| |
| |
| |
Beschouwing van den tegenwoordigen staat, zeden en gewoonten van de Saramaccaner bevredigde boschnegers, in deze kolonie.
Hoofdzakelijk medegedeeld door den heer J.W.S. van Eyck.
De bevredigde Boschnegers, welke zich in de Surinaamsche bosschen gevestigd hebben, kan men in drie afzonderlijke Natiën verdeelen, van welke de Saramaccaners de talrijkste zijn; hierop volgen de Aucaners, zijnde de derde Natie de Becoe-Negers of Moesinga's.
| |
Hunne Afkomst.
De Saramaccaners zijn afkomstig van een groot gedeelte weggeloopene Plantaadje-Negers, of van hen, welke, tijdens het beleg van deze Kolonie, door den Franschen Admiraal Casard, den 8sten October, 1712, door de eigenaars, enz. in menigte in de bosschen werden gezonden, om zich aldaar tot na het sluiten van den Vrede te verbergen, en naderhand weigerden terug te keeren, hebbende zich toen reeds
| |
| |
in de verafgelegenste bosschen ter woon nedergezet. Van tijd tot tijd hebben andere weggeloopene Slaven, vooral van de Plantaadjes uit de Boven-rivier Suriname, Para en Saramacca, zich met deze vereenigd, en eindelijk eenen geheelen volkstam daargesteld.
| |
Hunne Woonplaats.
Deze Saramaccaansche Boschnegers bewonen de oevers van de Boven-rivier Suriname. Van de Parakreek af naar boven vindt men hunne eerste gehuchtjes, alwaar zij zich ten getale van meer dan 300 ophouden; hunne eerste dorpen echter zijn 8 dagen varens boven den Post Victoria gelegen, door den sterken tegenstroom van de Boven-rivier Suriname; zoodat het eerste dorp 10 of 11 dagen varens van Paramaribo verwijderd is; men kan echter van daar in 4 à 5 dagen naar Paramaribo terugkeeren.
Hunne kampen liggen op eenen afstand van 3 à 4 uren van elkander, en het laatste dorp zal 3 dagen varens van het eerste dorp verwijderd zijn.
De door hen bewoonde landen langs de Bovenrivier Suriname zijn meestal zeer hoog, bergachtig en begroeid met zware boomen, welke tot onderscheidene timmerwerken uitmuntend geschikt zijn; de rivier is op deze hoogte vol van rotsen, blinde klippen, droogten, zandbanken en watervallen.
De hoogte van deze watervallen is doorgaans in den droogen tijd van 10 à 20 tot 25 voet Rijnlandsch; de twee voornaamste watervallen hebben eenen val van 60 à 70 voet, en worden door de Ne- | |
| |
gers Sisabo en Grandam genoemd. Men moet dezelve, om het laatste dorp te bereiken, met een koriaal (een vaartuig, uit eenen uitgehoolden boom vervaardigd) passeren, daar men, door de menigvuldige droogten, klippen, enz. in de rivier, zelfs middelmatige korialen niet kan gebruiken.
De Boschnegers weten deze korialen of kanoes zeer behendig tusschen de zwaarteklippen en watervallen te besturen, doordien hun de loop van het water zeer wel bekend is. Deze reis is echter zeer gevaarlijk, en er gebeuren meermalen ongelukken. Daar het vaartuig in het opvaren van val tot val moet worden opgesleept en ontladen, moet men zich hierbij zeer voor het uitglijden in acht nemen, wil men het vaartuig niet tegen de rotsen verpletterd zien. Het afvaren is nog gevaarlijker, vermits de koriaal of kanoe, pijlsnel van den top van eenen val afkomende, zeer ligt op eene blinde klip kan stooten, en het vaartuig doen vaneenrijten. Zelden komt hierbij een Boschneger om, vermits zij alle, zonder onderscheid, zoowel mannen, vrouwen als kinderen, zeer goede zwemmers zijn, hetgene zij van hunne jeugd af leeren.
| |
Hun Voedsel.
