Surinaamsche Almanak voor het Jaar 1908
(1907)– [tijdschrift] Surinaamsche Almanak– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 89]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Districten.
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Korte overzicht van letter C.Het omzetten der enkele koffie-plantages in suiker was in 1840 voltooid. En werd een aanvang gemaakt met het verlaten van de kleine watermolens door de bevolking over te brengen naar stoomsuiker molens, zoodat reeds in 1850-1855 slechts en suiker-plantages overbleven, waarvan 5 met stoommachines 1813 met waterwerken. De plantage eigenaars waren meest allen Nederlanders en enkele Fransche en Engelsche genaturaliseerden. Door het | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 90]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
gemaakt Fortuin vertoefden meest allen volgens de nieuwe mode in Europa, de plantages overlatend aan de onbeperkte volmacht der Administrateurs, die aan de beurt waren om Fortuin te maken. Tusschen 1862-1872 vervielen wegens niet vol te houden concurrentie met de oude molens nog 10 dezer plantages en van de 11e plantage Rosenburg, toebehoorende aan de familie J.A. van Sandick, die reeds lang in Europa verbleef, brandde onverwacht de geheele molen met suikerhuis vol suiker enz. enz. geheel af tijdens directeur van Weede. De heer Abendanon, President der Surin. Bank, vertrok toen onder een goeden indruk naar Nederland, om die plantage tot een onderneming van de Nederl. Handel Maatchappij te maken, doch stierf plotseling halverwege naar Param.Ga naar voetnoot(1). De familie Ellis annexeerde de rietaanplanting voor Goudmijn, die later afwisselend van hand tot hand ging en slechts door het verkrijgen van goedkoope arbeiders in den omtrek kon worden volgehouden met een beperkt werkkapitaal. Van de 7 overgebleven plantages bleef Goudmijn het langst, die toch ook eindelijk moest worden prijs gegeven, doordien de oude molen ten lange leste bezweek. Het riet werd afgemalen in 1895-1896 door Mariënburg. Het verlaten van deze suikerstaat bracht een geheelen ommekeer in het levensbestaan der kleine landbouwers in den geheelen omtrek, die zeer gehecht waren aan deze plantage en dikwijls zwaar werk leverden voor een matig loon, vooral tijdens de directeurs A. en M. Lionarons, IJvel en Reeberg, allen nu wijlen. De laatste gebruikte het volgende systeem, om groote werken te doen uitvoeren. B.v. een nieuw veld riet moest aangelegd of een zware verplanting moest plaats vinden, zoo maakte hij zelve eene begrooting, en het werk werd in accoord opgedragen aan de landbouwers, die altijd een paar f 100. - lager accordeeren. Het gemiddelde van het te min geaccordeerde werd als toegift door Directeur en Beheerder bijgegeven. Dit wekte groote liefde voor de zaak, die voor hen onmisbaar werd. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Korte overzicht van letter D.Het sloopen van de bloeiende kleine koffie plantages nam sterk toe tusschen 1830-1850. De arbeiders van een beperkt aantal akkers met koffie Arabica, die minder dan 30.000 kilo produceerdeGa naar voetnoot(1), werden op last van de Administrateurs meestal naar suikerplantages overgebrachtGa naar voetnoot(2). | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 91]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
