Surinaamsche Almanak voor het Jaar 1907
(1906)– [tijdschrift] Surinaamsche Almanak– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina t.o. 17]
| |
Kleurendruk van B. Heyde. Directeurswoning.
Kleurendruk van B. Heyde. Laboratorium.
| |
[pagina 17]
| |
Hevea brasilienses.
| |
Het Proefstation.In het voorjaar van 1899 werd te Amsterdam eene vergadering gehouden van eenige heeren, te zamen uitmakende de ‘Commissie ter bevordering van het natuurkundig onderzoek der Nederlandsche Koloniën’. Onder meer werd de vraag ter sprake gebracht: of het niet mogelijk zoude zijn aan den bestaanden Cultuurtuin te Paramaribo eene zoodanige uitbreiding te geven, dat deze van grooter nut kon worden voor den landbouw in Suriname? Men kan zeggen, dat door het stellen dezer vraag, de eerste schrede werd gezet op den weg leidende tot de oprichting van het huidig Proefstation in de kolonie. De vergadering besloot eene Commissie te benoemen om praeadvies uit te brengen over deze kwestie.Ga naar voetnoot(*) Dit | |
[pagina 18]
| |
geschiedde in eene tweede vergadering die hetzelfde jaar gehouden werd, en welke door verschillende bekenden van Suriname werd bijgewoond, onder wie de oud-Gouverneur, nu wijlen Jhr. Mr. T.A.J. van Asch van Wijck, en Dr. H.D. Benjamins, inspecteur voor het onderwijs met verlof. Het gevolg dezer bijeenkomst was het besluit om een deskundige naar de West te zenden. Men vroeg steun daarvoor aan de Regeering, doch Minister Cremer was van oordeel, dat alles aan het particulier initiatief moest worden overgelaten. Gelukkig werd dit bekrompen standpunt spoedig verlaten, zoodat de kosten der zending werden bestreden, deels door de Regeering, deels door de ‘Maatschappij ter bevordering van het natuurkundig onderzoek der Nederlandsche Koloniën’ en de ‘Koninklijke Akademie van Wetenschappen’. Met de zending werd belast professor F.A.F.C. Went, die in de zomervacantie van 1901 een bezoek bracht aan Suriname en Curaçao, en tevens een kijkje nam in Britsch West-Indië en de Vereenigde Staten, ter kennismaking met de verschillende daar aanwezige inrichtingen tot wetenschappelijke voorlichting van den landbouw. In September 1901 hield prof. Went eene voordracht te Paramaribo, om uiteen te zetten het nut van wetenschappelijke voorlichting van den landbouw. Tevens werd de vraag gesteld of de planters bereid zouden zijn voor dit doel financieel bij te dragen. Zijn rede werd levendig toegejuicht en op de vergadering bepaald, dat de plantages f 0,50 's jaars per H.A. in cultuur zouden bijdragen in de kosten van het op te richten Proefstation; voorloopig voor een tijdvak van vijf jaren. Zoo kwam een inrichting tot stand die dringend noodig was, wilde de landbouw in Suriname op den duur in staat blijven aan de concurrentie van andere landen het hoofd te bieden. Bij de vorderingen toch die de landbouw in alle landen maakt, is wetenschappelijke voorlichting onmisbaar, wil men niet achter blijven. Op Java bestaan verschillende proefstations waarvan de kosten geheel door particulieren bestreden worden. In Britsch West Indië geniet de landbouw nu reeds sedert jaren het voorrecht van uitnemende wetenschappelijke leiding, terwijl in de Vereenigde Staten in dit opzicht, men zou haast zeggen het ideaal bereikt is. Het Amerikaansch ‘Departement van landbouw’ kost het Rijk maar eventjes twaalf millioen gulden 's jaars. Van welk een omvang deze organisatie is, blijkt reeds uit het feit dat de inrichting werkt met een staf van 250 leden. Voor elk onderdeel kan worden beschikt over specialiteiten. Zoo heeft men een graan-specialiteit, die zich uitsluitend bezig houdt met vraagstukken betreffende dit gewas. Andere personen, verbonden aan de inrichting, reizen de wereld af om overal zaden en planten die van belang geacht | |
[pagina 19]
| |
worden, in te zamelen. De rest is naar rato. De practische Amerikaan ziet niet op geld, waar het aankomt op wetenschappelijke voorlichting van den landbouw, omdat hij het nut daarvan heeft leeren inzien. Tegenover de model-inrichting in Amerika, maakt het Proefstation te Paramaribo, met een staf van vijf leden, een heel bescheiden indruk.Ga naar voetnoot(*) Toch lijdt het geen twijfel, dat ook deze bescheiden inrichting van groot nut kan worden. De veelomvattende taak, op hare schouders gelegd, is kloek aanvaard. Onder de deskundige leiding van Dr. C.J.J. van Hall is reeds nu veel tot stand gebracht of ondernomen wat de aandacht verdient. Wij willen daarom trachten hieronder een beknopt overzicht te geven van hare werkzaamheden. Ingang tot den Cultuurtuin.