Deze door hen bewoonde landen zijn zeer vruchtbaar, vooral in het voortbrengen van rijst, bananen, pinda, kassaren en taaijers; ook vindt men er koffijboonen, suikerriet, katoen en tabak, welke drie laatste artikelen zij voor hunne behoeften veel planten.
| |
| |
De rivieren en kreken verschaffen hun de beste visch; de bosschen voorzien hen van veel wild, als: herten, hazen, konijnen, schildvarkens, schildpadden, mieren-eters of zoogenaamde tamanoe's, buffels, perigo's en pakieren, onderscheidene soorten van boschratten en stekelvarkens. In geene mindere hoeveelheid worden verschillende soorten van slangen, ook tijgers, en een schrikkelijk getal van onderscheidene soorten van trekmieren in de door hen bewoonde streken gevonden, welke hun tam gevogelte, enz. zeer veel nadeel toebrengen.
| |
Hunne Dorpen en Huizen.
Het getal der door hen bewoonde dorpen bedraagt thans 35, zoo groote als kleine; zij hebben op elk dorp, naar mate van hunne bevolking, van 15 tot 85 huizen, makende het gezamenlijk getal huizen ruim 800 uit; deze huizen zijn gemaakt van goed bovenlandsch hout; de beschotting is van dubbel gevlochtene bladeren, bijzonder van de door hen dusgenoemde Parmacca- en Memour-boomen, terwijl het dak met de breede bladen van den Mauriteboom gewoonlijk gedekt is.
De woningen van hun Groot-Opperhoofd en verdere Kapiteins onderscheiden zich niet altijd van de andere; ieder Boschneger bouwt zijn huis naar zijne eigene verkiezing, zonder eenige orde of regel; hetzelve bestaat meestal uit een vertrek, tot keuken, eetzaal, slaapkamer en rookkamer tegelijk dienende, waar zij een gedeelte van het door hen ge- | |
| |
vangen wild, door zware berookingen of zoogenaamd barbakotten voor bederf eenigen tijd bewaren, en tevens door dezen rook het ongedierte, gedurende hunne nachtrust, trachten te verdrijven.
| |
Getal der Boschnegers.
Het getal der Saramaccaner Boschnegers bedraagt, volgens het door den Posthouder in 1827 gedane onderzoek en opgave, blijkens de hierachtergevoegde Tabel van Bevolking, 3681 hoofden; het getal weerbare mannen hiervan zal bedragen 700, alle welke met schietgeweren gewapend zijn.
Ziekelijke en oude mannen, welke hunne woningen niet verlaten, rekent men op |
460. |
Vrouwen, zoo oud als jong |
1206. |
Kinderen tusschen de 4 en 14 jaren |
1015. |
Kinderen beneden de 4 jaren |
300. |
Weerbare mannen, als gezegd is |
700. |
|
_____ |
te zamen |
3681. |
Deze bevredigde Boschnegers worden in drie afdeelingen verdeeld, als:
in Nassie- of Basae-Negers, |
in Matiouw-Negers |
en in Lowangs-Negers. |
Deze maken te zamen onderscheidene stokken uit, welke ieder hunne Kapiteins hebben.
(Zie de Tabelle).
| |
| |
| |
Regeringsvorm.
Een Groot-Opperhoofd en onder dezen een Majoor, over hen allen gesteld, welke door het Gouvernement, even als de Hoofd-Kapiteins, erkend zijn. Buiten deze Kapiteins hebben zij een twaalftal zoogenaamde Kleine Kapiteins, welke onder eenen van de Hoofd-Kapiteins staan; deze Kleine Kapiteins worden door hen onderling gekozen, en door het Gouvernement niet erkend.
| |
Kleeding der Opperhoofden.
Het Groot-Opperhoofd draagt bij plegtige gelegenheden eenen blaauwlakenschen gekleeden rok, met breed goudgalon op den kraag, en opslagen van de mouwen; eenen dito driekantigen hoed, met dito galon, eene oranjekokarde en eene zwarte lis; verder eene vergulde ringkraagsabel, en eenen stok met vergulden knop, waarop het Gouvernementswapen en het volgende opschrift gegraveerd is: Groot-Opperhoofd der bevredigde Saramaccaansche Boschnegers, genaamd Koffij. De Majoor en de Kapiteins hebben dezelfde kleeding en distinctive teekens, maar met zilver- in plaats van goudgalon gemonteerd; ook hebben zij geene sabel, en dragen eenen ronden in plaats van driekantigen hoed, met zil vergalon en eene oranjekokarde.
| |
Kleeding in het algemeen.
