorzitter en den griffier.) | |||||||||
Art. 99.Indien de gouverneur zich met de gewijzigde verordening vereenigt, geeft hij hiervan aan de Staten kennis. Het formulier dier kennisgeving luidt: ‘De Gouverneur der kolonie Suriname heeft vastgesteld, zoodanig als zij door de Koloniale Staten gewijzigd is, de verordening.’ (Vermelding van den titel der verordening.) (Dagteekening en onderteekening van den gouverneur.) | |||||||||
Art. 100.Indien de gouverneur zich met de gewijzigde verordening niet vereenigt, geeft hij hiervan aan de Staten kennis. Het formilier dier kennisgeving luidt: ‘De Gouverneur der kolonie Suriname, zich niet kunnende vereenigen met de wijzigingen door de Koloniale Staten gemaakt, heeft niet vastgesteld de verordening.’ (Dagteekening en onderteekening van den gouverneur.) | |||||||||
[pagina 82]
| |||||||||
Art. 101.De Koloniale Staten hebben het regt verordeningen aan den gouverneur voor te stellen. Zij zenden het ontwerp, zoodanig als het door hen goedgekeurd is, aan den gouverneur. Het formulier van toezending luidt: ‘De Koloniale Staten verzoeken den Gouverneur der kolonie Suriname vast te stellen de door hen in bijgaand ontwerp goedgekeurde verordening.’ (Vermelding van den titel der verordening.) (Dagteekening en onderteekening van den voorzitter en den griffier.) | |||||||||
Art. 102.De gouverneur geeft van zijn besluit aan de Staten kennis. De formulieren van kennisgeving luiden: ingeval geen bezwaar bestaat tegen de vaststelling. ‘De Gouverneur der kolonie Suriname heeft, den Raad van Bestuur gehoord, vastgesteld;’ in het tegenovergestelde geval, ‘De Gouverneur der kolonie Suriname heeft, den Raad van Bestuur gehoord, bezwaar om vast te stellen de door de Koloniale Staten in ontwerp goedgekeurde en aan hem aangeboden verordening.’ (Vermelding van den titel der verordening.) Dagteekening en onderteekening van den gouverneur. | |||||||||
Art. 103.De Koloniale Staten zijn bevoegd de belangen der kolonie voor te staan bij den Koning, bij de Staten-Generaal en bij den gouverneur. | |||||||||
Art. 104.Zij onderzoeken de verzoekschriften, die met inachtneming der voorschriften van art. 9 dezer wet aan hen gericht worden. | |||||||||
Art. 105.Zij kunnen den gouverneur uitnoodigen om wegens zaken, de kolonie betreffende, inlichtingen aan hen te geven. | |||||||||
[pagina 83]
| |||||||||
Art. 106.De gouverneur voldoet aan deze uitnoodiging, wanneer hij verneemt dat het geschieden kan zonder schade voor de hem toevertrouwde belangen, en geeft de gevraagde inlichtingen mondeling of schriftelijk, hetzij in persoon of bij gematigde. | |||||||||
Vierde afdeeling.