Wat verwachten wij van het Proefstation? In 't algemeen natuurlijk wetenschappelijke voorlichting. | |
[pagina 20]
| |
Het Proefstation geeft ons wenken omtrent de cultures die ter hand genomen zijn, of ter hand genomen behooren te worden. Het tracht de vraagstukken die met die cultures in verband staan (als daar zijn over bemesting, schaduw, snoeien, plantmethoden, enz.) door proefnemingen tot oplossing te brengen. Het onderzoekt de ziekten die in de cultures voorkomen en tracht middelen daartegen op te sporen. Het voert planten, zaden en stekken in van vreemde gewassen en neemt proeven met den aanplant daarvan, om, bij welslagen, de cultuur er van aan te bevelen en daadwerkelijk te bevorderen door het verschaffen van plantmateriaal. De resultaten der verschillende proefnemingen worden in bulletins bekend gemaakt. In 't algemeen wordt gestreefd naar verspreiding van landbouwkennis onder de bevolking. Onnoodig te zeggen, dat een Proefstation hetwelk deze taak naar behooren uitvoert, zich in hooge mate nuttig kan maken voor den landbouw. Wat in Suriname het meest heeft bijgedragen om de oogen te openen en te betreuren dat men vroeger nooit gedacht heeft aan wetenschappelijke voorlichting, was zeker wel het optreden van ernstige ziekte-verschijnselen in de cacao, de krulloten en de versteening der vruchten. Door Prof. Went was tevoren reeds een vluchtig onderzoek naar deze ziekte ingesteld. Dit onderzoek is door het Proefstation voortgezet, doch nog niet voleindigd. Den leek moge dit laatste vreemd voorkomen, zij die weten wat er komt kijken bij phytopathologische onderzoekingen aangaande een geheel nieuwe ziekte, zullen zich er niet over verbazen. En de krullotenziekte was inderdaad geheel nieuw. Toen het Landbouw-proefstation werd ingericht, was slechts bekend, dat een zwam de oorzaak was; over de levensgeschiedenis van deze wist men niets, evenmin hoe en wenneer de infectie tot stand komt. En met bestrijdingsproeven moest nog een begin worden gemaakt. In het laboratorium van het Proefstation is in de paar jaren sedert hare inrichting (in October 1904 was het laboratorium zoover ingericht, dat de werkzaamheden konden begonnen worden) onderzocht wat daar aangaande de ziekte onderzocht kon worden. Dat is in de eerste plaats de levensgeschiedenis van de zwam. Hierbij werd een belangrijk resultaat verkregen, toen in den loop van 1905 ontdekt werd, hoe de zwam zich voortplant. De wijze waarop de zwam leeft in den cacaoboom en het tijdstip waarop zij binnendringt, werden voorts bestudeerd. Naast het onderzoek in het laboratorium, heeft het Proefstation ook het veldonderzoek door proefnemingen ter hand genomen. Zoo werden proeven genomen om te zien of door be- | |
[pagina 21]
| |
paalde bemesting van de cabaoboomen hun vatbaarheid voor de ziekte verminderd kan worden. Tot dusver schijnen de verkregen resultaten daarop weinig hoop te geven. Nog langs een anderen weg tracht men te komen tot bestrijding der ziekte. Na eenige minder gelukkige proeven met bespuiting met bouilliebordelaise, werd met een proef op plantage de Maasstroom een zeer bemoedigend resultaat verkregen. De bewerking bestond hier in hoofdzaak in een sterke insnoeiing der boomen, gevolgd door bespuiting met bouilliebordelaise. Het afgesneden materieel werd weggedragen en verbrand. Wij hadden het voorrecht het proefveld op de Maasstroom te bezoeken en waren zeer verrast over den gunstigen stand der boomen, Terwijl in de omliggende cacao-velden de krulloten welig tierden en tal van vruchten versteend waren, kwamen in het proefveld beide ziekte-verschijnselen in zóó geringe mate voor, dat de infectie practisch verdwenen kon worden