Surinaamsche Almanak voor het Jaar 1896
(1895)– [tijdschrift] Surinaamsche Almanak– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 73]
| |
1. Een witgeschilderde boei op de peiling: lichttoren des Hattes, Z. 16o W., lichttoren van Galibi, Z. 36o W., Grosboispunt Z. 85o W., en Panato-punt, Z. 23o W., zij moet door binnenkomende schepen aan S.B. worden gehouden en op ongeveer 100 M. worden voorbijgevaren.
2. Twee voorloopige boeien, waartusschen het diepste gedeelte der baar ligt; de eene op de peiling: lichttoren des Hattes, Z. 11o W., lichttoren van Galibi, Z. 35o W., Grosboispunt Z. 88o W., en Panato-punt Z. 20o W.; de tweede op de peiling: lichttoren des Hattes, Z. 17o W., lichttoren van Galibi, Z. 39o W., Grosbois punt, N. 87o W., en Panato punt Z 25o W.
3. Drie voorloopige boeien, de eerste op de peiling: lichttoren des Hattes, Z. 13o O., lichttoren van Galibi, Z. 33o W., Grosbois-punt, N. 63o W., en Panato-punt, Z. 12o W.; de tweede op de peiling: lichttoren des Hattes, Z. 42o O., lichttoren van Galibi, Z. 34o W., Grosbois-punt, N. 40o W. en Panato-punt, Z. 3o W.; de derde op de peiling: lichttoren des Hattes, Z. 6o O., lichttoren van Galibi, Z. 44o W., en Panato-punt, Z. 18o W.
De kleur dezer voorloopige boeien is niet opgegeven, maar volgens een bericht in het Journal Officiel, dd. 17 December 1891, zijn de boeien die het vaarwater aangeven witgeschilderd, de boeien van de Fransche banken rood, en die der Hollandsche banken zwartgeschilderd.
4. Een kleine roodgeschilderde boei geeft den kant der Fransche bank aan ten W. van Française-punt en ligt op de peiling: lichttoren des Hattes, Z. 75o O., Panato-punt, Z 20o W., en lichttoren van Galibi, Z 81o W. Peilingen: rechtwijzend.
(Zie kaart ‘Kust van Guyana: van de Essequebo-rivier tot Cayenne’, dr. 1891: ‘Eng. Adm. krt.’ Nos. 1892, 1155 ‘W. Ind. Pt’ I, 1883, blz. 37).
De diepte op den drempel voorbij de eerste ton is niet minder dan 8 voet bij laagwater.
Van de eerste ton voorbij stuurt men omstreeks ½ geogr. mijl Z. 45o W. Van daar stuurt men koers op punt Panato en is de diepte 16 à 23 voet bij laagwater zachten grond. Men kan veilig deze punt op 100 Meter afstand passeeren.
Van Panato-punt stuurt men naar den Zuidelijken hoek van de Coswine-baai, die men op ongeveer 50 Meters aan bakboord langs vaart. Verder volgt men den wal met parwa-boomen begroeid op 100 à 150 Meter afstand tot aan de Koekreek.
Aan de monding van de kreek ligt eene zandbank, die twee vaarwaters vormt; het is raadzaam het vaarwater bewesten de bank in te varen.
Er zijn 3 tonnen op deze zandbank geplaatst: één benoor | |
[pagina 74]
| |
den, één bezuiden en de 3e ton in het midden, alle 3 liggen in 8 voet laagwater.
Uitgaande zeilschepen moeten, de middelste ton opmerkende, niet binnen de 100 Meters naderen.
Bezuiden de zandbank heeft men ondiepten van 6 voet bij laagwater, evenzoo bij den linkeroever der Koekreek, waardoor 't vaarwater zeer smal wordt; het is ongeraden bij laagwater de Geul beoosten de zandbank in te gaan. De Westelijke Geul is dieper, maar moeilijker te bevaren. Van de Koekreek heeft men slechts de Parwa-boomen te volgen tot aan het merk ‘Dame blanche’ genoemd. Bij dit merk wordt koers gezet op Albina en daarbij rekening gehouden met den stroom; verder opvarende moet de op de zandbank geplaatste ton aan bakboord gehouden worden. Eene roode ton genaderd zijnde, veranderd in 25 voet laagwater, moet Noord gestuurd worden op de landingsplaats aan, om de reede van St. Laurent te bereiken. De landingsplaats in één met het Commandantshuis, op 400 Meters van den wal is eene geschikte ankerplaats. Het is aan te bevelen om gedurende de wintermaanden te vertuien, en voor het invaren der rivier zich van een loods te voorzien. |
|