of hun verblijf vestigen, betalen de belasting over een vol jaar, en bij latere vestiging wordt de belasting betaald voor drie vierde van een vol jaar door hen die in het tweede kwartaal, voor de helft door hen die in het derde, en voor een vierde door hen die in het vierde kwartaal des jaars er hun verblijf vestigen, een en ander onverminderd de bepaling van art. 24.
Het dienstjaar loopt van 1o Januari tot ultimo December van ieder jaar.
De aangifte en betaling moeten geschieden vóór den In April door de belastingschuldigen die in de maand Januari hun verblijf in de kolonie hebben of vestigen, en door hen die er later hun verblijf vestigen, binnen vijf en dertig dagen na die vestiging.
De betaling moet in eens geschieden, wanneer het verschuldigde veertien gulden of minder bedraagt. Meer bedragende kan het in twee gelijke termijnen worden voldaan; zullende de tweede termijn uiterlijk moeten worden betaald vóór den In September. Zij die zich op of na den In Juni in de kolonie vestigen, betalen in elk geval het verschuldigde in eens.
Vrijgesteld zijn:
a. militairen in werkelijken dienst beneden den rang van officier;
b. schippers, scheepsofficieren en scheepsgezellen van Nederlandsche en vreemde koopvaardijschepen;
c. vrouwen in gehuwden staat;
d. personen beneden den leeftijd van achttien jaren, die geen eigen inkomsten hebben van meer dan drie honderd gulden 's jaars;
e. dochters bij de ouders of een hunner moeders bij kinderen of een kind, zusters bij broeders of een broeder of bij zusters of eene zuster inwonende en geen eigen inkomsten hebbende;
f. immigranten, gedurende den duur hunner werkovereenkomsten;
g. bedeelden van bestuurswege of van wege eene kerkelijke gemeente en onvermogenden;
h. zij die geene dertig dagen van het dienstjaar achtereen in de kolonie verblijven, en
i. zij die, de kolonie tijdelijk bezoekende, tot dat einde in de kolonie vertoeven.
Voorts worden gehandhaafd de vrijstellingen reeds verleend of nog te verleenen krachtens de Publicatie van 1 Augustus 1863 (G.B. No. 23).