genoemd. Natuurlijk is de mogelijkheid niet uitgesloten, dat ook in het proefveld de ziekte opnieuw het hoofd zal opsteken. Het eindoordeel moet dan ook gereserveerd blijven. Voorloopig kan slechts gezegd, dat de resultaten totdusverre (de proefneming is twee jaar oud) zeer bemoedigend zijn en de proefneming de bijzondere aandacht verdient. Een overeenkomstige proef wordt op meerdere plantages genomen. Ten slotte verdient nog een proef vermelding. Het komt veel voor, dat variëteiten van dezelfde plant onderling zeer verschillen in vatbaarheid voor zieken. In den Cultuurtuin zijn thans verscheidene uitheemsche cacao-variëteiten in aanplant, in de hoop daaronder eene te vinden, die minder vatbaar, ja, mocht het zijn, geheel onvatbaar is voor de krullotenziekte.
Worden aldus stappen genomen om den strijd aan te binden tegen de ziekten die de cacao-cultuur met totalen ondergang schenen te bedreigen, daarnevens wordt hard gewerkt voor de invoering van nieuwe cultures. Zeer terecht wees reeds professor Went er op, hoe gevaarlijk het is, om slechts een enkel stapelproduct te verbouwen. De cacao-crisis heeft ons dit trouwens op gevoelige wijze geleerd. Het tot stand komen der bacoven-cultuur in Suriname is zeker voor een niet gering deel te danken aan het Proefstation. Terwijl men algemeen nog voortdommelde in de meening, dat met 't oog op den afstand hier geen sprake kon zijn van den uitvoer van bacoven, werden reeds in 1904 door het Proefstation op kleine schaal proeven genomen met de | |
[pagina 22]
| |
verscheping van bacoven naar Europa. De Kon. West-Indische Maildienst verleende daarbij welwillende medewerking. Het resultaat van de proefneming was, dat enkele bacovensoorten een reis van twintig dagen en zelfs meer bleken te kunnen doorstaan. Hiermede was de mogelijkheid van vervoer naar Europa - en vanzelf dus ook naar de Vereenigde Staten van Amerika - aangetoond. Met 't oog op de gunstige resultaten elders met den uitvoer van bacoven behaald, werd vanwege het Proefstation het in 't leven roepen van een bacoven-cultuur voor uitvoer in Suriname aangemoedigd. Het eerst verschenen bulletin had tot onderwerp: ‘De teelt van bacoven voor export’. Inmiddels werden stappen gedaan om van Jamaica plant-materiaal te verkrijgen van de gewenschte bacoven-soorten en in een tweede bulletin de vraag behandeld: ‘Hoe verkrijgen wij het grootste aantal plantsoenen van onze bacoven?’ Een derde artikel handelde over de ‘plant en snoeiwijze van bacoven’. En toen later bleek, dat het particulier initiatief zou tekort schieten, zoodat van Gouvernementswege besloten werd het kapitaal voor den aanplant voor te schieten en stappen te doen om het vervoer en den verkoop van het product te verzekeren, - toen was het alweder het Proefstation dat krachtig medewerkte om de tallooze moeilijkheden die zich daarbij voordeden, te overwinnen. Hier heeft men dus te doen met een zeer tastbaar resultaat, te danken aan de oprichting van het Proefstation. Want zonder Proefstation, zou er van een bacoven-cultuur voor uitvoer geen sprake zijn geweest. Doch daarbij bleef het niet. Van de te produceeren bacoven zal een deel niet voor uitvoer in aanmerking kunnen komen, hetzij wegens niet voldoende grootte der bossen, hetzij wegens beschadiging. Wat daarmede te doen? De locale markt is gauw overvoerd. Uitvoer in verschen staat is niet mogelijk, verbiedt het contract met de United Fruit Co. Welnu, dan zal de uitvoer in anderen vorm moeten plaats vinden. Doch hoe de bacoven te verwerken tot een verkoopbaar product? Hier stond men voor een kwestie van scheikundigen aard en dit onderzoek werd dan ook door de scheikundige afdeeling van het Proefstation ter hand genomen. Allereerst werd de bereiding van gedroogde bacoven en van meel nagegaan. De vraagstukken die zich hierbij voordeden waren van eenvoudigen aard, al waren er ook bij de meelbereiding eenige bezwaren op te lossen. Met betrekkelijk geringe moeite werd echter een product verkregen, dat uitstekend voldeed om, gemengd met tarwemeel, er brood van te bakken. Met grooter moeilijkheden kreeg de scheikundige te kampen, toen begonnen werd met gistingsproeven van bacoven- | |
