Surinaamsche Almanak voor het Jaar 1907

Bacovencultuur voor Export

(met Gouvernementssteun).

Voor   (enz.) compareerden   ten deze optredende voor het Koloniaal Gouvernement krachtens en ter uitvoering van de Gouvernements-Resolutie de dato   in verband met de verordening van   ter eener   en   voor de onderneming   ter andere zijde.

De comparant ter andere zijde verklaarde aan het Koloniaal Gouvernement te verleenen het recht van opstal op het land groot ongeveer H.A., van de plantage gelegen binnen de bestaande bepoldering en op het plan der plantage (blijkens overgelegde schetskaart) aangeduid met de nummers (of letters) met bestemming op dat land aan te leggen eene cultuur van bacoven voor export.

De comparant ter eenre verklaarde voor het Koloniaal Gouvernement bedoeld recht van opstal te aanvaarden.

Tusschen partijen is verder bedongen:

Artikel één. - De aanleg geschiedt voor rekening van het Gouvernement.

De uitvoering vangt aan vóór 15 Augustus 1906.

De onderneming is belast met de uitvoering. Zij wordt daartoe in staat gesteld door de uitkeering door het Gouvernement van f 360. - voor aanleg en onderhoud gedurende het jaar van aanleg en van f 180. - voor elk jaar van onderhoud daarna, per hectare in cultuur gebracht land, welke uitkeering in maandelijksche of wekelijksche termijnen kan geschieden

[p. 220]

en naar gelang van den voortgang der werkzaamheden, ter beoordeeling van het Gouvernement.

De totale kosten van f 360. - en f 180 - per jaar per hectare mogen als gemiddelden niet overschreden worden.

De uitkeering houdt op bij het eindigen van het recht van opstal.

Artikel twee. - De onderneming verbindt zich:

1. H.A. van gemeld stuk land in bacoven aan te brengen vóór 4 April 1909 en wel ongeveer ¼ vóór 1 April 1907; ⅓ vóór 1 April 1908 en de rest vóór 1 April 1909.

2. den aanplant te onderhouden tot 1 Juli 1916 met bevoegdheid om de in cultuur gebrachte oppervlakte land geheel of gedeeltelijk te vervangen door gelijke oppervlakte van nieuw land.

3. tot 1 Juli 1916 voor de bacovencultuur beschikbaar te hebben een voldoend aantal arbeiders.

4. tot voormeld tijdstip zorg te dragen voor behoorlijk beheer op de plantage en deze met al hetgeen daartoe behoort als gebouwen en vaartuigen en de werken voor waterkeering en waterafvoer en alles wat verder op eene cultuur-onderneming in Suriname vereischt wordt in zoodanigen staat te hebben en te houden als voor een geregelden gang van het bedrijf op de plantage in het algemeen en voor de bacovencultuur in het bijzonder, noodig of nuttig is.

5. ingeval de United Fruit Company toepast de bepaling omtrent prijsvermindering, voorkomende in art. 8 van het contract tusschen haar en het Gouvernement, aan het Gouvernement ten behoeve van den hierna bedoelden medeverscheper te betalen de schade door eenig medeverscheper van bacoven met wien door het Gouvernement gelijk beding als het onderwerpelijke is gemaakt, geleden wegens bedoelde prijsvermindering, en zulks indien de onderneming anders dan tengevolge van overmacht, hare verplichting tot levering, overeenkomstig eigen opgaaf, niet nakomt;

zullende de betaling dier schade moeten geschieden in verhouding tot ieders tekort op de levering, indien meer ondernemingen hare verplichting tot levering als voormeld niet nakomen.

De onderneming heeft aan de bacovencultuur al die zorgen te besteden, die deze cultuur, waaronder ook begrepen is het op tijd oogsten, vereischt, in het bijzonder de zoodanige, die noodig zijn om de zaak te doen beantwoorden aan het doel, dat met deze cultuur wordt beoogd, bijzonderlijk ook in verband met de verplichtingen jegens de United Fruit Company.

Artikel drie. - Aanleg en onderhoud geschieden volgens de voorschriften van den door den Gouverneur daartoe aange-

[p. 221]

wezen ambtenaar en onder contrôle van dezen of van door dezen aangewezen personen.

De onderneming legt uitsluitend ten dienste der contrôle, volgens door het Gouvernement te geven voorschriften, eene afzonderlijke boekhouding aan voor de bacovencultuur en is verplicht deze, dag voor dag bij te houden en die boekhouding te allen tijde ter inzage gereed te houden voor bovengenoemden ambtenaar of de door dezen aangewezen personen.

Zij hebben te allen tijde recht van toegang en verblijf op de plantage en toebehooren.

Zoo noodig wordt hun op de plantage nachtverblijf verstrekt.

