digenden regeeringsvorm in de rij harer staatsinstellingen te danken heeft, daar kunnen de Staten zich niet dan verzekerd houden dat onder Gods zegen de vereenigde pogingen van Bestuur en Vertegenwoordiging tot heil en welzijn van het dierbare Suriname zullen gedijen’.
Betuigde van Lansberge voor de vleiende uitdrukking hem persoonlijk betreffende en die hij op hoogen prijs stelde zijn dank, aan de verzekering bij diezelfde gelegenheid aan de Staten gegeven: dat zij op de meest loyale samenwerking van zijne zijde rekenen konden, bleef hij tot het laatst toe getrouw.
Zijne verhouding tot de Vertegenwoordiging liet dan ook niets to wenschen over.
Kenmerkte zij zich aan de eene zijde door zelfstandigheid, bekwaamheid, energie, werkkracht en toewijding, aan den anderen kant nam hij de courtoisie steeds in acht.
Het mocht hem evenwel niet gegeven zijn langen tijd onder het nieuwe régime het bewind over de kolonie te voeren. Toen hij ten tweeden male in het midden der Koloniale Staten verscheen om hunne tweede jaarlijksche vergadering te openen, nam hij volgenderwijze afscheid van hen: ‘Mijne Heeren! Het is U bekend dat de teugels van het bestuur over deze kolonie binnen kort zullen overgaan in jongere en krachtiger handen dan de mijne. Het is derhalve de laatste maal dat ik, bij eene gelegenheid als de tegenwoordige, van deze plaats het woord tot U richt, en weldra zal ik Uwe werkzaamheden slechts in den verre kunnen volgen. Weest echter verzekerd, dat ik daarin steeds een groot belang zal blijven stellen en dat het voor mij eene streelende genoegdoening zal zijn, wanneer ik bespeur dat dezelfde gelukkige verhonding, welke onze wederzijdsche betrekkingen gekenschetst heeft, moge voortduren en de kolonie van Uwen en des Bestuurs gemeenschappelijken arbeid de rijkste vruchten plukke.
Mijne Heeren! Ik heb nimmer aan de toekomst van Suriname getwijfeld. Moge de gezichteinder thans ook nog beneveld schijnen, onder Godes zegen zal die ophelderen. Vertrouwt op onzen geëerbiedigden Koning, vertrouwt op de Vertegenwoordiging in het Moederland. Wanneer Gij ook met zelfvertrouwen Uwe beste krachten inspant, en Uwe eischen niet overdreven zijn, zullen zij ingang vinden, want uw belang is het belang van Nederland.’
En voorzeker is nooit eene Vertegenwoordiging, waar ook, meer tolk van het gevoelen der bevolking geweest dan de Koloniale Staten, toen zij op het vaarwel van Gouverneur van Lansberge aldus antwoordden: ‘Terwijl het de laatste keer is dat de Staten hunne vergadering door U zagen openen, zij het hun vergund U hun leedwezen te betuigen, dat