| |
| |
| |
Tarief van Werktaken en Loonen voor vrije arbeiders.
(Verordening van 1861 (G.B. No. 1.)
| |
Op alle plantages en gronden.
a. Onderbosschen in staand bosch of oude cappewerie: 10 ketting lengte, 11 voet breedte |
f 0,60 |
b. Vellen van jonge cappewerie: 5 ketting lengte, 11 vt. breedte naar gelang v/h landen de ruigte |
f 0,70 à 1,- |
c. Vellen van cappewerie, zwaar hout of zoogenaamd maagdenbosch: per akker, 12 hoofden |
à 1,- |
d. Lakken, of het afkappen van de takken van den stam: 5 ketting lengte, 11 voet breedte |
f 0,50 à 0,80 |
e. Opruimen, of op hoopen leggen van het gevelde, met uitzondering van den stam. Wanneer gebrand wordt, 5 ketting lengte, 11 voet breedte |
0,80 |
Wanneer niet gebrand wordt, 2½ ketting lengte, 11 voet breedte |
f 0,80 à 1,- |
f. Delven van kleine trenzen in nieuw land eerste schop ter diepte van niet minder dan 6 duim, de uitroeiing van lichte en de weghakking, voor zooveel noodig, van zware boomstompen, 2½ ketting lengte, 2½ vt. breedte |
1,- |
tweede schop, ter diepte van 9 duim, 3½ ketting lengte, 2½ voet breedte. |
1,- |
derde schop, ter diepte van 9 duim, 5 ketting lengte, 2½ voet breedte. |
1,- |
g. Delven van nieuwe pontetrenzen: 500 voet lengte, 1 voet breedte, 9 duim diepte |
0,80 |
doch voor de eerste schop minder, voor zoover de droogte of de aard van het land dit vereischt. De grond te werpen over de bovenste bank, of op behoorlijken afstand, naar gelang van de diepte. Tot uitroeiing van boomstompen wordt afzonderlijk werkvolk gebezigd. |
|
h. Achteruitwerken van den grond, den 3n of uiterlijk den 4n dag na het uitwerpen - tot minstens 10 voet afstands van de plaats, waar de grond ligt: 1 man de hoeveelheid grond, welke door 2 uitgeworpen is |
0,80 |
Dit werk, na den 4n dag geschiedende, compagniewerk. |
|
i. Ophalen of opdelven van trekkers in vasten grond: 800 voet lengte, 1 voet breedte, 9 duim diepte |
1,- |
k. Ophalen of opdelven van kleine trenzen in vasten grond: 5 ketting lengte, 2½ voer, breedte |
1,- |
l. Ophalen of opdelven van pontetrenzen: 800 voet lengte, 1 voet breedte, 9 duim diepte |
1,- |
| |
| |
m. Uitmodderen van de trenzen met de modderschep, of met het werktuig pokro genaamd, de modder uit te werpen over de bovenste bank, of op behoorlijken afstand: naar gelang van de diepte, 1090 voet |
f 1,- |
n. Omspitten van den grond, ter diepte van 9 duim, naar gelang van de droogte of den aard van het land: 1800 à 1500 □ voet |
1,- |
o. Omslaan van den grond met het houweel ter diepte van 7 duim: naar gelang van de droogte of den aard van het land, 2400 à 2100 □ voet |
1,- |
p. Slechten van omgeslagen of omgespitten grond, naar gelang van den aard des gronds: 4800 à 3600 □ voet |
1,- |
q. Afmaaien, zoogenaamd waaien van savannen, naar gelang van het wied, 7200 à 5400 □ voet |
0,60 |
r. Afmaaien van zij- of grenslijnen en behoorlijk opruimen van het wied, met het schoonmaken van de loostrens, 2 ketting lengte, ½ ketting breedte |
0,60 |
zonder het schoonmaken van de loostrens, 3 ketting lengte, ½ ketting breedte |
0,60 |
s. Dienst op vaartuigen, het laden en lossen daaronder begrepen, per dag: voor mannen |
0,80 |
voor jongens |
0,60 |
na zonsondergang, per uur werks: voor mannen |
0,10 |
voor jongens |
0,08 |
De persoon, die belast wordt met het bewaken van het vaartuig bij, nacht, heeft recht op het loon voor het uur werks bepaald. |
| |
Op de suikerplantages.
