dertig dagen, berekend van den dag, waarop de aanvrage is geschied; - terwijl bij dat zelfde Artikel is bepaald, dat door Transiërende Schippers zullen verstaan worden Scheepskapiteins en Superkarga's, en door Transiërende Kooplieden, Reizigers of Passagiers, die niet eenen tijd van een jaar en zes weken hun verblijf achtervolgelijk in de Kolonie gehad hebben:
Dat bij Art. 2, § d van het Reglement omtrent het Burgerregt, gearresteerd bij Publicatie van 29 Julij, 1831, No. 13, aan het bezit van het Burgerregt verknocht is het voorregt tot het verkrijgen van een Patent tot de uitoefening van eenig beroep, voor zooverre dit bij de Wet wordt gevorderd:
Dat uit vergelijking van deze beide Wetsbepalingen de vraag is voortgesproten, of het, om ten aanzien van het door Kooplieden en Winkeliers verschuldigd Patent met de overige Ingezetenen gelijk te staan, niet genoegzaam is, dat men van het verkregen Burgerregt doe blijken, zonder den tijd van verblijf in de Kolonie in aanmerking te nemen:
Willende zoowel de belangen der Schatkist als die der goede Ingezetenen, zoowel die der Nederlandsche Westindische Koloniën als die van het Moederland ten deze in overeenstemming brengen, en de vermeende tegenstrijdigheid tusschen de aangehaalde Wetsbepalingen doen ophouden:
Zoo is het, dat Wij, den Kolonialen Raad gehoord: in deszelfs Vergadering van den 29sten dezer,