| |||||||||
Art. 108.De uitgave ten behoeve der openbare dienst in de kolonie, welke niet ten laste van 's Rijks schatkist komen, en de middelen ter harer dekking worden aangewezen op de koloniale huishoudelijke begrooting. | |||||||||
Art. 109.De koloniale huishoudelijke begrooting wordt jaarlijks door den gouverneur, na den Raad van Bestuur te hebben gehoord, ontworpen en aan de Koloniale Staten uiterlijk op den eersten Dingsdag der maand Maart aangeboden. | |||||||||
Art. 110.Zij wordt zoodanig als zij door de Koloniale Staten goedgekeurd is, door den gouverneur voorloopig vastgesteld en afgekondigd. | |||||||||
Art. 111.Zij wordt door hem terstond met de noodige toelichting toegezonden aan den Koning. | |||||||||
Art. 112.Zij wordt definitief vastgesteld door de wet: 1o. indien tot de aanvulling der koloniale middelen gevorderd wordt eene bijdrage uit 's Rijks schatkist; | |||||||||
[pagina 84]
| |||||||||
2o. indien de Koning de begrooting, zoodanig als zij door de Koloniale Staten aangenomen is, niet goedkeurt: 3o. indien de Koloniale Staten de begrooting niet hebben vastgesteld vóór den tweeden Dingsdag der maand Mei van het jaar, waarin zij hun wordt aangeboden. Indien geen dezer gevallen aanwezig is, geldt de voorloopige vaststelling als definitieve. | |||||||||
Art. 113.De uitgaven en heffingen, uit kracht der voorloopig vastgestelde begrooting gedaan vóór dat de wet, houdende definitieve vaststelling dier begrooting, in de kolonie afgekondigd en in werking getreden is, blijven van waarde, voor zooveel zij geschied zijn met magtiging des Konings of vóór dat van den Koning berigt ontvangen is. In het geval, voorzien in het voorgaande artikel onder no. 3, strekt voorloopig de begrooting voor het vorig dienstjaar tot grondslag der dienst, behoudens de daarin door den Koning bevolen wijzigingen. | |||||||||
Art. 114.De verantwoording van de koloniale uitgaven en ontvangsten over elk dienstjaar wordt (onder overlegging van de rekening, goedgekeurd door de magt bij de wet of den Koning daartoe aangewezen) op last des Konings gedaan aan de wetgevende magt, ingeval de koloniale huishoudelijke begrooting definitief is vastgesteld bij de wet, en in het andere geval door den Gouverneur aan de Koloniale Staten. Naar gelijke onderscheiding wordt het slot der rekening vastgesteld, hetzij bij de wet, hetzij bij koloniale verordening. | |||||||||
Vijfde hoofdstuk.
| |||||||||
[pagina 85]
| |||||||||
Zesde hoofdstuk.
| |||||||||
Art. 117.Het burgerlijk regt, dat van koophandel en de burgerlijke regtsvordering, het strafregt en de strafvordering, ook ten opzigte der koloniale gewapende magt te land en te water, de regtspleging in zaken van belastingen, het notarisambt, de industriële, letterkundige en kunsteigendom, en het stuk der maten en gewigten worden, zooveel mogelijk overeenkomstig met de in Nederland bestaande wetten, door koloniale verordeningen geregeld. | |||||||||
Art. 118.Niemand kan van zijn eigendom ontzet worden, dan, nadat bij koloniale verordening verklaard is dat het algemeen nut de onteigening vordert, en tegen vooraf genoten of vooraf verzekerde schadeloosstelling. Op dit beginsel worden geene uitzonderingen toegelaten dan krachtens algemeene regelen, bij koloniale verordening te stellen, en zonder dat ooit het regt op volledige schadeloosstelling den onteigende kan worden ontnomen. | |||||||||
Art. 119.Aan de regterlijke magt behoort bij uitsluiting de kennisneming van alle geschillen van burgerlijken aard. | |||||||||
Art. 120.Geene vervolging tot straf kan plaats hebben dan voor den regter, bij algemeene verordening aangewezen, en op de wijze, bij algemeene verordening bepaald, | |||||||||
Art. 121.De burgerlijke dood of de verbeurdverklaring van al de goederen des veroordeelden kan niet als straf of als gevolg van straf worden bedreigd. | |||||||||
[pagina 86]
| |||||||||
Art. 122.Geschillen over kiesregt en andere burgerregten staan ter kennisneming van de regterlijke magt, wanneer geen andere regter bij algemeene verordening aangewezen is. | |||||||||
Art. 123.Alle vonnissen behelzen de gronden, waarop zij zijn gewezen, en in strafzaken de aanwijzing der artikelen van de wettelijke regelingen, waarop de veroordeeling rust. Ze worden met open deuren uitgesproken. De teregtzittingen zijn openbaar, behoudens de uitzonderingen, in het belang der openbare orde en zedelijkheid bij algemeene verordeningen vast te stellen. | |||||||||
Art. 124.Niemand kan tegen zijnen wil worden afgetrokken van zijnen wettigen regter. Algemeene verordeningen regelen de wijze, waarop geschillen over bevoegdheid tusschen de regterlijke en andere magten beslist worden. | |||||||||
Art. 125.Behalve in de gevallen, bij algemeene verordeningen voorzien, mag niemand in hechtenis genomen worden dan op regterlijk bevel, houdende de redenen der inhechtenisneming. Zoodanig bevel moet aan dengene, tegen wien het gerigt is, bij of zoo spoedig mogelijk na zijne aanhouding worden beteekend. De vorm van het bevel en de tijd binnen welken alle in hechtenis genomen personen moeten worden verhoord, worden bij algemeene verordeningen bepaald. | |||||||||
Art. 126.In niemands woning mag tegen zijn' wil worden binnengetreden dan op last eener magt, tot het geven van zoodanigen last bij algemeene verordening bevoegd verklaard, en met inachtneming der vormen, bij algemeene verordening voorgeschreven. | |||||||||
Art. 127.Het geheim der aan de post of andere openbare instelling van vervoer toevertrouwde brieven is onschendbaar, behalve op last van den regter en in de gevallen bij algemeene verordening voorzien. | |||||||||
[pagina 87]
| |||||||||
Tweede afdeeling.