De koffieprijs daalde toen van 80 op 60 cents per Amsterdamsche ponden, dus zoo wat van f 240. - tot f 180. per baal, terwijl muscovado suiker een gewilde beursartikel was en schommelde tusschen de f 200. - tot f 250 - per oxhoofd. De meesten der eigenaren waren reeds toen in Nederland gevestigd om van het in Suriname gemaakt fortuin te genieten. De Administrateurs die meest uit Nederlanders bestonden hadden een onbeperkte volmacht. Wiens fortuin nog niet bereikt was, voor dien brak een tijdperk aan, om fortuin te maken. Intusschen luidden de rapporten aan de eigenaren in Europa ongunstiger. Dan was het de regenval die de schuld had, dan was het plantenziekte onder koffie en riet. In 1850 toen de geruchten van ‘Emancipeeren der slaven’ in aantocht waren, streefden de Administrateurs nog meer daarnaar, plantages en slaven te beperken. Het Gouvernement liet zich met de abandonatie in het geheel niet in. De 10jarige Staatstoezicht zou de gemoederen temperen; maar de disciplinaire rechtsmacht was willekeurig in het opleggen van straf en schokte het aanvankelijk teruggekeerde vertrouwen der geëmancipeerden zoodanig, dat er groote mutatiën plaats vondenGa naar voetnoot(3). De immigratie uit Britsch-Indië in 1874, kwam te laat aan, daar de meeste der overgeblevene plantages na het Staatstoezicht in 1873 nog werden prijsgegeven uit geldgebrek. Met de katoenplantages was het nog erger gesteld. De achteruitgang werd geweten aan de rupsenplaag en dalende prijzen, ondanks er nog door kleine plantages 100 tot 200 balen katoen van 200 à 250 kilo werden geproduceerd. Na 1875 begonnen ook de suikerplantages achteruit te geraken, daar het met de bestaande uitgediende molen niet kon worden volgehouden in de concurrentie der dalende suikerprijzen. Slechts de plantage De Eendracht, die deels met immigranten en deels met overgroote aanbod van vrije arbeiders dier omtrek kon arbeiden, heeft het volgehouden met het bereiden van likker (rietsap stroop) voor de inlandsche volksklasse consumtie, zoolang de oude molen nog malen kon tot 1900. Uit geldgebrek ter aanschaffing van een nieuwe molen werd ook deze plantage verlaten. Alzoo verdween een vruchtbaar district voor den grooten landbouw. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Kort overzicht van letter E.Na 1774 namen de plantages flink toe in bloei, alhoewel | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 92]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
minder vruchtbaar dan die der rivier hoogerop, die verbazend veel meer produceerden. Na den zoogenaamden Engelschen tijd 1815, werden de culturen koffie en suiker, weer flink aangepakt; maar ten koste van de bevolking der de rivier hoogerop gelegene plantages, die allengskens overging naar de benedenwaartsche. De paardenmolens hadden al lang plaats gemaakt voor watermolens. Die beesten waren soms koppig bij het draaien der molenas, waardoor enkelen op staanden voet hunne onwilligheid hebben moeten boeten met ‘een kogel voor den kop’, daar de zweepen der bastiaans op hen geen invloed hadden. Enkele Directeurs meenden daardoor een voorbeeld aan de slavennegers te moeten geven met het dooden van zulk onwillig dier. Met de watermolens ging het beter, ‘alleen was men athankelijk van vloed en ebbe’. De Directeurs waren meestal Nederlanders, enkelen Franschen, Engelschen en Duitschers. Maar groote werken werden door deze eenvoudige lieden tot stand gebracht met ‘Commando negers’, die door elke plantage geleverd moesten worden uit de arbeiders met beurtelings een of meer blankofficiers (opzichters). De Commewijnedoorgraving tusschen Post Sommelsdijk en de plantage Lustrijk en vele anderen meer zijn getuigen van genen tijd. Die pm. 2 lange kilometer doorgraving is thans even diep als de rivier. De oorspronkelijke rivierbocht van pm. 15 kilometer om varen zal de nakomelingschap niet meer kennen daar ze geheel aanslibt en slechts met springtij bevaarbaar is voor kleine corjalen. De Indigoplantage A La Bon heure benedenwaarts moest worden opgegeven, wegens groote sterfte ingevolge de primitieve bereidingsmethode. Het aantal suikermolen bedroeg in 1856 64 met stoom en 2 met waterwerken. De plantage Hooijland had een macht van 508 personen en Schoonoord 222. Men was toen tevreden met 5 ton muscovado per H.A. en men kon meer krijgen!.. Er waren 12 koffleplantages in volle werking, sommige met 163 en de kleinere met 75 personen. 