Voorts werd onder No. 55 opgenomen de Verordening van 21 December 1896, betreffende vergunning tot het instellen van een geologisch en landbouwkunnig onderzoek van een deel der kolonie Suriname aan het comité de Gelder c.s. Deze Verordening maakte wijziging noodig:
1o. van art. 34 der goudverordening.
2o. van art. 35 der balataverordening.
3o. van artt. 1, 15, 20 en 36 van de Verordening betrekkelijk exploitatie van delfstoffen in bevaarbare kreeken en stroomen, welke wijzigingen zijn opgenomen in het G.B. van 1897 onder Nos. 12, 13 en 14.
In de volgende tabel wordt een overzicht aangetroffen van het aantal concessiën in 1896 voor de goudindustrie uitgegeven, van de oppervlakte van de gronden waarop zij betrekking hebben en van de daarvoor bedongen retributie.