[pagina 23]
| |
meel, met het doel er rhum of spiritus uit te bereiden. Doch ook deze proeven zijn voorloopig met succes bekroond. In alle geval laat het zich aanzien, dat het succes van de bacoven-cultuur niet uitsluitend afhankelijk zal zijn van den uitvoer der vruchten in verschen staat. Tweejarige veredelde Manjehoom.
Van de verdere scheikundige onderzoekingen is zeker niet het minst belangrijk het onderzoek naar de samenstelling van den grond en van het grondwater. Het ideaal van dergelijke onderzoekingen is het zoover te brengen als thans in de Vereenigde Staten ten aanzien van enkele streken het geval is. Men heeft daar een groot aantal grondmonsters onderzocht en in collectie bewaard. Het resultaat wordt in kaart gebracht, zoodat men bijv. van het dal van Connecticut precies kan aangeven, wat men op een bepaald stuk grond kan kweeken, wat niet, welke voorzorgen noodig zijn, enz. Wat een enorme besparing van noodelooze proefnemingen men daardoor verkrijgt, behoeft niet gezegd. Maar het vordert | |
[pagina 24]
| |
natuurlijk zeer langen tijd eer men een dergelijke staalkaart van verschillende grondsoorten vervaardigd heeft. Bovendien is men lang niet altijd tot zulke practische resultaten gekomen met grondonderzoek en in het algemeen schijnt het scheikundig grondonderzoek lang niet te hebben beantwoord aan de verwachtingen, die men er indertijd van koesterde. Toch heeft ook hier het onderzoek reeds een belangrijk resultaat opgeleverd. Het heeft nl. met zekerheid aangetoond, niet dat de gronden waarop de cacao geplant is, arm zijn of uitgeput, maar wel dat vele dier gronden geleidelijk dichtgeslibd en niet voldoende toegankelijk meer zijn voor lucht en water. Op eenige plaatsen werd zelfs waargenomen, dat het water in de bedden hooger stond dan in de loostrenzen; dat kalk vele jaren geleden als bemesting in den grond gedaan, nog onveranderd opgegraven werd, wat bewijst dat de grond goed sluit en niets of zeer weinig doorlaat. Het los maken van den bodem is dus een levens-kwestie voor de cacao. In den Cultuurtuin worden proeven genomen hoe men dit doel op de meest practische en minst kostbare wijze kan bereiken, nl. door groene bemesting. Geplant onder boomen, die betrekkelijk weinig schaduw geven (Hevea, Castilloa, enz.) gaf de ‘wandoe’ (Cajanus indicus) daar werkelijk schitterende resultaten. Ook bij jonge cacao werden de voordeelen ondervonden. Bij volwassen cacao zal de ‘wandoe’, naar de meening van het Proefstation, echter aan lichtgebrek lijden. Hoe dan gehandeld moet worden, is nog een onopgeloste kwestie. Het scheikundig laboratorium hield zich verder bezig met het onderzoek van verschillende monsters ruwe caoutchouc, afkomstig uit ons binnenland. Vooral het onderzoek naar de waarde van het product verkregen uit de Hevea's, die in vrij grooten getale door den houtvester Plasschaert gevonden werden, is van groot belang. Het melkonderzoek bracht aan het licht, in welk een mate door verscheidene veehouders de melk op groote schaal verdund wordt met water, terwijl voor de onlangs ter hand genomen exploitatie van mangrove de looistof-bepalingen in het laboratorium onontbeerlijk waren.