| |||||||||
Art. 129.Er is, onder de benaming van hof van justitie, een opperste geregtshof over de gansche kolonie. Het houdt toezigt op de geregelde afdoening van alle regtsgedingen en de behoorlijke vervolging van alle misdrijven. De voorzitter, de leden en de griffier van het hof van justitie worden door den Koning benoemd, de voorzitter en de leden voor het leven, de griffier tot wederopzeggens toe. | |||||||||
Art. 130.Het openbaar ministerie bij het hof van justitie wordt uitgeoefend door of namens den procureur-generaal. | |||||||||
Art. 131.De procureur-generaal wordt door den Koning benoemd en ontslagen. | |||||||||
Art. 132.Hij is het hoofd van het openbaar minister en van de regterlijke en administrative politie in de gansche kolonie. Hij vertegenwoordigt den Staat, de Regeering of de kolonie in de regten. | |||||||||
Art. 133.Behalve in het geval van verklaarden staat van oorlog of beleg, wordt geen doodvonnis ten uitvoer gelegd dan op last of met voorkennis van den procureur-generaal en na verkregen magtiging van den gouverneur. De gouverneur verleent die magtiging niet dan na den hoogsten militairen of burgelijken regter in de kolonie te hebben gehoord. | |||||||||
[pagina 88]
| |||||||||
Art. 134.De voorzitter en de leden van het hof van justitie kunnen tegen hunnen wil door den Koning worden ontslagen;
1o. bij gebleken ongeschiktheid door meer dan zestigjarigen ouderdom, of door aanhoudende ziels- of ligchaams. ziekte;
2o. wanneer zij onder curatele zijn gesteld.
3o. bij gebleken wangedrag of onzedelijkheid, of bij gebleken grove achteloosheid in de waarneming van hun ambt.
In de beide eerste gevallen wordt het ontslag eervol verleend. In het eerste geval wordt voor de aanspraak op pensioen geen nader bewijs van de oorzaak der ongeschiktheid gevorderd. | |||||||||
Art. 135.Wanneer de gouverneur oordeelt, dat eene der redenen van ontslag, in het voorgaand artikel opgenoemd, aanwezig is, draagt hij, na den Raad van Bestuur te hebben gehoord en met toezending van al de stukken op de zaak betrekkelijk, het ontslag van den betrokken ambtenaar aan den Koning voor. Hij stelt den betrokken ambtenaar, door mededeeling zijner voordragt, in de gelegenheid om zijn verweerschrift bij de stukken te voegen. Hij is bevoegd den betrokken ambtenaar, in afwachting van 's Konings beslissing, te schorsen en in de waarneming van het ambt tijdelijk te voorzien. De betrokken ambtenaar geniet godurende de schorsing zijn volle bezoldiging. Hij kan, op zijn verzoek, in de gelegenheid om zich in Nederland te gaan verantwoorden gesteld worden door toekenning van verloftractement en vrijen overtogt. De koning beslist over het ontslag. | |||||||||
Art. 136.De voorzitter en de leden van het hof van justitie kunnen door den Hoogen Raad der Nederlanden, in raadkamer, bij een met redenen omkleed arrest, uit hun ambt worden ontzet: | |||||||||
[pagina 89]
| |||||||||
1o. wanneer zij veroordeeld zijn tot gevangenisstraf: de gevangenisstraf welke gedboete vervangt daaronder niet begrepen; 2o. wanneer zij verklaard zijn te zijn in staat van kennelijk onvermogen of wegens schulden zijn gegijzeld. De procureur-generaal zendt de stukken, op de zaak betrekkelijk, ter vervolging aan den procureur-generaal bij den Hoogen Raad der Nederlanden. Hij geeft hiervan aan den betrokken ambtenaar onmiddellijk kennis en stelt dezen in staat een verweerschrift bij den Hoogen Raad in te dienen. In het vonnis, waarbij een regterlijk ambtenaar, niet vallende in de bovenstaande bepalingen, tot gevangenisstraf (die, welke geldboete vervangt, daaronder niet begrepen) veroordeeld wordt, wordt tevens zijne afzetting uitgesproken. | |||||||||