500 kilo mokkakoffie per H.A. verkreeg men in slechte jaren. Een goed jaar gaf 1000 per H.A. - Er waren ook nog kostgronden. - Maar alles werd primitief bereid, er waren geen andere toestellen voor het bereiden, dan handpelmolens voor de koffie en de plavuizendroogerijen in de zon, die niet altijd wilde schijnen als het noodig was. De werkzaamheden bij het bereiden der koffie, voordat het in de balen kwam, was in een woord ‘omslachtig’ | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 93]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
De prijs daalde ook van goede Mokka op de Amsterdamsche beurs tot f 1.10 per kilo. Neen! de cacao was beter, en in 1870/71 betaalde deze f 1.00 per kilo en al zou hij 70 cts worden dan was men ontslagen van alle de omslachtigheden, die aan de koffie verbonden waren. De koffie ruimde toen geheel de plaats voor de cacao. En op dit oogenblik zijn wij zoo ver, dat de cacao nu weder het veld moet ruimen voor een andere cultuur daar ze door de bekende schimmelziekte (krulloten) geteisterd wordt. Zal de koffie ook weer haar oude plaats veroveren? Wij keeren tot de suikerplantages terug. De Muscovado suiker kon tegen de marktprijs niet concurreeren, vooral met die oude afgewerkte molens. Hooijland werd verlaten en Schoonoord omgezet in cacao. Alkmaar, Visserszorg, Zoelen enz. werden verbonden aan de in 1882 opgerichte centrale suikerfabriek Marienburg. Maar het contract was voor de 2 eersten met schade en moesten de cultivaties worden prijs gegeven, daar het contract niet verbroken konde worden en de oude molens ook niet konden vervangen worden. Men vreesde echter voor de risico, om over nieuw te beginnen met betere molens. De toekomst was onzeker, met de dalende suikerprijs door de concurrentie der beetwortelsuiker. In 1890 is Alkmaar geworden een Gouvernementsvestigingsplaats voor vrije Br.-Ind. Landbouwers, Visserszorg het eigendom der Agenten van Marienburg en Zoelen levert nog riet aan de Centraalfabriek Marienburg en is diens eigendom. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Kort overzicht van letter F.Bij letter F is door het Koloniaal Bestuur de letter G administratief toegevoegd. De Surinaamsche Geschiedenis echter meldt er niets van. De Surinaamsche Almanak van 1908 kan dit echter aan de vergetelheid ontrukken en vermelden dat ook letter G had bestaan. Die Serie behoorde tot Groot en Klein Matappica. Dàar woonden de ‘katoen baronnen’ in weelderig gebouwde villas met zware wenteltrappen en koperen leuning. Maar helaas! reeds in 1856 werden van deze lusthoven slechts elf aangetroffen, de overigen waren prijs gegeven. De katoenproductie die in 1825 ruim 1.200.000 kilo bedroeg van het grooter aantal katoenplantages, verminderde naar gelang der verlating reeds in 1865 tot 193.000 kilo. En in 1885 tot 1700 kilo, dit laatste als product verkregen van de katoen die als kweekschaduw voor de cacao reeds dienst deed. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 94]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Het was een schommelen en worstelen met het periodieke optreden van de rupsenplaag, die een groot deel der oogst van een halfjaar in één nacht deden verloren gaan. Kwam die plaag in den aanvang van deze cultuur weinig voor en soms eens in de tien jaren, na 1860 herhaalde deze zich in kortere periode. En daarbij kwam dat de zee zandbanken aanspoelde en de Matappica verstopte. Zoo kwamen de katoenplantages te verdwijnen in het Matappica District en bleven slechts 2 suikerstaten, 6 koffieplantages en 1 kostgrondje over, die vereenigd werden met serie F. Serie F had tot 1865 met de versmelting van G te zamen 10 stoom muscovadosuiker molens, 1 waterwerk op Monsouci en 2 rietaanplantingen de Maasstroom en Berlijn, voor de muscovado suikerfabriek Buitenrust, 19 koffieplantages en nog de 11 te voren genoemde katoenplantages, 2 kostgronden en later ook Pieterszorg met een stoommolen als muscovado suikerstaat. Reeds in 1860 begon hier en daar de cacaoaanplanting. En in de tijdvakken 18854-1889 waren reeds een groot deel der koffieculturen vervangen en weggekapt, om plaats te maken voor de cacao, die alle gemak voor bereiding leverde en zoogenaamd een beter toekomst beloofde. Men dacht er niet aan, dat de koffie te eeniger tijd machinaal zou kunnen worden verwerkt. Machine's die nu zoo goed voldoen aan de meeste eischen waren toen nog niet uitgevonden. Bovendien de cacao kan immers veel gemakkelijker gedroogd worden dan de koffie. Het spreekwoord was: zoo van den boom, niet in de wasch, maar in de kast, in de zon, in de zak en in de brik. De ouderlui bedoelden met hun rijmpje, dat de cacao niet gewasschen wordt als de koffie, maar geoogst dadelijk in de broeikast komt en daarna in de zon gedroogd, in de zak komt en verscheept wordt. De muscovado suikerplantages met hun oude molens gaven de concurrentie met de beetwortels op en gingen over tot de cacao aanplant. De allerlaatste was Zorg en Hoop. De suikerstaat de Resolutie werkte tot ongeveer 1885 met een constructie vacuumpan. De laatste winst was nog 70.000 guldens en het jaar daarna werd zij geabandoneerd door de Nederlandsche Handelmaatschappij aan wie zij toebehoort. Rust en Werk en Lodewijksburg (de laatste thans Alliance) houden het nog vol. De distilleerwet had hieraan ook wel een knak gegeven, maar de nu en dan rijzende suikerprijzen en binnenlandsche consumtie doen deze 2 staten nog met den tijd concurreeren, naast de groote rendementen dezer ongeevenaarde Surinaamsche gronden. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 95]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
De bevolking van het district bedroeg in 1775 10000, 1815 9000, in 1865 7051 zielen en in 1906 8705 zielen waaronder 3874 immigranten. Met de cacaocrisis stond geheel verval te vreezen. De bacoven-cultuur echter zal weer nieuw leven brengen en ook waarschijnlijk de band leenen tot herstel der koffie naast alle oudere uitvoerproducten en naast de cacao, waarop ook hoop voor herstelling nog bestaat. En zoo gaat Commewijne een nieuwe toekomst tegemoet in volle hoop, dat de groote hoeveelheden regens van April 1907 geen nadeeligen invloed op de aanplanting hebben zal. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Kort overzicht van serie H.De groote moeielijkheden die steeds de ontwikkeling van dit buitengewoon vruchtbaar District belemmerde, is tot nu niet geheel opgeruimd en deze hebben hun oorzaak hoofdzakelijk in de slechte verkeersverbinding met Paramaribo. Eerst bestond het verkeer door de Para, dat met de grootste moeilijkheden gepaard ging en op den duur niet was vol te houden. Het Wanicapad werd in 1767 opengekapt en daarlangs het kanaal naar Wanica gegraven en werd de weg naar Para vergemakkelijkt en in de Wanica zelve kleine landerijen uitgegeven die bebouwd werden tijdens Gouverneur Crommelin. Door deze tijdsomstandigheden en de beroeringen, die van buiten te wachten stonden, werd de uitbreiding van dit District meer dan eenig ander gestremd, en eerst onder