De Cultuurtuin vormt een belangrijk onderdeel van het Proefstation. Wanneer we den langen hoofdweg afwandelen, die van de Gravenstraat langs het gesticht Wolffenbuttel naar het centrum van den Cultuurtuin leidt, dan zien wij eerst aan beide zijden aanplantingen van rubber (Castilloa), ananas, een kleine sawah, en een aanplanting van verschillende palmen. | |
[pagina 25]
| |
Het einde van dezen weg, beplant met een dubbele rij frissche, jonge Canarium-boomen, voert ons naar een soort rond-point, in 't midden waarvan een paar groote bamboes, die met hun overbuigende stengels den weg rondom overwelven. (Zie plaat pag. 19). Rechts voert een brug over de ‘trens’ naar het laboratorium, links voert een gezellig zandpad, langs het bureau en de woning van den Directeur van den Cultuurtuin, naar de kweekerij. De kweekerij is om zoo te zeggen het begin van alles in den tuin. Hier worden de zaden en planten, uit den vreemde ontvangen, uitgepakt en in nieuwe potten gezet of uitgezaaid. Hier heerscht groote bedrijvigheid. Op een klein bestek zijn heel wat handen bezig. Het werk dat hier verricht wordt, eischt groote zorg en goede werkkrachten. In het groote, houten kweekhuis zijn steeds eenige Javanen aan het werk. Men ziet hen bezig met het openen van de blikken busjes, die uit Buitenzorg, uit Ceylon, of uit andere landen gearriveerd, zorgvuldig in houtskool verpakte zaden bevatten van koffie, van nieuwe schaduwboomen voor de cacao, nieuwe vruchtboomen, enz. enz. Men ziet er Javanen aan het uitzaaien, aan het planten of begieten. Op lange tafels staan de vierkante zaadpannen, waarin de zaden in grof rivierzand te kiemen worden gelegd. Van die zaadpannen worden de jonge kiemplantjes verplant in kleine bloempotjes, en later, als ze iets grooter geworden zijn, in grootere potten of bamboe-kokers. Zijn ze eenmaal zoover, dan gaan zij uit het kweekhuis en komen in de kweekerij te staan, op den grond onder de schaduw van de Albissia moluccana, die hier aangeplant is om de jonge planten tegen de te felle zon en tegen den wind te beschermen. Veel van de ingevoerde gewassen eischen echter heel wat zorg en geven heel wat teleurstelling, vóórdat de collectie in bamboe-kokers naar de kweekerij kan worden gebracht. Het zaad is soms bij aankomst niet kiemkrachtig meer, of de plantjes, die er uit voortkomen, zijn zóó teer, dat er maar een klein percentage in 't leven blijft, of zij zijn erg kieskeurig, wat betreft vochtigheid van den grond, of ook zij zijn zeer gevoelig voor overplanting, allemaal omstandigheden die maken, dat het jonge goed veel zorg vereischt en technische leiding noodig is, om die nieuwe immigranten op te kweeken. Vandaar dan ook, dat op de plantages die zelf zaad van nieuwe gewassen trachtten in te voeren, weinig succes werd verkregen. Zoo was het bijv. den planters nog niet gelukt planten te verkrijgen van zwarte peper. Tot den Cultuurtuin werd toen het verzoek gericht hun jonge planten te willen verschaffen, geschikt voor directe uitplanting. Dit geschiedde. In den loop van het vorig jaar werden groote hoeveelheden | |
[pagina 26]
| |
