Verordening van 9 Februari 1886 op de heffing en invordering der personeele belasting (G.B. 1886 No. 3).
De personeele belasting is verschuldigd naar gelang van de op den 1n Januari of op den dag der vestiging in de kolonie bekende of vermoedelijke inkomsten der belastingschuldigen gedurende het ingetreden jaar.
Wisselvallige inkomsten worden berekend naar hetgeen zij hebben opgebracht in het jaar onmiddellijk aan het dienstjaar voorafgaande.
Toevallige baten, in dat voorafgaande jaar genoten, worden gevoegd bij de bekende of vermoedelijke inkomsten.
Daaronder worden echter niet begrepen legaten, erfenissen en schenkingen, behalve die in art. 1706 van het Burgerlijk Wetboek bedoeld.
De belasting wordt berekend naar den volgenden maatstaf: beneden een inkomen van 1400. - 1%, doch niet minder dan f 6. - voor mannen, en f 3. - voor vrouwen.
van f 1400. - tot beneden f 2100. - 1.1% |
van f 2100. - tot beneden f 2800. - 1.2% |
van f 2800. - tot beneden f 3600. - 1.3% |
van f 3600. - tot beneden f 4400. - 1.4% |
van f 4400. - tot beneden f 5200. - 1.5% |
van f 5200. - tot beneden f 6100. - 1.6% |
van f 6100. - tot beneden f 7000. - 1.7% |
van f 7000. - tot beneden f 7900. - 1.8% |
van f 7900. - tot beneden f 8900. - 1.9% |
van f 8900. - tot beneden f 9900. - 2% |
van f 9900. - tot beneden f 10900. - 2.1% |
van f 10900. - tot beneden f 12000. - 2.2% |
van f 12000. - tot beneden f 13100. - 2.3% |
van f 13100. - tot beneden f 14200. - 2.4% |
van f 14200. - tot beneden f 15300. - 2.5% |
van f 15300. - tot beneden f 16400. - 2.6% |
van f 16400. - tot beneden f 17600. - 2.7% |
van f 17600. - tot beneden f 18800. - 2.8% |
van f 18800. - tot beneden f 20000. - 2.9% |
van f 20000. - en daarboven 3% |
De berekening dezer procenten geschiedt over ronde sommen van honderd gulden. Onderdeelen van honderd gulden worden tot de volle som van honderd gulden, wanneer zij vijftig gulden of meer bedragen, en in het tegenovergestelde geval niet in rekening gebracht.
Onder de inkomsten, over welke deze belasting wordt berekend, zijn voor het hoofd eener echtvereeniging begrepen die der huwelijksgemeenschap en ook de eigen inkomsten der vrouw, tenzij er scheiding van goederen hebbe plaats gehad, in welk geval de vrouw afzonderlijk belastingschuldig is.