De Vraagbaak. Almanak voor Suriname 1915
(1914)– [tijdschrift] Surinaamsche Almanak– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 28]
| |
Rechthoek.O = a × b waarin a en b de zijden. | |
Parallelogram.O = basis × hoogte | |
Driehoek.O = ½ a × h = √s (s-a) (s-b) (s-c), waarin h de hoogte, s = ½ (a + b + c), en a, b en c de zijden. | |
Trapezium.O = (a + b) × h/2 waarin a en b de evenwijdige zijden, en h de loodrechte afstand tusschen de evenwijdige zijden. | |
Cirkel.= r2π = π/4 d2 = a2/4π, waarin r de straal, d de diameter, a de omtrek, en π = 3.1415927. | |
Cirkelsegment. (bij benadering).O = (⅔ l + h2/2l) h, waarin l de koorde en h de pijl. | |
Ellips.O = a b π, waarin a en b de beide half-assen. | |
Parabool.O = ⅔ g h, waarin g eene koorde loodrecht op de as en h het door die koorde afgesneden stuk der as. | |
[pagina 29]
| |
Kubus = teerling.I = a3, waarin a de zijde. | |
Prisma en Cylinder.I = grondvlak × hoogte. | |
Piramide en Kegel.I = ⅓ grondvlak × hoogte. | |
Afgestompte Piramide en Kegel.I = h/3 (O + o + √Oo), waarin O het grondvlak, o het bovenvlak, en h de loodrechte afstand tusschen beide vlakken. | |
Bol.O = 4πr3. I = 4/3 πr3, waarin r de straal, π = 3.14. | |
Inhoud van een vat.a. Wanneer de hoepels cirkelvormig gebogen zijn I = πl/3 (212 + r22); b. Wanneer ze parabolisch gebogen zijn I × πl (2r12 + r2)2/(3) I = binnenlengte v.h. vat; r1 = binnenstraal bij het spongat; r2 = binnenstraal a/d boven- en benedenkant v/h vat. |
|