Gouverneur de Frederici werd ernstig gedacht om den Landbouw in het District Saramacca krachtdadig aan te pakken. De gemeenschap tusschen Paramaribo en de Saramacca leverde groote moeilijkheden op over zee of door de Para. De Gouverneur wilde al daar een tweede stad stichten, doch dat ging toen niet, uit financieele redenen. Het vooorbeeld door aanlegging van twee plantages door hem gegeven, vond navolging en in weinige jaren werd de Saramacca bezaaid met 125 plantages van af ‘Kent’ tot La Resource en verder, en met eene bevolking van ruim 3000 zielen in 1809. Frederici beraamde plannen om de verbinding met Paramaribo te verkorten, doch stootte telkens op onoverkomelijke bezwaren van zijnen tijd, 1792. De Purmerendkreek zou doorgetrokken worden tot Voorzorg, doch men zager van afwegens de talrijke Poisontree's in die streek die geveld zouden worden. Ook van Radersplan in 1846, werd opgegeven met de Steenbakkersgrachtdoorgraving naar Saramacca. Zijn ander plan van 1857 die in rechte lijn | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 96]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
begonnen werd van af het eind der Wanicastraat bij de Poelepantjebrug tusschen Hermitage en den grond Zorg en Hoop staakte in 1859. Tusschen 1808 en 1809 werd het Wanicakanaal onder het Engelsch tusschenbestuur verlengd en verbeterd voor gewone vaartuigen. Er bleef toen niets anders over dan het kanaal tijdens het Engelsch tusschenbestuur te blijven onderhouden, waarvoor elke plantage verplicht was jaarlijks een aantal arbeiders beschikbaar te stellen, de zoogenaamde commando arbeiders. Door dit kanaal konden groote lastdragers, geladen met een aantal oxhoofden muscovado suiker, doorgaan. Dit ging tot na1863 nog goed en na 1873 werd er zeer weinig meer aan het onderhond gedaan en werd het kanaal op den duur ondiep. Nu terug tot 1825-1852. Na 1825 begon men vele plantages in de Saramacca te verlaten. In 1833 kocht de W.I. Bank de bloeiende suikerplantage Catharina Sophia. Het aantal plantages bedroeg toen nog 90 met 2800 zielen. In 1845-1852 werden Hollandsche Boeren gevestigd, die na ziekte en sterfgevallen verhuisden naar Paramaribo. In 1856 bestonden er nog 22 plantages waarvan 3 muscovado suiker met stoommachine der bekende oude constructie, 1 koffie alleen, 3 met cacao alleen, 10 met koffie en cacao, 4 houtvellingen en 1 kostgrond met te zamen 1633 zielen. Later gevoelde men behoefte aan het vervoeren per tram, dat zekerlijk beter zoude beantwoorden. Maar sedert 30 jaren blijft het nog steeds tot de wenschen behooren. In plaats hiervan wordt het kanaal sedert 1898 met stoomgemaal uitgebaggerd en aan beide einden met schutsluizen afgezet, waardoor de toestand toch nog niet verbeterd is. In 1906 bezit Saramacca slechts 15 plantages en 1097 gronden en de Goudindustrie in de boven Saramacca, dank aan het aantal gronden en Goudindustrie thans 5038 zielen, dus: ruim 2038 meer dan in 1809, 2238 meer dan in 1825 en 3405 meer dan in 1856. De suikerindustrie is sedert 25 jaren geleden geheel opgehouden in dit district. De koffiecultuur werd prijsgegeven voor de cacao die nu beheerscht wordt door de krulloten en versteening der vruchten. De belemmeringen voor de ontwikkeling van dit ‘buiten- | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 97]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
gewoon vruchtbaar’ district in het vervoeren van personen en product, ligt nog steeds in de dagen lange reizen naar Paramaribo die eerst door een stoomtramverbinding zal worden opgeheven en de gelegenheid openen voor de Bacovecultuur ook in dit District. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Korte overzicht van serie I.