peperzaden ingevoerd, jonge plantjes werden in den Cultuurtuin opgekweekt en na eenigen tijd aan belanghebbenden afgeleverd. Groepsgewijs staan in de kweekerij de jonge plantjes in bamboe-kokers bij elkaar, soort bij soort. En we treffen er heel wat verschillende soorten aan, met heel verschillende bestemming. Slechts enkele siergewassen: een voorraad jonge tulpenboomen (Spathodea's) bestemd voor het Bouwdepartement dat er de wegen en de straten van Paramaribo mede versieren zal; verder wat palmpjes, sierheesters en bloemgewassen, zooals Aristolochia's, Solanums, Hibiscus, enz. Naar wij hoorden wordt van de siergewassen niet zooveel werk gemaakt, omdat de kooplust bij het publiek nog gering schijnt te zijn. Terwijl in de Engelsche koloniën de botanische tuinen nauwelijks kunnen voldoen aan de aanvragen van particulieren om palmen, siergewassen en ook vruchtboomen, die voor hooge prijzen verkocht worden, gebeurde het hier vaak, dat de Cultuurtuin de planten niet kon kwijt raken, ondanks zeer lage prijzen, en zich gedwongen zag, den overblijvenden voorraad weg te geven aan instellingen van algemeen belang, - want de planten kunnen niet al te lang in bamboe-kokers blijven staan. Andere planten, ofschoon geen siergewassen, zijn toch eveneens meer onder de luxe-artikelen te rekenen, die bestemd zijn voor de particulieren, planters zoowel als stedelingen. Dit zijn de vruchtboomen. Bij ons laatste bezoek aan den Cultuurtuin zagen we collecties jonge doerian-, boewa-, nonna- en ramboetan-boompjes, Oost Indische vruchtsoorten, die in Suriname nog onbekend zijn; een niet gering aantal veredelde (geoculeerde) sinaasappelen en pompelmoezen werd reeds onder het publiek verspreid en met het enten van manja's is onlangs een begin gemaakt. Maar het grootste deel van de planten in de kweekerij bestaat uit nuttige gewassen, meerendeels bestemd voor de plantages en de kleine landbouwers. Zoo vindt men er bijv. nieuwe koffiesoorten, die om een of andere reden vermoed worden uit te munten boven de reeds aangekweekte caoutchouc- leverende gewassen, als Castilloa's en Kickxia's; peperplanten; kapokboompjes bestemd om langs den spoorweg geplant te worden, enz. Bovendien worden ook hier opgekweekt de planten die voor den Cultuurtuin zelf bestemd zijn. Bij het kiezen van de gewassen waarvan blijvende aanplantingen worden aangelegd, is een van de voornaamste oogmerken, nieuwe gewassen te vinden, of nieuwe variëteiten, die voor de kolonie van belang kunnen worden. Zoo zijn naast verschillende cacao-variëteiten, ook ver- | |
[pagina 27]
| |
schillende koffie-soorten aangeplant, met 't oog op de ernstige ziekte die, helaas! de Liberia koffie aanplantingen in de kolonie teistert. Men hoopt een variëteit te vinden die niet vatbaar is voor de ziekte. In 't bijzonder is de aandacht gevestigd op een uit Trinidad ingevoerde koffiesoort (Coffea robusta) die een bijzonder krachtigen groei moet hebben en spoedig vruchtdragend is. Over de qualiteit van die koffie schijnt men het nog niet eens te zijn. Het oordeel luidt niet onverdeeld gunstig. Men zal zich echter herinneren, dat hetzelfde in den aanvang het geval was met de Liberia-koffie, die thans echter vrijwel alle vooroordeelen te boven is gekomen. Een voordeel van de Coffea robusta is, dat zij zich gemakkelijk laat enten, zoodat zij misschien als onderstam diensten zal kunnen bewijzen. Wij spraken reeds over de sawah, die bij het opwandelen van den hoofdweg in 't oog valt en waar verschillende rijstvariëteiten zijn geteeld. Bijzondere aandacht wordt trouwens vanwege het Proefstation aan het artikel rijst gewijd. Niet alleen in den Cultuurtuin, maar ook op eenige plantages zijn proeven genomen met den aanplant