Streven. Jaargang 86
(2019)– [tijdschrift] Streven [1991-]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 8]
| |
Toon Van Houdt
| |
[pagina 9]
| |
De analyse die de auteur zijn protagonist in de mond legt, blijkt inderdaad perfect van toepassing te zijn op de veroveringsoorlog die de Spanjaarden dadelijk na de ‘ontdekking’ van de Nieuwe Wereld begonnen te voeren. Een Nieuwe Wereld die in feite een zeer oude wereld was, een wereld die - zo heeft recent onderzoek aangetoond - van oudsher bevolkt was door mensen die grote, bloeiende gemeenschappen, complexe samenlevingen en ongemeen rijke en diverse culturen in het leven hadden geroepen. In een haast onvoorstelbaar ijltempo werden die samenlevingen en culturen door de Spaanse veroveraars grondig vernietigd. De indiaanse volken die zij op hun oorlogspad tegenkwamen, werden gedecimeerd, soms nagenoeg totaal uitgeroeid, hun rijkdommen geplunderd, hun materiële én immateriële erfgoed verwoest.Ga naar eindnoot2 Ook de pijnlijke paradox die Gulliver beschrijft - een achterlijk volk wordt tot slaaf gemaakt om het te kunnen beschaven - laat zich naadloos op de verovering en kolonisatie van Amerika toepassen. Voor zover indianen niet door epidemische ziekten of rechtstreeks oorlogsgeweld om het leven kwamen, werden zij onverbiddelijk tot slaven gereduceerd. In die hoedanigheid werden ze door de Spaanse machthebbers als willoze werktuigen ingeschakeld in de logistiek van hun oorlog, vervolgens gedwongen tot dwangarbeid in de mijnen (mita) of tot lastige, uitputtende karweien op de landgoederen die zij van de Spaanse vorst in vruchtgebruik hadden gekregen (encomiendas). Dat was de prijs die de indianen nu eenmaal moesten betalen voor het onnoemelijk grote goed dat ze in ruil kregen, of althans opgedrongen kregen: Europese beschaving en - vooral - het christelijke, met name katholieke geloof. In de grond van zijn hart was Jonathan Swift een onverbeterlijke zwartdenker. In het vierde boek van zijn succesverhaal presenteert hij een wereld-op-zijn-kop om zijn Europese tijdgenoten een ontnuchterende spiegel voor te houden. Maar hij maakte zich geen utopische illusies: volgens hem zou die spiegel niet tot een radicale gedragsverandering, laat staan een fundamentele mentaliteitswijziging leiden. Dan straalden enkele scherpzinnige criticasters van de Spaanse verovering en kolonisatie uit de zestiende eeuw veel meer optimisme uit, een optimisme dat soms onverholen utopische trekjes aannam. Zij geloofden wel dat de barbaarse oorlogs- en kolonisatiepraktijken die de Spanjaarden in de Nieuwe Wereld toepasten een halt kon worden toegeroepen, dat een vrij en menswaardig bestaan wel degelijk voor de indianen was weggelegd. Op voorwaarde dat de Spaanse kroon haar volle verantwoordelijkheid nam. En dus correct over de concrete gang van zaken in Amerika én over de juiste koers die daar moest worden gevaren werd ingelicht. Dat is de nobele maar loodzware taak die enkele spraakmakende figuren uit die tijd moedig op zich namen. Ik heb het over intellectu- | |
[pagina 10]
| |
elen als Francisco de Vitoria (1486-1546), een van de meest vooraanstaande theologen van de universiteit van Salamanca, en missionarissen als Bartolomé de Las Casas (1484-1566), een gewezen reisgenoot van Columbus, een ex-conquistador die na verloop van tijd al zijn landerijen en slaven opgaf om als dominicaan de indianen vreedzaam te bekeren én hen tegen verdere uitbuiting en uitroeiing te beschermen. Onvermoeibaar, onophoudelijk stelde Las Casas de wandaden van de conquistadores aan de kaak. Met een onwrikbare logica ontzenuwde Vitoria de vele valse rechtsgronden waarmee die hun veroveringen trachtten goed te praten. Zo leverden beide denkers - elk op zijn manier - een belangrijke bijdrage aan de ontwikkeling van een genuanceerd, fijnmazig oorlogsrecht, waaruit veel later - héél veel later - een min of meer algemeen aanvaard internationaal humanitair recht zou groeien.Ga naar eindnoot3 Dat vroegmoderne oorlogsrecht was gebaseerd op de vaste, maar hoegenaamd niet door iedereen gedeelde overtuiging dat indianen mensen waren en derhalve ook als mensen met onvervreemdbare rechten (en plichten) moesten worden behandeld. Recht op vrijheid, recht op soevereine zelfbeschikking, recht vooral op bescherming tegen oorlogsmisdaden. | |