t. Delven van rietgaten in cappewerie-land; de bedden berekend 20 voet breed, de gaten 2½ voet breed en 9 duim diep, naar gelang van weersgesteldheid en grond, 10 à 12 gaten |
f 1,- |
Wanneer de bedden of de gaten breeder of smaller zijn, wordt de taak geregeld in verhouding tot 500 à 600 □ voet à 9 duim |
1,- |
u. Delven van rietgaten bij herplanting: naar gelang als voren 12 à 15 gaten |
1,- |
of 600 à 750 □ voet à 9 duim; |
|
v. Delven van rietgaten in omgeslagen of omgespit land met het houweel: ter diepte van 6 à 7 duim: 20 à 25 gaten |
1,- |
of 1000 à 1250 □ voet à 9 duim; |
|
in niet omgeslagen of niet omgespit land: 16 à 20 gaten |
1,- |
of 800 à 1000 □ voet à 9 duim: een en ander naar gelang als voren. |
| |
| |
w. Planten en dekken van riettoppen, 2 roo of rei; 600 voet per hoofd, zonder dat de toppen op de dammen tusschen de gaten aangebracht zijn: nàár gelang van weersgeteldheid |
60 à f 0,80 |
de toppen op de dammen tusschen de gaten aangebracht zijnde, naar gelang als voren |
40 à 0,60 |
Tot het losmaken van den bodem der rietgaten afzonderlijk werkvolk te bezigen. |
|
x. Suppleeren van rietgaten, naar gelang van de meerdere of mindere hoeveelheid suppleisels vereischt, compagniewerk |
1,- |
ij. Wieden van jong riet: naar gelang van omstandigheden, 6⅔ à 5 ketting lengte, 11 voet breedte |
0,60 |
z. Wieden en grond aangeven, 5 ketting lengte, 11 voet breedte |
0,60 |
aa. Trassen van riet: 10 ketting lengte, 11 voet breedte |
0,60 |
bb. Wieden en trassen van riet: 6⅔ ketting lengte, 11 voet breedte |
0,60 |
cc. Kappen en uitdragen van riet, de stokken van 4 voet lengte: wanneer de ponte-trenzen op omstreeks 5 à 6 kettingen afstands van elkander zijn, de vaam van 4 voet hoogte en 16 voet lengte |
0,80 |
wanneer de ponte-trenzen op grooteren afstand van elkander zijn, tot omstreeks 10 kettingen; de vaam van 4 voet hoogte en 12 voet lengte |
0,80 |
dd. Transporteeren van riet, zoo noodig met laden en lossen. Bemanning der ponten en getal vrachten naar gelang van afstand en water: voor mannen |
1,- |
voor jongens naar gelang van hunne grootte |
32 à 0,50 |
ee. Tras in roo halen en het afdisselen van rietstoelen: naar gelang er al dan niet gebrand is, 10 ketting lengte, 11 voet breedte, 5 ketting lengte, 11 voet breedte |
0.60 |
ff. Arbeid bij de malingen: suikerkokers. en vuurstokers, van 6 uur des morgens tot 6 uur des avonds, per uur (gedurende dien tijd hun maal gebruikende) |
0,08 |
Vóór 6 uur des morgens en na 6 uur des avonds, per uur, moetende de suikerkokers en vuurstokers elkander bij beurten afwisselen |
0,10 |
Voor allen verderen arbeid bij de malingen: van 6 uur des morgens tot 6 uur des avonds (met 1½ uur rust tusschentijds) per uur werks: voor mannen |
0,08 |
voor vrouwen |
0,06 |
voor kinderen, naar gelang van hunne krachten 2 à |
0,04 |
Vóór 6 uur des morgens en nà 6 uur des avonds, |
|
voor mannen |
0,10 |
voor vrouwen |
0,08 |
| |
| |
| |
| |
gg. Arbeid in of tot de stijlerij: van 6 uur des morgens tot 6 uur des avonds met 1½ uur rust tusschentijds) per uur werks voor mannen |
f 0,06 |
voor vrouwen |
0,04½ |
voor kinderen naar gelang van hunne krachten 1½ à |
0,03 |
hh. Kappen van brandhout en stapelen in vamen langs de vaart tot op een afstand van 200 voef, per vaam berekend à 5 om 5 en het hout 3 voet lang: |
|
in geveld hout |
0,80 |
in staand bosch of cappewerie goed hout |
1,- |
in hard hout, parowa of mangro |
1,25 |
Wanneer de afstand naar de vaart grooter is dan 200 voet: voor elke 25 voet verder |
0,05 |
ii. Kappen, splijten en naar de loods of werkplaats brengen van suikervaten, duigen of bodems: 100 stuks |
1,- |
Kweelen van suikervaten, duigen of bodems: 100 stuks |
1,- |
Opzetten van suikervaten tot den inhoud van 1500 pond netto; per vat |
0,50 |
| |
Op de koffieplantages.