Artikel vier. - Indien het beheer op de plantage in het algemeen of ten aanzien van de bacovencultuur in het bijzonder of ook het beleid van zaken der cultuur-onderneming, naar de meening van het Gouvernement, te wenschen overlaat, geeft dit de daarin verlangde wijziging aan en neemt zoo noodig zonder dat eenige wettelijke in gebreke stelling noodig zal zijn, geheel of gedeeltelijk het beheer der onderneming over.

De overneming van het beheer als hiervoren bedoeld brengt geen veranderingen in de overige verplichtingen der onderneming.

De kosten van het beheer blijven voor rekening van de onderneming.

Artikel vijf. - Op 15 Juli 1909 of op een vroeger door het Gouvernement te bepalen tijdstip eindigt het recht van opstal en treedt de onderneming in den eigendom van hetgeen op den grond is aangebraeht, zonder gehoudenis tot betaling te dier zake van eenige andere vergoeding dan het na te melden nadeelig saldo van rekening. Op bedoeld tijdstip needt de onderneming tevens in de rechten en verplichtingen van het Gouvernement voortkomende uit ter zake van de aanplantingen en oogst loopende verbintenissen als hierna gemeld.

Tegelijkertijd wordt de onderneming schuldig aan het Gouvernement het nadeelig saldo van rekening over de bacovencultuur der betrokken onderneming door het Gouvernement gehouden.

Op die rekening worden gebracht:

a. de uitkeeringen in art. 1 bedoeld en de inkomsten uit verkoop van product voortspruitende;

b. het deel, naar verhouding der uitgestrektheid, komende ten laste van de onderneming, in de kosten van contrôle en toezicht;

c. een rente ad ⅓ ten honderd per maand voor de gedane uitkeeringen;

d. de bijzondere kosten door het Gouvernement tot behoud en ter uitoefening van rechten gemaakt;

[p. 222]

e. de schadevergoeding, door de onderneming te betalen ingevolge de bepaling van art. 2 sub 5o. en de boete in art. 7 bepaald.

f. het aandeel aàn de onderneming toekomende in de schadevergoeding door het Gouvernement ingevolge de bepaling van art. 2 sub 5o. aan andere ondernemingen in rekening gebracht.

Indien eenig hiervoor te goed geschreven bedrag bij het sluiten der rekening door het Gouvernement nog niet ontvangen mocht zijn, wordt dit bedrag van de rekening afgevoerd behoudens het recht tot navordering naar gelang van inning door het Gouvernement.

Bij het eindigen van het recht van opstal is gemeld saldo van rekening terstond opeischbaar; terwijl een eventueel voordeelig saldo in contanten wordt uitgekeerd.

Door het Gouvernement kan na de vaststelling van het nadeelig saldo een termijnsgewijze betaling zonder verdere rentevergoeding worden toegestaan.

Artikel zes. - Bij het eindigen van het recht van opstal overeenkomstig de eerste alinea van art. 5 ontstaat uit kracht der onderwerpelijke overeenkomst, voor de onderneming de verplichting tot 1 Juli 1916 den oogst te leveren aan de United Fruit Company en zulks volgens de bepalingen en bedingen voorkomende in het hiertoe tusschen Gouvernement en United Fruit Company gesloten contract.

Artikel zeven. - Onverminderd het recht van het Gouvernement om de nakoming dezer overeenkomst of wegens de niet nakoming daarvan vergoeding van kosten, schaden en interessen te vorderen, verbeurt de onderneming voor iedere hectare land minder in cultuur dan waartoe zij gehouden is, per jaar eene boete van f 100.

Onder ‘in cultuur’ wordt verstaan ‘in behoorlijke cultuur’.

Artikel acht. - Tot meerderen waarborg voor het Gouvernement voor de behoorlijke nakoming door de onderneming van de verplichtingen door haar aanvaardt, waaronder begrepen de prompte afbetaling van bedoeld saldo van rekening, verbindt de onderneming bij eerste (of tweede onderzetting indien het Immigratiefonds de eerste hypotheek heeft) onderzetting;

De plantage (volgen omschrijving der plantage en titel van aankomst en bedrag der hypotheek).

Ten aanzien der hypotheekstelling is tusschen partijen overeengekomen:

Ten eerste. Dat de uit kracht dezer akte te nemen inschrijving wordt geroyeerd, zoodra na het afloopen van het recht van opstal leening het saldo van rekening is afbetaald.

Ten tweede. Dat de plantage niet van aard of bestemming mag worden veranderd, maar alles in goeden staat moet wor-

[p. 223]

den onderhouden, waarvan het Gouvernement zich door iemand van zijnentwege zoo dikwijls het zulks verkiest zal kunnen verzekeren.