Voor deze onderscheidingsteekenen dragen de Opperhoofden groote zorg, en bewaren dezelve in hunne afgoderijhuizen. Bij hunne dagelijksche verrigtin- | |
| |
gen gaan zij even als de andere Boschnegers ongekleed. Soms omwikkelen zij zich met eenen japon, of met eenig ander stuk goed. De Boschnegerinnen dragen pandjes, lappen lijnwaad van 2 à 3 el, om het middellijf; de kinderen gaan tot 8 à 10 jaar geheel naakt.
| |
De Opvolging der Opperhoofden.
Bij het overlijden van een Groot-Opperhoofd, volgen zijne zonen hem niet op, maar de eerstgeboren zoon van de oudste zuster des overledenen; deze wordt, door de Kapiteins van de onderscheidene dorpen, aan den Posthouder, welke van Gouvernementswege bij hen resideert, voorgesteld; de Posthouder geeft aan den Heer Raad voor de Inlandsche Bevolking hiervan kennis, welke gewoonlijk het verkozen nieuw Groot-Opperhoofd confirmeert, erkent en beëedigt. Bij het overlijden van andere Opperhoofden, geschiedt de verkiezing van een nieuw Opperhoofd op dezelfde wijze; doch bij ontstentenis van eene zuster, of haren mannelijken afstammeling, wordt diegene als Opperhoofd erkend, welken het Opperhoofd bij zijn leven benoemd heeft. Ingevalle de andere Kapiteins met deze benoeming niet tevreden zijn, of dat dit Opperhoofd de vereischte kundigheden niet bezit, zoo formeren zij gezamenlijk eene naamlijst van de hun tot deze waardigheid geschikt voorkomende Boschnegers; uit welke naamlijst door den Heer Raad voor de Inlandsche Bevolking een Opperhoofd geëligeerd wordt, met welke verkiezing de
| |
| |
andere Kapiteins of Opperhoofden altijd genoegen nemen.
| |
Hunne Raadsvergadering.
Wanneer het Groot-Opperhoofd iets van het Gouvernement te vragen of te vorderen heeft, vergadert hij met de Kapiteins voor het huis van den Posthouder, alwaar een huis voor die Vergaderingen is opgeslagen. Hij en ieder Kapitein dragen hunne belangen voor; over dezelve gedelibereerd en de Leden tot een besluit gekomen zijnde, wordt hun verzoek door den Posthouder opgeschreven, en hetzelve goed oordeelende, aan den Heer Raad voor de Inlandsche Bevolking toegezonden. - Geen hunner kan lezen of schrijven; zij beschouwen de schrijfkunst als ware dezelve eene bovennatuurlijke kennis, maar bezitten algemeen geene geneigdheid, om dezelve te leeren. - Zij houden veel gemeenschap met hunne gijzelaars, welke, ingevolge het Vredestraktaat, aan Paramaribo wonen, en die altijd uit de familie van het Groot-Opperhoofd moeten bestaan.
| |
Hunne Regtspleging.
Bij eenen vermeenden moord, hetzij door vergiftiging of manslag, beklaagt de familie van den overledene zich bij het Opperhoofd of Kapitein van het dorp, en vervolgens aan het Groot-Opperhoofd. De aangeklaagde wordt in hunne Vergadering gehoord, en bij bekentenis ter dood veroordeeld, en aan de bloed verwanten van den vermoorden Boschneger of Boschnegerin overgeleverd, welke den moordenaar in het bosch
| |
| |
brengen, aan eenen boom binden en hem met eenen stapel brandhout omringen en levend verbranden.