De gruwel van de oorlogHet hoge maar anachronistische woord is eruit: oorlogsmisdaden. Het is een term die je in de geschriften van Vitoria en Las Casas inderdaad niet zult terugvinden. Oorlogsmisdaden zijn misdaden tegen het oorlogsrecht die als zodanig kunnen en moeten worden bestraft. Door een internationaal strafhof. Zo'n strafhof bestond ten tijde van Las Casas niet. Zijn insteek is hoe dan ook van een heel andere aard. Toen hij zijn schrikwekkend lange lijst van misdrijven opstelde die de Spaanse conquistadores en kolonisatoren volgens hem gepleegd hadden (en nog steeds pleegden), lag het niet zozeer in zijn bedoeling een stevige juridische basis voor gerechtelijke vervolging en veroordeling van de schuldigen te leggen, als wel om de Spaanse vorst Karel V ertoe aan te sporen het politieke roer radicaal om te gooien. De perfide verstrengeling van bekering en geweld moest worden ontward, het verfoeilijke systeem van slavernij in dienst van gewetenloze encomenderos moest worden afgeschaft, indianen moesten voortaan rechtstreekse onderdanen van de Spaanse koning worden - vrij, zij het ook verplicht om bepaalde tributen te betalen. De Spaanse missionaris was dus een man met een duidelijke missie, en die voerde hij ook met verve uit. Hij werd klokkenluider, lobbyist, activist. In 1542 stelde hij een rapport op waarin hij naar eigen zeggen op een uiterst beknopte wijze de onrustwekkende situatie in de Nieuwe Wereld beschreef, het Zeer korte relaas van de verwoesting van de West-Indische landen.Ga naar eindnoot4 Land | |
[pagina 11]
| |
na land, streek na streek worden de gruweldaden van de Spanjaarden tegen de indianen geschilderd. In felle contrastkleuren: steevast worden de Spaanse veroveraars voorgesteld als roofzuchtige wolven die vreedzame, zachtmoedige, onschuldige lammeren aanvallen en oppeuzelen; die ietwat overspannen Bijbelse beeldspraak doordesemt zowat de hele tekst.Ga naar eindnoot5 De lezer van die tekst wordt haast letterlijk murw geslagen door de schier eindeloze opsomming van wandaden, die overal en altijd blijken terug te keren. Telkens weer. Zij het ook steeds intensiever, op steeds grotere schaal. Als de Spaanse vorst niet snel optreedt, zal hij spoedig geen indiaanse onderdanen meer overhouden. Het loont de moeite om de beschrijving van Las Casas - enigszins anachronistisch - in het licht van het hedendaagse humanitaire recht te lezen. In zijn deerniswekkend eentonige opsomming van moord, standrechtelijke executie, foltering, plundering van voedsel of rijkdommen, verwoesting van huizen, dorpen en cultureel waardevol erfgoed, deportatie, verkrachting, seksuele slavernij en andere vormen van knechting vinden we moeiteloos tal van heden ten dage algemeen erkende oorlogsmisdaden terug. Alleen al het blote feit dat de Spanjaarden de gebieden die ze veroverden en bezetten ook daadwerkelijk gingen koloniseren, zou tegenwoordig volstaan om hen voor een internationaal strafhof te slepen. Zoals eerder aangestipt, bestond zo'n instelling in de zestiende eeuw niet, al werden er in Amerika wel degelijk enkele processen gevoerd tegen Spaanse conquistadores die het ook volgens de nogal losse normen van het toenmalige koloniale bewind al te bont hadden gemaakt. Geheel in overeenstemming met het vigerende oorlogsrecht werd daarbij niet zozeer onderzocht of iemand huizen en goederen geplunderd, mensen gedood of tot slaaf gemaakt had (in principe waren die handelingen toegelaten!) als wel of hij daarbij de grenzen van de rechtvaardigheid niet had overschreden. Niet toevallig citeert of verwijst Las Casas naar zulke processtukken: samen met de brieven van collega-missionarissen moeten zij de geloofwaardigheid van zijn ooggetuigenverslag kracht bijzetten. En dat was ook nodig. Want wat de auteur vertelt, tart de verbeelding. Alleen al de aantallen die hij vermeldt, zijn duizelingwekkend: Wij kunnen als zeker en waarheidsgetrouw aanvoeren dat in de bedoelde veertig jaren door de tirannieke en duivelse praktijken van de christenen meer dan twaalf miljoen zielen - mannen, vrouwen en kinderen - een onrechtmatige en gruwelijke dood zijn gestorven; en ik geloof zelfs de waarheid niet te kort te doen als ik het aantal op meer dan vijftien miljoen schat (blz. 46). | |