van verschillende soorten Surinaamsche rijst en van rijstvariëteiten uit Java en Britsch Guyana ingevoerd. Eigenaardig is, dat tot dusverre de Surinaamsche rijstsoorten gemiddeld hoogere opbrengsten gaven. Dit laat zich trouwens zeer goed verklaren, daar de meeste vreemde gewassen zich moeten aanpassen aan bodem en klimaat. Bij eersten aanplant worden gewoonlijk van ingevoerd zaad minder gunstige resultaten verkregen. Dit neemt niet weg, dat de proeven nu reeds de aandacht hebben doen vestigen op eenige Britsch-Indische en eenige Javaansche soorten rijst die als een belangrijke aanwinst voor de kolonie zijn te beschouwen. Het bezwaar dat uitheemsche gewassen bij eersten aanplant niet altijd goed aanslaan, werd in hooge mate ondervonden bij de proeven om betere maïs-soorten in te voeren. De aanplantingen vielen overal slecht uit, zóó slecht zelfs, dat ternauwernood enkele spieren koorn geoogst werden. Bij den tweeden aanplant werden reeds betere resultaten behaald. Behalve langs dezen weg, werd ook getracht de maïs in Suriname te verbeteren door aanplantingen van uitgezocht zaad. Op die wijze wordt uitstekende maïs verkregen, die dan weder onder de landbouwers verspreid wordt om uit te planten. Het Proefstation heeft het daarbij echter niet gelaten. Terecht voorziende, dat bij de gestadige uitbreiding van den kleinen landbouw op den duur de binnenlandsche markt overvoerd zal worden met koorn, heeft het inlichtingen ingewonnen om na te gaan of niet in 't binnenland een afzet te openen is voor Surinaamsch koorn. Dit schijnt inderdaad het geval te | |
[pagina 28]
| |
zijn, indien de kleine landbouwer zich te vreden stelt met een prijs van ongeveer twee gulden per zak. De kleine landbouwer heeft zich tot dusverre vrijwel blind gestaard op een klein kringetje van cultuur gewassen, waarvan de aanplant langzamerhand zoo'n uitbreiding heeft gekregen, dat over-productie dreigt te ontstaan. Het is dus van het grootste belang zijn aandacht te vestigen op nieuwe gewassen. Met 't oog hierop zijn zeer interessant de proeven die in den Cultuurtuin genomen worden met den aanplant van verschillende artikelen die hier totdusverre moesten worden ingevoerd, als notenmuskaat, zwarte peper, verschillende Europeesche groenten, kaneel, coca, uien, enz. Wat betreft Europeesche groenten worden totdusverre voornamelijk zaden verspreid van kropsla, kool, andyvie, bruine boonen, snijboonen, enz. alle groenten die hier zeer goed gedijen. Verder wordt bij den kleinen landbouw aangemoedigd de cultuur van pinda of grondnoten, ook een artikel dat hier waarlijk niet behoefde te worden ingevoerd. Als stapelproduct wordt vooral de cultuur van koffie bij den kleinen landbouwer aangemoedigd, wel te verstaan van z.g. Surinaamsche koffie (een variëteit van Coffea Arabica) die niet te lijden heeft van de ziekte die thans onder de Liberia heerscht. Deze koffie is voor den grooten landbouw minder geschikt omdat bij een aanplant in 't groot de oogst op een gegeven oogenblik een aanzienlijk aantal arbeidskrachten vereischt, waarover men niet altijd kan beschikken. Een uitvoerige bespreking te geven van de verschillende aanplantingen in den Cultuurtuin, zou meer plaatsruimte vorderen dan ons is toegestaan. Vermelden wij slechts dat zich daaronder nog bevinden aanplantingen van sisal, râmeh, castorolieplanten, verschillende inheemsche en uitheemsche houtsoorten, de