een begrip van Plato. Die dacht dat de menselijke ziel uit drie delen bestond: we hebben niet alleen lichamelijke behoeftes zoals honger en dorst, en een verstand waarmee we behoeftebevrediging kunnen organiseren, maar er is ook nog zoiets als trots of gevoel voor eigenwaarde. Thymos - het derde deel van de ziel - is het verlangen om van waarde te zijn en als dusdanig erkend te worden. Je kunt het ook ‘zelfrespect’ noemen.
Thymos kan de vorm aannemen van trots of omgekeerd van schaamte, maar in beide gevallen heeft thymos te maken met verhoudingen tussen mensen binnen een groep, dus met intersubjectiviteit. Thymos wordt geactiveerd wanneer je de blik van anderen op je voelt rusten en je die blik gaat interioriseren: je gaat jezelf zien zoals de anderen jou zien. Wie door anderen erkend, gewaardeerd of zelfs bewonderd wordt, zal daardoor aan zelfvertrouwen winnen. Wie echter steeds opnieuw in een positie van machteloosheid en hulpbehoevendheid gedrongen wordt, verliest zienderogen zijn zelfrespect. En zoals Daniel Blake in de film zegt: ‘When you lose your self-respect, you're done for’. Honger kun je nog verhelpen met een voedselbank, maar met je zelfrespect verdwijnt alles. Armoede is niet alleen schaarste aan middelen maar vooral een vorm van sociale vernedering, dus van ontmenselijking, van de aftakeling van je persoon.
Op een gegeven ogenblik vergezelt Daniel Blake zijn vriendin Katie, een jonge, alleenstaande moeder, naar de voedselbank. Daar worden ze geholpen, al is Blake zelf te trots om eten voor zichzelf mee te nemen. Katie gooit zich wel op het voedsel, maar stort mentaal in. Hulp verhelpt de schaamte niet; honger kan gestild worden, maar de schaamte over de eigen onmacht blijft. En het ergste is gezien te worden in een dergelijke positie, bijvoorbeeld in de lange rij voor de voedselbank. Wie in armoede verkeert, leeft niet meer in een wereld van gewone, spontane verhoudingen. Armoede is een probleem van openbaarheid: men wil namelijk niet gezien worden in zijn ellende. Vandaar ook dat er zo veel verborgen armoede is.
Toen hij nog mocht werken, was Daniel Blake een eerbare burger, niet arm en niet rijk, maar ‘iemand’, een ‘persoon’, iemand die gewone relaties onderhield met collega's, vrienden, buren. Zijn leven was niet gemakkelijk maar zelf kon hij veel aan, omdat hij zijn plaats kende in de wereld. Maar die plaats raakte hij dus ineens kwijt doordat hij in de anonieme wereld van de bureaucratie terechtkwam. Daardoor kon hij zich niet meer oriënteren en verloor hij zijn agency: zijn vermogen om autonoom te handelen, eigen keuzes te maken en het lot in eigen handen te nemen. Zolang hij nog iets kon doen, zolang hij nog anderen kon helpen, ging het goed met Blake. Hij wilde niet geholpen worden maar zelf zijn handen uit zijn mouwen steken en handelen. Alleen op die manier kon hij zijn trots herwinnen.