Aanwijzing tot het invaren der Geul naar de rivier Marewijne.
Om de Marowijne in te varen, moet men, van het Oosten komende, de punt Gros Bois verkennen. Hooge parwaboomen geven aan deze punt het aanzien van een steilen hoek. Gros Bois verkend hebbende, stuurt men den wal in, in 5 vadem diepte blijvende, terwijl de hoek een streek aan bakboord wordt gehouden.
Zoodra de lichttoren van Galibi, Z. 70† W. gepeild wordt, stuurt men daarop aan. Spoedig daarop zal men de eerste ton zien en moet daarop koers gesteld worden.
Deze ton is midden in het vaarwater geplaatst, in 8 voet diepte bij laagwater, stijve modder; de ton kan aan beide zijden langs gevaren worden.
De peiling is:
Punt Gros Bois |
N. 83 W. |
Lichttoren Galibi |
Z. 36 W. |
Punt Panato |
Z. 22 W. |
Lichttoren van de Hattes |
Z. 12 W. |
De diepte op den drempel voorbij de eerste ton is niet minder dan 8 voet bij laagwater.
Van de le ton voorbij stuurt men omstreeks ½ geogr. mijl Z. 45 W. Van daar stuurt men koers op punt Panato en is de diepte 16 à 23 voet bij laagwater zachten grond. Men kan veilig deze punt op 100 Meter afstand passeeren.
Van Panato-punt stuurt men naar den Zuidelijken hoek van de Coswine-baai, die men op ongeveer 50 Meter aan bakboord langs vaart. Verder volgt men den wal met parwa-boomen begroeid op 100 à 150 Meter afstand tot aan de Koekreek.
Aan de monding van de kreek ligt eene zandbank, die twee vaarwaters vormt; het is raadzaam het vaarwater bewesten de bank in te varen.
Er zijn 3 tonnen op deze zandbank geplaatst: één benoorden, één bezuiden en de 3e ton in het midden; alle 3 liggen in 8 voet laagwter.
Uitgaande zeilschepen moeten, de middelste ton opmerkende, niet binnen de 100 Meters naderen.
Bezuiden de zandbanken heeft men ondiepten van 6 voet bij laagwater, evenzoo bij den linkeroever der Koekreek, waar-