[pagina 12]
| |
Massavernietiging en genocideMiljoenen en miljoenen slachtoffers: te veel om geloofwaardig te zijn? Al in de zestiende eeuw werden verwoede pogingen ondernomen om Las Casas in diskrediet te brengen, zijn vernietigende rapport als het fantasievolle product van een paranoïde spelbederver of nestbevuiler af te doen. Die pogingen zouden tot in de twintigste eeuw voortduren - ook en vooral in Spanje zelf. Opvallend genoeg wordt het globale beeld dat Las Casas ophangt van een rijke, welvarende, drukbevolkte Nieuwe Wereld die in ijltempo aan het uitsterven is, door de huidige wetenschap steeds ruimer aanvaard. Over de precieze aantallen wordt nog steeds volop gedebatteerd, maar het algemene plaatje blijkt wel degelijk te kloppen: in amper enkele decennia daalde het inheemse bevolkingsaantal met zo'n slordige 80 à 90%. Maar die dramatische daling was minder te wijten aan het oorlogsgeweld van de conquistadores of de onmenselijke behandeling van de indianen door de Spaanse kolonisatoren dan wel aan de ziektekiemen die zij - overigens samen met andere ontdekkingsreizigers, avonturiers en handelaars - vanuit Europa naar de Nieuwe Wereld exporteerden. Met tragische, onomkeerbare gevolgen, zo blijkt.Ga naar eindnoot6 Hieruit lijken we een logische, volstrekt onvermijdelijke gevolgtrekking te moeten maken: de Spanjaarden richtten in Amerika een heuse genocide aan, een volkerenmoord waarvan de schaal ook in vergelijking met recentere, nauwkeuriger gedocumenteerde massavernietigingen ongehoord groot was. Die krasse stelling verdient toch enige nuancering. Eerst en vooral waren de Spanjaarden zeker niet op een totale uitroeiing van de indianen uit, wel integendeel. Daar staat dan weer tegenover dat zo'n doelbewust nagestreefde totale uitroeiing helemaal niet nodig is om van genocide of volkerenmoord in de strikte juridische zin van het woord te kunnen spreken. Gedeeltelijke uitroeiing volstaat al. Hoe dan ook voerden de conquistadores en encomenderos als zodanig geen ‘genocidale’ agenda uit: het koloniale regime buitte de indianen weliswaar moedwillig tot eigen profijt uit, maar had er dan ook alle belang bij om de inheemse bevolking voldoende op peil te houden. Zoals bekend, lukte dat niet en werd daarom al gauw op een massale import van slaven uit Afrika overgeschakeld - een heus oorlogsmisdrijf of beter nog een zware misdaad tegen de menselijkheid. Bij nader toezien lijkt het dus toch veiliger het zwaarbeladen etiket ‘genocide’ te vermijden en in de plaats daarvan op een minder emotioneel geladen manier van een massavernietiging te spreken. Voor zover die het resultaat was van bewust gepleegde gruweldaden dient zij vooral als ‘razernij van de overwinnaar’ te worden gecategoriseerd - een van de vier vormen van massavernietiging die de Nederlandse socioloog Abram De Swaan onderscheidt.Ga naar eindnoot7 | |
[pagina 13]
| |
Op dit punt is het ethisch-juridische oordeel dat we kunnen - en misschien ook wel moeten - vellen zonder meer vernietigend: de Spanjaarden waren schuldig. Klaar. Maar voor zover die massavernietiging het gevolg was van de verspreiding van nieuwe ziektekiemen waartegen de lokale bevolking geen afdoende immuniteit bezat, kunnen we hen niet zomaar aansprakelijk stellen in de enge juridische zin van het woord. De Spanjaarden voerden geen biologische oorlog tegen de indianen, waren zich veelal niet eens bewust van het desastreuze effect dat hun blote aanwezigheid in de Nieuwe Wereld op de lokale bevolking had. Het nagenoeg volledige stilzwijgen dat Las Casas er over dit cruciale thema op nahoudt, legt daar in zekere zin getuigenis van af. Dat neemt natuurlijk niet weg dat de Spanjaarden op dit vlak wel degelijk een verpletterende morele verantwoordelijkheid droegen. Hoe je het ook draait of keert, de indianen waren het tamelijk weerloze slachtoffer van Spaanse wapen- én kiemendragers.Ga naar eindnoot8 | |