anti-lepraheester, ettelijke palmsoorten, enz. enz. Hoeveel zaden en planten werden verstrekt kan blijken uit de opgaaf, dat het laatste jaar (gerekend van Juli tot Juli) daaruit een opbrengst werd verkregen van f 5255,52. Zeer interessant zijn de proeven die genomen worden tot veredeling van vruchten. Door enting op onderstam wordt getracht verschillende soorten van sinaasappelen, mandarijntjes en pompelmoezen te veredelen. De planten sloegen uitstekend aan. Eigenaardig was het aan boompjes van twee-jarigen leeftijd reeds enkele volwassen vruchten te zien hangen. Uit den vreemde werden gunstig bekende variëteiten van manja's en andere vruchtboomen ingevoerd. Daarnevens werd niet uit 't oog verloren, dat ook in Suriname enkele uitstekende soorten manja's, sinaasappelen, enz. gevonden worden. Daarvan is zorgvuldig materiaal verzameld en uitgeplant, om later weder de zaden van deze goede soorten ter uitplanting te verspreiden. (Zie platen pag. 23 en 29). | |
[pagina 29]
| |
Tweejarige Citrusplanten.
De proeven in den Cultuurtuin, gaan - zooals hierboven reeds bleek - hand aan hand met proeven op de plantages. Zoo wordt op pl. Berlijn een proef genomen om cacao op te leiden zonder schaduwboomen en worden op meerdere plantages proeven genomen met bemesting van cacao en en van suikerriet. Door proefaanplantingen van zaad-variëteiten wordt getracht de soorten suikerriet te vinden die voor Suriname economisch het voordeeligst zijn. Op de vestigingsplaats Kroonenburg wordt een proef genomen om Surinaamsche koffie op te leiden met schaduw van sinaasappel- of rubberboomen, in plaats van de tot dusver gebruikelijke ‘koffie mama’. De cultuur zou daardoor des te voordeeliger worden.
Wat wordt vanwege het Proefstation gedaan om landbouwkennis te verspreiden? | |
[pagina 30]
| |
Een ambtenaar van het Proefstation, de landbouwleeraar, is speciaal aangewezen om de verschillende ‘gronden’ en vestigingsplaatsen te bezoeken en hulp en voorlichting te verschaffen aan de kleine landbouwers. Hij licht hen in van welke gewassen de cultuur aan te bevelen is en hoe zij geplant behooren te worden. Tevens zorgt hij voor het verstrekken van goede zaden en planten. Deze voorlichting wordt van veel belang geacht. Verder is te Paramaribo het afgeloopen jaar een vrij druk bezochte cursus geopend, tot onderricht in de beginselen der landbouwkunde. Ook de bulletins van het Proefstation, waarvan er thans reeds zeven verschenen zijn, bevatten voor planters veel wetenswaardigs en leerrijks. Ten slotte zij gewezen op de belangrijke voordrachten door Dr. van Hall gehouden op vergaderingen van de Vereeniging voor den Grooten Landbouw.
Wij meenen hiermede te kunnen eindigen. Aanspraak op volledigheid maakt dit artikel geenszins. Het doel is slechts geweest, eenig inzicht te geven van den werkkring van het Proefstation. Het kwam ons voor, dat sommigen zich daaromtrent geen heldere voorstelling vormden. Zij schenen te meenen, dat met de komst van het Proefstation als bij tooverslag alles zou veranderen en alle ziekten en plagen zouden verdwijnen. Hetzelfde verschijnsel heeft zich voorgedaan in andere landen bij de oprichting van Proefstations. Men verlangt directe resultaten, waar jaren noodig zijn. Eerst wanneer op den duur de invloed ten goede van het Proefstation onmiskenbaar wordt, ook voor den leek, ontvangt het de waardeering die het toekomt. Zoo zal het ook in Suriname gaan. |
|