Art. 137.Elk lid der regterlijke magt, tegen wien, hetzij dagvaarding in persoon of bevel van gevangenneming, hetzij magtiging tot opneming in een huis van bewaring of geneeskundig gesticht voor krankzinnigen, is verleend, of op wien lijfsdwang is ten uitvoer gelegd, wordt daardoor in zijne bediening geschorst. Schorsing in de bediening brengt geen schorsing mede in het genot der bezoldiging, | |||||||||
Art. 138.De verdere bepalingen nopens de inrigting en de zamenstelling der regterlijke magt in de kolonie worden vastgesteld bij koloniale verordening. | |||||||||
Art. 139.De regterlijke magt wordt alleen uitgeoefend door de regters, welke door algemeene verordeningen zijn aangewezen. Tusschenkomst van de Regering in regtszaken is verboden. | |||||||||
Art. 140.Vonnissen door den regter in Nederland of Nederlandsche koloniën of bezittingen gewezen, en bevelen door hen uitgevaardigd, mitsgaders grossen van authentieke akten aldaar verleden, kunnen in de kolonie Suriname ten uitvoer worden gelegd. | |||||||||
[pagina 90]
| |||||||||
Vonnissen en bevelen, door den regter in de kolonie Suriname gewezen of uitgevaardigd, mitsgaders grossen van authentioke akten aldaar verleden, kunnen in Nederland worden ten uitvoer gelegd. | |||||||||
Zevende hoofdstuk.
| |||||||||
Art. 142.In de kolonie wordt gelijke bescherming verleend aan alle erkende kerkgenootschappen. | |||||||||
Art. 143.De Gouverneur waakt dat alle kerkgenootschappen zich houden binnen de palen van de gehoorzaamheid aan de wettelijke regelingen en de gestelde magten in de kolonie. | |||||||||
Art. 144.De belijders der onderscheidene godsdienstige meeningen genieten allen dezelfde burgerlijke en burgerregten en hebben gelijke aanspraak op het bekleeden van waardigheden, ambten en bedieningen. | |||||||||
Art. 145.De openbare eeredienst en godsdienstoefening is aan geene andere beperkingen onderworpen dan die, welke in het belang der openbare orde, rust en zedelijkheid bij koloniale verordeningen worden bevolen. | |||||||||
Achtste hoofdstuk.
| |||||||||
[pagina 91]
| |||||||||
Art. 147.Het muntstelsel wordt bij de wet geregeld. | |||||||||
Art. 148.Geene belastingen worden in de kolonie geheven dan uit kracht en volgens de voorschriften eener wet of koloniale verordening. | |||||||||
Art. 149.Geen privilegie in het stuk van belasting mag worden verleend. | |||||||||
Art. 150.Geene koloniale belastingen mogen strekken om den vrijen handel met Nederland en Nederlandsche kolonien of bezittingen te belemmeren, of om den handel, de nijverheid of den landbouw der kolonie te bevoorregten boven den handel, de nijverheid of den landbouw van Nederland of de Nederlandsche Kolonien en bezittingen. De baken-, loods-, haven- en andere soortgelijke scheepsongelden en de bepalingen omtrent de groote scheepvaart zijn dezelfde voor alle vlaggen. | |||||||||
Art. 151.Geldleeningen ten laste der kolonie kunnen niet worden aangegaan dan uit kracht van de wet of van koloniale verordeningen, goedgekeurd bij de wet. | |||||||||
Art. 152.Al wat betreft de uitgifte in eigendom of pacht en het beheer der domaniale gronden en bosschen of de uitoefening van andere domaniale regten wordt geregeld bij de wet en, bij gebreke van deze, bij koloniale verordening. | |||||||||
Art. 153.De wet regelt de wijze van beheer en verantwoording der koloniale geldmiddelen. | |||||||||
Van de gewapende magt.