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 98]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Het product bedroeg 1906 aan:
De met de jaren steeds in die richting aanslibbende westelijke Coppename-modderbank, die de vaargeul- en de looskanalen van dit District belemmert, verhindert den wederbloei. Een productie slechts van 10.000.000 stuks kokosnooten uit 40.000 à 50.000 kokosplanten die in 5 jaren tijd rendeeren, naast de andere kleine culturen, kan dit district weer in bloei doen toenemen. Wordt er echter niet elders heen een gemakkelijk weg naar Coronie gevonden, dan zal dit district zijn decadentie ongetwijfeld voootzetten tot het einde toe, en dan! verliest Suriname wederom een deel der bron van zijn volksbestaan. Een kanaal naar Coppename slechts kan dit district van den naasten ondergang redden. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Korte overzicht van serie J.
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 99]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
westelijken oever dezer rivier alwaar zij bevriende stammen aantroffen. Op het voormalige dorp der Waaraw-Indianen werd eene hoofdverblijfplaats der kolonisten gesticht, die Frederici doopte met den naam van Nieuw Rotterdam. Volgens hem moest deze, na Paramaribo en Groningen in de Saramacca, de 3e stad van Suriname worden. Althans zoo verhaalt de overlevering. Het District ontving onder Gouverneur van Heeckeren's Bestuur in 1835 een apparte serie letter en werd gescheiden van het Opper-District. De plantage nommers bleven gehandhaafd, doordien verandering daarvan in de eigendoms bewijzen groote mocielijkheden opleveren zouden, vooral in het District Coronie. Bij Gouv. Resolutie onder van Raders den 10n October 1851 kreeg dit district den naam van het District Nickerie. Van 1797 tot 1845 - ruim 48 jaren - verkeerde het district in onvergelijkbaren weelderigen bloei. Men sprak zelfs van het Surinaamsch Paradijs. De hoofdvestiging Nieuw Rotterdam wedijverde met Paramaribo, wie de hoogste weelde ten toon spreidde. De grillige zee kwam echter deze nieuwe stad afspoelen met al haar kostbare gebouwen en prachtige graf zerken en leidde de nakomelingen dezer kolonisten haast tot den bedelstaf. Slechts enkelen kwamen deze ramp te boven. Over Nieuw Rotterdam laat de Atlantische Oceaan nog steeds zijn water vloeien. Van de oorspronkelijke 200 Concessies met 2800 zielen, treffen wij in 1856 slechts 16, waarvan 5 Muscovado suiker met stoom machine, 4 koffie, 1 katoen, 2 kost gronden en 4 kweek gronden met 1639 zielen. Aan de punt werd een nieuw stadje gesticht, die wederom door den Oceaan is afgespoeld. Men is voorzichtiger geworden en bouwde voor de 3e maal een nieuwe stadje op de verlaten perceelen tusschen Margarethenburg en Waterloo en gaf aan die den naam van ‘Nieuw-Nickerie’. Maar sedert de vele rampen hebben de ingezetenen steeds te tobben met den strijd voor 's levens bestaan. In 1905 treffen wij nog 5 plantages, waarvan 2 met suikerriet, die verwerkt wordt met vacuumpan constructie, n.m.: Hazard en Waterloo, en 154 afzonderlijke gronden benevens een aantal kleine perceelen in Nieuw-Nickerie als 1 grond gerekend. Dus thans 5 plantages en 155 gronden, met 5882 zielen, of 3082 meer dan oorspronkelijk en 4243 meer dan in 1856, dank zij de grondjes en de 2 nog bestaande suiker-plantages. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 100]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Hazard en Waterloo hadden in 1856 te samen eene bevolking van 444 zielen en in 1905 bedroeg het aantal 1762. Met een matig werkkapitaal is dit District bij uitnemendheid geschikt voor de suiker en andere culturen en veeteelt. De rietsuiker-cultuur leyert ruim 6 en meer tons per H.A., In 1905 bedroeg het verkregen product van:
|
|