De aangeklaagde het feit ontkennende, en de aanklagers de volkomenste overtuiging van eenen moord hebbende, zoo wordt de drank uit vergiftige planten geperst hem in dezen Raad voorgehouden; hij moet hierbij zweren, dat hij, ten blijke van zijne onschuld, zeven dagen na het gebruik van denzelven zal blijven leven, en zijne aanklagers zullen moeten sterven; echter wordt, door tusschenkomst van de nabestaanden, zoo van den aangeklaagde als van de aanklagers, de zaak vóór deze laatste beproeving veelal bijgelegd, en door eenige geschenken afgekocht. Veelal wordt ook de beschuldigde bij geene genoegzame bewijzen gebannen, of uit het dorp verwijderd, welke alsdan bij de andere Natiën van de Boschnegers, hetzij bij de Aucaners of Moesinga's, eene schuilplaats zoekt, welke hem gereedelijk wordt toegestaan, hetgene over en weder plaats vindt.
Indien een schuldeischer van zijnen debiteur geene betaling kan bekomen (hetgene echter, uit hoofde zij elkander weinig vertrouwen of borgen, zelden gebeurt), dan begeeft hij zich bij zijnen schuldenaar, en neemt van hem mede al wat hij kan bekomen, waarna deze zich deswege gewoonlijk bij zijnen Kapitein of Groot-Opperhoofd beklaagt, welke beide voor zich laat komen, de waarde van het toegeëigend goed met de schuld vergelijkt, en de partijen zoo mogelijk met elkander bevredigt.
| |
| |
| |
Hunne Zeden en Gewoonten.
Bij de geboorte van een kind, wordt de moeder door hare nabestaanden geholpen; na verloop van 5 à 6 dagen verrigt de kraamvrouw weder het huiswerk; de kinderen worden door de moeders, gedurende 2 jaar, somtijds langer, gezoogd. Zoodra zij kunnen loopen, nemen de moeders hen naar de Kostgronden, welke zij, of boschwaarts of langs de boorden van de rivier, sommige op eenen afstand van 2 à 3 uren, aangelegd hebben, mede; de meisjes blijven bij de moeder, om haar in de bearbeiding van de Kostgronden te helpen, terwijl de jongens, op den ouderdom van 7 à 8 jaar, de vaders op de jagt of bij den arbeid aan het hout vergezellen, en de bewerking daarvan leeren. De veelwijverij is bij hen geoorloofd. Wanneer de meisjes den ouderdom van 3 à 4 jaar bereikt hebben, wordt reeds de moeder door dezen of genen Boschneger gevraagd, dat zij hare dochter voor hem zal groot brengen; zoodra dit door de moeders, welke zulks zelden weigeren, toegestaan is, is het meisje aan hem verloofd. Van dien tijd af zorgt de Boschneger, als haar bruidegom, voor haar onderhoud, zendt haar van tijd tot tijd eenige geschenken, en legt een Kostgrondje voor haar aan. Daarentegen moet zij, ofschoon den ouderdom van 7 à 8 jaar pas bereikt hebbende, wanneer hij haar komt bezoeken, in zijne behoefte voorzien en de spijs voor hem bereiden; wanneer het meisje tot den huwbaren staat, hetwelk
| |
| |
op het 13de of 14de jaar gewoonlijk plaats vindt, gekomen is, dan geeft de moeder hiervan aan haren bruidegom kennis, welke zijne bruid van de moeder ontvangt en zonder eenige plegtigheid met zich neemt, waarmede het huwelijk voltrokken is. Heeft hij reeds ééne of meerdere vrouwen, dan bouwt hij voor haar eene afzonderlijke woning, en begeeft zich, naar goedvinden, dan bij de eene en dan bij de andere ter inwoning; terwijl zij hunne vrouwen door dwang noodzaken in goede verstandhouding te leven, ofschoon deze bij hunne afwezendheid in gestadigen twist zijn.