| |||||||||
[pagina 92]
| |||||||||
vijand bedreigd wordt, tot hare verdediging, en, in tijd van vrede, tot bewaring der inwendige rust mede te werken. Zij kunnen te dien einde vereenigd worden in schutterijen. De sterkte en inrigting dier schutterijen worden alsdan bij koloniale verordening geregeld. | |||||||||
Art. 155.Krachtens koloniale verordening kan worden opgerigt een gewapende politie. | |||||||||
Art. 156.In geval van dringenden nood, wanneer de gouverneur met de Rijks zee- en landmagt, te zijner beschikking staande, ondersteund door de koloniale gewapende magt, niet voorzien kan in de behoorlijke verdediging, is hij bevoegd, voor zoover de hem ten dienste staande hulpmiddelen het gedoogen, vrijwilligers en zelfs vreemde hulptroepen tijdelijk in soldij te nemen. | |||||||||
Van het onderwijs, de openbare gezondheid en het armbestuur.
| |||||||||
Art. 158.Het geven van onderwijs staat vrij aan een iegelijk die voldoende bewijzen van bekwaamheid en zedelijkheid levert. | |||||||||
Art. 159.Zooveel de middelen gedoogen, zorgt de overheid, dat het lager onderwijs de verkrijging der allereerste kundigheden onder het bereik brenge ook der onvermogenden. Zij doet dit door ondersteuning van bijzondere of oprichting van openbare scholen. | |||||||||
Art. 160.De regeling van het onderwijs op deze grondslagen geschiedt bij koloniale verordening. | |||||||||
[pagina 93]
| |||||||||
Art. 161.Het toezigt van overheidswege uit te oefenen over den toestand der openbare gezondheid en al wat betreft de uitoefening der genees-, heel-, verlos- en artsenijmengkunst wordt bij koloniale verordening geregeld. | |||||||||
Art. 162.Het aanmoedigen van arbeidszin en het waren van luiheid en lediggang bij de onvermogende bevolking is een onderwerp van aanhoudende zorg der Regering. Het toezigt over het armwezen en de noodige voorzieningen daatomtrent worden bij koloniale verordeningen geregeld. Daarbij wordt in acht genomen het beginsel, dat de bijzondere en kerkelijke liefdadigheid vrijgelaten en zooveel mogelijk bevorderd wordt. | |||||||||
Elfde hoofdstuk.
| |||||||||
Art. 164.Tot de oprigting van circulatiebanken, credietvereenigingen en verzekeringsmaatschappijen kan bij koloniale verordening vergunning worden verleend. | |||||||||
Art. 165.De Regering legt zich met al de haar ten dienste staande krachten op de verbetering der middelen van gemeenschap toe. Het toezigt, van overheidswege op de middelen van gemeenschap te land en te water te houden, wordt bij koloniale verordening geregeld. | |||||||||
Art. 166.De gouverneur kan volgens regels, bij koloniale verordening te stellen, vergunning verleenen voor mijn- | |||||||||
[pagina 94]
| |||||||||
bouwondernemingen en voor den aanleg van werken en de oprichting van ondernemingen van openbaar nut. | |||||||||
Slotbepalingen.
| |||||||||
Art. 168.De onderwerpen bij artt. 117 en 138 vermeld, worden voor de eerste maal bij Koninklijk besluit geregeld. Op deze regelingen is artikel 47 van dit reglement niet van toepassing. | |||||||||
Art. 169.Alle verbindende verordeningen, die er zijn op het tijdstip dat dit reglement in werking treedt, blijven van kracht, tot dat zij door andere, volgens de voorschriften dezer wet, vervangen zijn. |
|