Ten derde. Dat de plantage geheel noch ten deele mag worden verhuurd of ten gebruike afgestaan zonder schriftelijke toestemming van het Gouvernement.

Ten vierde. Dat bij willige verkooping geene zuivering dezer onderzetting zal mogen geschieden.

Ten vijfde. Dat de plantage gedurende het bestaan dezer nederzetting met geen erfdienstbaarheid of eenig ander zakelijk recht zal mogen worden bezwaard.

Ten zesde. Dat de onderneming jaarlijks eenmaal aan het Gouvernement zal moeten doen blijken van de behoorlijke voldoening der lasten en belastingen van de plantage geheven wordende.

Ten zevende. Dat de onderneming zich gaaf en onvoorwaardelijk onderwerpt aan en berust in de door het Gouvernement te houden rekening en deze bij voorbaat als juist erkend.

Ten achtste. Dat buiten en behalve in de gevallen waarin het eventueel door de onderneming aan het Gouvernement verschuldigde, uit kracht der tusschen partijen bestaande of te maken overeenkomsten of uit kracht van de wet opvorderbaar zal zijn, dit mede het geval zal zijn bij in beslagneming of vervreemding van het geheel of een gedeelte van het verbondene bij nalatigheid in het nakomen door de onderneming van een of meer der in deze gemaakte bedingen, zoomede bij brandschade aan het verbondene en alsdan het verschuldigde in eene som met renten en kosten zal moeten worden voldaan, zonder dat het noodig zal zijn de onderneming door een bevel of andere soortgelijke akte in gebreke te stellen, zullende zij door het plaats grijpen der gebeurtenis het enkel verloop van den bepaalden tijd of de niet nakoming der bedingen, in gebreke zijn.

Ten negende. Dat, indien niet terstond wordt voldaan aan de vordering tot betaling van het verschuldigde met renten en kosten, het Gouvernement onherroepelijk zal zijn gemachtigd om het verbondene in het openbaar volgens het voorschrift der wet te doen verkoopen, de verkoopsvoorwaarden te regelen en vast te stellen, het verbondene aan den kooper in eigendom over te dragen, de kooppenningen te ontvangen en daarvoor kwijting te geven, ten einde uit de opbrengst het verschuldigde met renten en kosten te verhalen.

Ten tiende Dat alle landsrechten verschuldigd wegens deze akte en de vestiging van de rechten van opstal en hypotheek, die van overschrijving en inschrijving daaronder begrepen, zullen komen ten laste van het Gouvernement, terwijl de kosten vallende op deze akte en die der eventueele doorhaling der inschrijving alsmede de kosten door het Gouvernement tot be-

[p. 224]

houd en ter uitoefening van zijn recht te maken, door de onderneming zullen worden gedragen en betaald.

Ten elfde. Dat de bewijzen van eigendom van het verbondene, gedurende het bestaan dezer onderzetting, onder berusting van het Gouvernement zullen verblijven.

Ten twaalfde. Dat de onderneming verplicht zal zijn om de gebouwen der plantage op hare kosten en ten genoegen van het Gouvernement bij eene soliede maatschappij tegen brandschade te verzekeren en gedurende het bestaan dezer onderzetting verzekerd te houden voor eene som van aan het Gouvernement te overhandigen de polis van assurantie en telken jare op den verschijndag van het assurantiejaar ter hand te stellen de kwitantie der betaalde premie, met bevoegdheid aan de zijde van het Gouvernement om voor rekening van de onderneming de verzekering af te sluiten en bij de verschijning van elk assurantiejaar te vernieuwen, ingeval de onderneming in gebreke mocht blijven aan hare verplichtingen te voldoen.

Voorts dat ingeval van brandschade aan het verbondene de assurantiepenningen in de plaats dezer onderzetting zullen treden, tot welk einde de onderneming aan het Gouvernement de macht verleend om dit beding ten allen tijde aan de verzekeraars te ontvangen en daarvoor kwijting te geven.

Artikel negen. - Bij het eindigen van het recht van opstal houden op van kracht te zijn de bepalingen van art. 3, 2de en 4de lid en van art. 4.

Artikel tien. - Alle geschillen tusschen partijen, uit dit contract voortkomende, worden beslist door arbitrage.

De scheidsmannen, drie in getal. worden door den Gouverneur benoemd, telkemale voor den tijd van een jaar.

Zij oordeelen als goede mannen naar billijkheid en beslissen in hoogste instantie, ook omtrent het bedrag der schadevergoeding en der boeten en het bedrag en de verdeeling der kosten van de arbitrage.

Artikel elf. - Voor de uitvoering dezer akte verklaarden partijen domicilie te kiezen ten bureele van den Administrateur van Financiën.