Hoezeer deze Saramaccaansche Boschnegers in hunne woning, kleeding en spijs zeer onzindelijk zijn, dragen zij echter voor de reiniging van hunne ligchamen eene goede zorg; zij baden zich 's morgens en 's avonds in de rivier; de kinderen worden dadelijk na hunne geboorte aan deze wasschingen onderworpen. Achter elk dorp is, op eene afgelegene plaats, eene afzonderlijke woning geplaatst, in dewelke de vrouwen, bij hare maandelijksche zuivering, zich moeten begeven en zoo lang verblijven; zij mogen dan volstrekt het dorp niet naderen of eenig huiswerk verrigten. Het is aan de mannen mede verboden, aan deze huizen te komen, alzoo alle gemeenschap gedurende dien tijd afgebroken is; de in deze woning zich bevindende vrouwen voorzien in hare eigene behoeften door de bij dezelve aangelegde Kostgronden.
| |
| |
Overspel vindt bij deze Boschnegers meermalen plaats; wordt de vrouw op de daad betrapt, dan is het den man geoorloofd, zijne schuldige echtgenoote naar goedvinden te kastijden. Wil de man zijne vrouw behouden, zoo laat hij den echtbreker gerust vertrekken; anders begeeft hij zich naar deszelfs woning, waarin hij alles vernielt en vertrapt, wat hem voorkomt, en zijne kanoes en korialen mede verbrijzelt. Eene wederzijdsche vechtpartij heeft meestal hierbij plaats.
De dagelijksche werkzaamheden van de mannen bestaan in jagen en visschen, waartoe zij, buiten hoeken en korven, pijl en boog en meermalen het vergiftig stinkhout gebruiken. Tot dit einde vermengen zij het sap van dit hout met het water van deze of gene kreek; de zich in hetzelve bevindende visschen worden bedwelmd, en kunnen, alsdan bovenkomende, zeer ligt buit gemaakt worden. Bij eene spoedige ontruiming van het ingewand is deze visch even onschadelijk, alsof zij op eene andere wijze gevangen ware.
Hetgene zij opdoen, verdeelen zij onder hunne vrouwen en kinderen, en barbakotten (door een klein rookend vuur sterk berooken) het overblijvende.
Sommige Boschnegers bearbeiden mede de Kostgronden, terwijl de meeste echter niet meer dan 3 dagen 's weeks vierkant hout in de bosschen bewerken, daar zij alleen voor hunne tijdelijke behoeften, welke zeer gering zijn, zorgen, zonder zich
| |
| |
eenigzins over de toekomst te bekommeren; de bejaarden en gebrekkigen worden door hen gevoed en onderhouden.
Het in de bosschen bewerkt vierkant hout wordt door hen, aan de onderscheidene Plantaadjes, tegen eenen veel minderen prijs verkocht, dan de Hout-Plantaadjes het hout leveren, of met hare Slavenmagten, wegens de zware Opbrengsten, Belastingen, als Hoofdgelden, Kanongelden en alle andere kosten, waarbij 14 percent van de bruto-leverantiën moet berekend worden, bewerken kunnen; soms brengen zij hunne houtwaren zelve aan Paramaribo; de verkoop van deze houtwaren geschiedt altijd contant, of tegen eene gedeeltelijke verruiling van dranken; meermalen wordt een accoord voor de leverantie van zekere benoodigdheid vierkant hout met hen vooraf gesloten.
Nimmer geven de Boschnegers zich de moeite, om planken te zagen; zij vooronderstellen, dat zulk werk alleen aan Slaven voegt.
Hun verdere handel bestaat in het verkoopen van tonkaboonen, rijst, pinda, visch, gevogelte en gebarbakot vleesch; de retourhandel in kleedingstukken, geweren, kruid, zout, dram, houwers, bijlen, spie geltjes, kammen, hetwelk zij contant inkoopen en met zich naar hunne dorpen voeren. Zij drijven verder geen' handel met de Indianen, die in de nabijheid van hunne dorpen wonen.
| |
| |
| |
Godsdienst.
