De Vraagbaak. Almanak voor Suriname 1913
(1912)– [tijdschrift] Surinaamsche Almanak– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 92]
| |||||||||||||||||||||
van het emplacement op 1 November 1912 alsvolgt was samengesteld:
Paramaribo 12 officieren en 236 militairen beneden dien rang. Albina 43 onderofficieren en minderen.
Nickerie 21 idem, terwijl voor memorie waren gevoerd: 1 officier van gezondheid der 1e klasse als Directeur van het Krankzinnigengesticht op Wolffenbuttel. 1 fuselier bij de gewapende politie;
1 infanterist 1e klasse bij het seinwezen en 2 infanteristen bij de telefoon.
De staf te Paramaribo bestaat uit:
Kapitein F.C.H. Hirschman, commandant, 1ste luitenant-adjudant G.J.C. Verhoeven, adjud. der Troepen, tevens adjudant van den Gouverneur, 1ste luitenant kwartiermeester J.C. Patoir. Bij de compagnie infanterie waren ingedeeld:
Bij den militairen geneeskundigen dienst zijn ingedeeld:
Tot den pharmaceutischen dienst behooren:
de militair apoth. der 2e klasse A.A.Th. Fortgens, de fungeerend militair apoth. W.A. Dawson.
Administrateur: J.C. Patoir, luit. kwartiermeester. Hospitaalmeester: Fr. Oudschans Dentz. | |||||||||||||||||||||
Administratie der Troepen.Deze zal eerlang worden gevormd overeenkomstig voorschriften in gebruik bij het Oost-Indisch leger. | |||||||||||||||||||||
[pagina 93]
| |||||||||||||||||||||
Rechtspleging.De rechtspleging bij de landmacht in Suriname wordt uitgeoefend door:
De krijgsraad bestaat uit:
Ook zijn officieren van de zeemacht, alsmede gepensionneerde officieren van land- en zeemacht tot lid van den krijgsraad benoembaar. Het ambt van Voorzitter is thans opgedragen aan Mr. A.P. Visser. Het ambt van Auditeur-Militair wordt uitgeoefend door het Openbaar Ministerie bij het Hof van Justitie, hetwelk thans wordt waargenomen door Mr. G. van den Flier. | |||||||||||||||||||||
Diverse Mededeelingen.Het toezicht op het beheer der militaire ziekeninrichtingen in de kolonie Suriname is in zijn geheelen omvang opgedragen aan den commandant der Troepen in Suriname, die zich daarbij voor zoover hem dit noodig voorkomt kan doen bijstaan door den luitenant-kwartiermeester van het garnizoen. De aanvulling heeft plaats door uitzending:
Officieren en mindere militairen worden voor den tijd van drie jaren naar Suriname gedetacheerd. Bij Kon. Besluit van 22 Nov. 1911 No. 52 werd het Oost-Indisch pensioenreglement, vastgesteld bij Koninklijk Besluit van 17 Febrnari 1905 No. 8, met eenige verandering toepasselijk verklaard op de militairen van de landmacht in West-Indie, met handhaving van het West-Indisch pensioen- en gagementsreglement vastgesteld bij Koninklijk Besluit van 1 November 1848 No. 84. Vermits laatstgenoemd reglement voor een bepaalde categorie van militairen gunstiger is. | |||||||||||||||||||||
[pagina 94]
| |||||||||||||||||||||
Werd vroeger het gezin van een gehuwd militair bij diens overlijden onverzorgd achtergelaten, daarin is verandering gekomen, doordien bij Koninklijk Besluit van 24 Juni 1908 No. 78 een Weduwen- en en Weezenfonds van militairen beneden den rang van officier bij de koloniale troepen werd opgericht, is daarin verandering gekomen. Door uitzending van officieren en mindere militairen behoorende tot het Oost-Indisch leger zal de troepenmacht in Suriname weldra in haar geheel een onderdeel vormen van het leger in Oost-Indië. In 1910 werd door den Minister van Kolonien bepaald dat de Oost-Indische reglementen en dienstvoorschriften zooveel mogelijk toepassing moeten vinden. Te voren was reeds bevolen, dat de kleeding en bewapening der militairen in Suriname zou bestaan uit die, voor het leger in Oost-Indie vastgesteld, terwijl met ingang van 1 Januari 1913 de Oost-Indische soldijregeling en het Oost-Indische voedingstarief worden ingevoerd. Hierdoor wordt aan militairen die onafgebroken 6 jaren aan de koloniale troepen verbonden zijn geweest eene verhooging op de soldij toegekend, die 12 cent voor een onderofficier- en 6 cent voor een korporaal en soldaat bedraagt. Toekenning van vergoeding voor huishuur aan alle gehuwde militairen, waarvan - in verband met den slechten woningtoestand - de urgentie werd ingezien, kon zonder dat het aantal militairen dat gehuwd mag zijn werd ingekrompen, niet plaats hebben. Bij Gouvernementsresolutie van 21 October 1911 No. 4 werd dat aantal dier militairen op nieuw vastgesteld en werd bepaald dat slechts toestemming tot het aangaan van een huwelijk kan worden verleend aan:
Als overgangsmaatregel werd met aanvulling van vorenstaand Gouvernementsbesluit bij resolutie van 26 Febr. 1912 No. 970 nader bepaald. dat bij vermindering van het aantal gehuwde militairen van een categorie met twee, telkens aan één militair van die categorie toestemming tot het aangaan van een huwelijk kan worden verleend. | |||||||||||||||||||||
[pagina 95]
| |||||||||||||||||||||
Bij Koninklijk Besluit van 22 Juli 1912 No. 63 werd, te rekenen van 1 Januari 1912, huishuur toegekend aan elk gehuwd militair, waarvan de bedragen als volgt werden vastgesteld:
|
|