Surinaamsche Almanak voor het Jaar 1892
(1891)– [tijdschrift] Surinaamsche Almanak– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 38]
| |
Opgave van Titels en Praedicaten.Ga naar voetnoot(1)Koning en Koningin: Zijne of Hare Majesteit.
Prins en Prinses van den bloede: Zijne of Hare Koninklijke Hoogheid.
Prins en Prinses niet van den bloede: Zijne of Hare Hoogheul.
Graaf en Gravin: Hooggehoren Heer of Vrouwe. Baron of Barones, Jonkheer en JonkvrouwGa naar voetnoot(2): Hoog Welgeboren HeerGa naar voetnoot(3) of Vrouwe. Niet-adellijke aanzienlijke personen: WelEdelgeboren Heer of Vrouwe. Deftige burgerij: WelEdelen Heer of Vrouwe. Terwijl de echtgenooten van alle bovenstaanden, zouder uitzondering, met: Merrouw worden aangesproken. Voor andere personen is het algemeen gebruikelijk zich te bedienen van: den Heer of Mejuffrouw. De titel van Excellentie behoort te worden gegeven aan Ministers in functie, diplomaten met rang van Buitengewoon Gezant, Ministers van Staat, den Gouverneur-Generaal van Nederlandsch-Indie, aan Admiraal of Vice-Admiraal, Generaal der Infanterie of Luitenant-GeneraalGa naar voetnoot(4), terwijl die door | |
[pagina 39]
| |
den Koning, ten Hove, ook nog is toegekend aan: de Grootmeesters, den Opper-Hofmaarschalk, Opper-Ceremoniemeester, Opper-Kamerheer, Opper-Stalmeester, Opper-Jagermeester en de verdere Groot-Officieren van Hoogstdeezelfs Huis. Andere hooggeplaatste Staatsambtenaren, voorzitter of leden der Hooge Collegiën van Staat, in of niet meer in fanctie, van oud-ministers af, hoofdambtenaren tot en met referendaris en hoofdofficieren, worden betiteld met HoogEdelGestrengen Heer. De overigen en de subalterne officieren, d.w.z. luitenants ter zee eerste en tweede klasse, kapiteins, ritmeesters en eerste of tweede luitenants, met WelEdelgestrengen Heer. Aan burgemeesters, wethouders en raadslieden werd voormaals gerekend het EdelAchtbaren Heer toe te komen. In de latere jaren worden de burgemeesters evenwel in officieele stukken met: WelEdelGestrengen Heer betiteld. De rechterlijke collegiën voeren de navolgende titels: De Hooge Raad: dien van EdelHoogAchtbare Heeren. De Gerechtshoven: dien van EdelGrootAchtbare Heeren. De Arrondissements-Rechtbanken, alsmede de Kantonrechters: dien van EdelAchtbare Heeren. Curatoren eener Hoogeschool worden met EdelGrootAchtbare Heeren, Hoogleeraren met HoogGeleerde, zij die den akademischen graad van Doctor verkregen met WelEdelZeerGeleerde Heer betiteld. Predikanten, voor zoover ze laatstgenoemden graad niet bezitten, met: WelEerwaarde Heer, indien wèl, alsdan met WelEerwaardeZeerGeleerde Heer. De Roomsch-Catholieke geestelijkheid bezigt de navolgende titulatuur. Bisschop: Zijne Doorluchtige Hoogwaardigheid, kanunnik: HoogEerwaarde Heer; deken en pastoor: ZeerEerwaarde Heer; kapeliaan: WelEerwaarde Heer. Een opper-rabbijn heeft WelEerwaardeZeerGeleerde Heer en een Rabbijn of Rabbinale assessor WelEerwaarde Heer tot titel.
(Rijks- en Residentie Almanak.) |
|