Ofschoon een klein getal Boschnegers, in vroegere jaren, door de Moravische Broeders in dit Kerkgenootschap zijn opgenomen, van waar deze onder den naam van Hernhutter-Boschnegers nog bekend zijn, stellen zij, even als de overige, veel vertrouwen in hunne Loekoemans, of Waarzeggers, welke zij in alle voorkomende zaken raadplegen, b.v. of zij bij ziekte leven of sterven zullen, of eene zwangere vrouw eenen zoon of dochter zal baren of wel beide, of zij eenen goeden of kwaden oogst zullen hebben, enz.
Vele hunner gelooven aan deze of gene slang, als aan de Abomoslang, de Papaslang en de Ratelslang; andere aan boomen en misgewassen; deze aan klippen en rotsen; weinige aan dieren en vogelen. Sommige hebben kleine beeldjes, die zij met krijt besmeren en aan welke zij eerbied bewijzen; ieder heeft alzoo naar eigene verkiezing zijnen Afgod. Zij gelooven, dat de geesten hunner overledene voorouders hen blijven nazweven en weder in jonggeborene kinderen overgaan. Als een grootvader sterft, en kort daarna wordt een kind geboren, dan wordt het als de ziel van den overledene beschouwd.
| |
Ziekten.
Hunne voorname ziekten zijn katarrhale- en rotkoortsen, bloedloop, soms ook de kinderpokken. Zij hebben geene Genees- of Heelmeesters; maar ieder, die eenen zieke komt bezoeken, brengt medicijnen mede, welke uit planten toebereid zijn; bij
| |
| |
alle ziekten wordt de afgoderij geraadpleegd. Zij gelooven, dat niemand eenen natuurlijken dood kan sterven, maar dat hij, of door de geesten van zijne voorvaders, aan welke hij mishaagd heeft, van het leven is beroofd, of door zijne vijanden is vergiftigd geworden.
| |
Begrafenissen en Verdeeling der Nalatenschappen.
Bij het overlijden heeft een schrikverwekkend geschreeuw plaats: alles is in één oogenblik vol gekerm; zij schieten onophoudelijk, totdat het lijk ter aarde is besteld; zij brengen spijs en drank op het graf, hetwelk jaarlijks herhaald wordt. De nalatenschap van den overledene wordt onder zijne kinderen verdeeld, en bij ontstentenis van dezelve, aan des overledenen broeders en zusters. Zoo er geene nabestaanden zijn, heeft de verdeeling onder zijne weduwen plaats, welke zich anders tevreden moeten houden met hetgene de man bij zijn leven haar gegeven heeft.
| |
Algemeene Aanmerkingen.
Deze Boschnegers zijn over het algemeen welgemaakte, zeer zwaargespierde menschen; de vrouwen overtreffen in gestalte en schoonheid de Afrikaansche Negerinnen; zij leiden een lui leven; de mannen laten zich grootstendeels door hunne vrouwen bedienen.
Zij verrigten in het algemeen niet meer arbeid, dan in hun dagelijksch onderhoud kan voorzien. Bij gebrek aan geweren, bedienen zij zich op de jagt van pijl en hoog, die zij zelve vervaardigen.
| |
| |
Zij zijn onderling zeer jaloersch, afgunstig en haatdragend; zij vergeten spoedig eenige weldaad, maar nimmer eene onvoldane belofte. Ingevolge het Vredes-Contract, door het Gouvernement met hen gesloten, mogen zij geenen weggeloopenen Neger ophouden of huisvesten, maar zijn zij verpligt, denzelven dadelijk uit te leveren; gewoonlijk ontvangen zij om de twee jaren van het Gouvernement de bij dit Vredes-Traktaat hun toegelegde geschenken, in geweren, kruid, sabels, bijlen, zagen, ijzeren potten, kleedingstukken en dram bestaande; om dewelke zij, op den verschijntijd, zeer goed weten aan te manen.
De beide andere Natiën van de bevredigde Boschnegers bewonen de boorden van de andere rivieren; zoo hebben de Aucaners in de Boven-Saramacca-rivier, en de Becoe- of Moesinga-Negers in de Boven-Marowijne hunne dorpen.
Hunne levenswijze en zeden, ofschoon van de Saramaccaner bevredigde Boschnegers in eenige opzigten verschillende, komen echter hoofdzakelijk met de laatste overeen. |
|