kk. Opzoeken, dragen en verplanten van jonge plantsoenen (zoogen. vingerplantsoen) compagniewerk |
0,60 |
ll. Maken van gaten ter verplanting van jonge plantsoenen: 100 stuks |
0,50 |
mm. Uitdelven van jonge koffieboomen, aandragen en verplanting, compagniewerk |
0,80 |
nn. Maken van gaten en de verplanting tevens, compagniewerk |
0,80 |
oo. Suppleeren van koffiestukken, compagniewerk |
0,80 |
pp. Wieden van koffiestukken of koffie- en bananen stukken: het schoonmaken van bananenboomen en het afusijden van de rankgewassen der koffieboomen daaronder begrepen, naar gelang van het wied, 10 ketting lengte, 11 voet breedte, 7½ ketting lengte, 11 voet breedte |
0,60 |
qq. Zuiveren van koffieboomen, compagniewerk |
0,80 |
rr. Op stomp kappen van koffieboomen, compagniewerk |
0,80 |
ss. Plukken, malen en wasschen der koffie, compagniewerk |
0,60 |
vóór 6 uur des morgens en nà 6 uur des avonds: per uur, voor mannen |
0,08 |
voor vrouwen |
0,07 |
tt. Stampen van koffie: per werkuur |
0,10 |
uu. Lezen of pikken van koffie: witte bast, per pond |
0,01 |
Zware bast, per pond |
0,01½ |
| |
| |
| |
Op cacaoplantages.
ggg. Planten met zaad: 1 akker |
f 0,60 |
Planten van jonge boompjes, met het maken der gaten, 150 boompjes |
0,80 |
hhh. Wieden, daaronder begrepen het zuiveren der boomstammen van rankgewassen; naar gelang van het wied, 12 ketting lengte, 11 voet breedte, 10 ketting lengte, 11 voet breedte |
0,60 |
iii. Zuiveren, in stukken waar de boomen niet ouder zijn dan 5 jaren: 200 boomen; in oudere stukken, 150 boomen |
0,80 |
kkk. Plukken, schoon te leveren, naar gelang van het dragen der boomen, 75 à 50 pond |
1 à 0,01½ |
| |
Op bananengronden.
lll. Delven van bananengaten, ter diepte van 18 duim en ter wijdte van 18 duim diameter: 80 à 100 gaten |
à 0,01 |
mmm. Uitdelven van plantsoenen en het uitdragen der plantsoenen tot den afstand niet verder dan 10 kettingen; met de vulling der uitgedolven gaten, 160 à 200 plantsoenen |
à 0,00½ |
Zonder het vullen der gaten, 240 à 300 plantsoenen |
à 0,00½ |
nnn. Aandragen van plantsoenen, op een afstand niet verder dan 10 kettingen: 300 à 400 plantsoenen |
à 0,00¼ |
bij grootere afstanden minder plantsoenen en hooger loonen. |
|
ooo Planten of suppleeren, met het vullen der gaten en aanstampen van den grond: 160 à 200 gaten |
à 0,00½ |
ppp. Wieden en schoonmaken: naar gelang van het wied; 10 ketting lengte, 11 voet breedte; 5 ketting lengte, 11 voet breedte |
0,60 |
| |
| |
qqq. Kappen en dragen der bossen bananen tot aan de vaart, op een afstand niet verder dan 10 kettingen, benevens het naar het einde der vaart vervoeren en lossen, 80 à 100 bossen |
à f 0,01 |
Het kappen en uitdragen der bossen tot aan de vaart op verderen afstand dan 10 kettingen, voor elken ketting afstand meer, 4 à 5 bossen minder en het loon verhoogen met |
0,00 1/20 |
rrr. Dragen van bossen bananen, van het einde der vaart naar de ladingsplaats. Voor elken ketting afstand per bos |
0,00 1/20 |
Dit werk verrichtende vóór 6 uur des morgens, of nà 6 uur des avonds, per bos |
0,00 1/16 |
De arbeiders zijn verplicht, daartoe opgeroepen, beurtelings des nachts de wacht te houden; de nacht ten deze gerekend van 8 u. 's avonds tot 5½ u. 's m., per man |
0,60 |
Alle compagniewerken vangen aan des morgens 6 u. en eindigen des avonds 6 u., met inbegrip van 2 uren rust.
Voor verzuimden tijd, tengevolge van het te laat aanvangen of te vroeg staken van den arbeid, kan de huurder het loon in evenredigheid verminderen.
Boven de hiervoren bepaalde loonen hebben de arbeiders aanspraak op vrije woning en geneeskundige verpleging zonder meer.
De arbeiders zorgen zelven voor het aanschaffen en onderhouden van hunne veldgereedschappen.
De voetmaat in dit tarief bepaald is de in de kolonie gebruikelijke Rhijnlandsche.
|
|