Misdadige oorlogVoor alle duidelijkheid: Las Casas was helemaal niet gekant tegen een vreedzame bekering en kolonisatie van Amerika. Wel wilde hij de hebzuchtige, gewelddadige encomenderos uitschakelen en nieuwe leefgemeenschappen stichten die zowel geestelijk als materieel door godvruchtige, welmenende missionarissen zouden worden bestuurd. Die utopische plannen heeft hij ook enkele keren in de praktijk proberen te brengen. Zonder veel succes, trouwens. Maar in of rond 1550 begint de dominicaan een veel radicaler, behoorlijk subversief standpunt in te nemen. Onverbloemd geeft hij de Spaanse vorst de dringende raad mee de verovering en kolonisatie van de Nieuwe Wereld volledig stop te zetten en de indianen opnieuw soeverein zelfbestuur te geven; de inheemse leiders en vorsten dienen in hun oude eer en macht te worden hersteld. Die nieuwe visie wordt geschraagd door de geleidelijk gegroeide overtuiging dat de verovering van de Nieuwe Wereld fundamenteel verkeerd want volstrekt onrechtvaardig was. Volgens Las Casas maakten de Spanjaarden zich niet alleen schuldig aan oorlogsmisdaden en massavernietiging; de oorlog die ze voerden was zélf een misdaad van formaat. Hadden de Spanjaarden het recht Amerika binnen te vallen, de indianen te beoorlogen en aan het Spaanse gezag te onderwerpen? Het meest systematische antwoord op die vraag werd geleverd door Francisco de Vitoria, net als Las Casas een dominicaan, maar anders dan zijn confrater een echte academicus, een professor die vanuit zijn studeerkamer aan de universiteit van Salamanca de traditionele moraaltheologie trachtte te actualiseren door die op de prangende politieke, maatschappelijke en eco- | |
[pagina 14]
| |
nomische problemen van zijn eigen tijd toe te passen. De verovering en kolonisatie van Amerika was zo'n prangend én bovendien erg delicaat probleem. Een probleem dat hij bovendien zeer goed kende door de rapporten en mondelinge getuigenissen die missionarissen van zijn eigen orde hem regelmatig bezorgden; Vitoria was een kamergeleerde mét een open blik op de wereld. Van 1537 tot 1539 wijdde de theoloog niet minder dan drie openbare lezingen of relectiones aan de toestand in Amerika. Die lezingen zouden pas na zijn dood worden gedrukt, maar vonden via de notities van zijn nieuwsgierige, enthousiaste studentenpubliek reeds tijdens zijn leven ruime verspreiding. Zowel in Spanje als in het buitenland gold de man als een heuse autoriteit in zijn vakgebied. Er werd dan ook écht geluisterd naar wat hij te vertellen had. Ook aan het Spaanse hof. Nu waren de standpunten die Vitoria innam behoorlijk controversieel, om niet te zeggen explosief. Zowat alle rechtsgronden die sinds 1492 waren ingeroepen om de verovering en kolonisatie van het pas ontdekte continent te legitimeren werden door de theoloog besproken en... met stevige, onwrikbare argumenten naar de prullenmand verwezen. Wat bleef er voor de Spaanse kolonisatoren na het striemende maar stringente betoog van Vitoria nog aan geldige rechtsgrond over? Niet bijster veel, zo lijkt. En toch. Ook al uit de theoloog reeds bij het begin van zijn beschouwingen ernstige twijfels over de legitimiteit van de Spaanse koloniale onderneming, toch vraagt hij de koning niet meteen die volledig stop te zetten en zijn troepen en onderdanen onverwijld uit de Nieuwe Wereld weg te halen. Onder welbepaalde, strikt omschreven voorwaarden kan de aanwezigheid van de Spanjaarden wel degelijk worden gerechtvaardigd, zo stelt hij. Want er bestaat zoiets als een universeel recht op vredelievende toegang, communicatie en handel. Met de invoering van die gloednieuwe rechtstitels transformeerde Vitoria het traditionele oorlogsrecht tot een volwaardig volkenrecht - een geheel van (in principe) bindende rechtsregels die voor christelijke én niet-christelijke naties golden. Volgens onze godgeleerde hadden en hebben de Spanjaarden het recht naar Amerika te reizen, daar met de inheemse bevolkingsgroepen contacten te leggen, handel met hen te drijven, ja zelfs hun de Blijde Boodschap te verkondigen. Bovendien mochten en mogen ze zich vestigen op plekken die door de indianen niet werden of worden bewoond dan wel bewerkt, en daar de vruchten van plukken. Maar Vitoria gaat nog een stapje verder. In bepaalde omstandigheden is het zelfs geoorloofd tegen de lokale bevolking geweld te gebruiken. Dat geldt met name wanneer indianen dat universele recht op toegang, communicatie (inclusief bekering!) en handel niet respecteren of wanneer zij reeds bekeerde bevolkingsgroepen belagen. Daarnaast is hij geneigd een ‘humanitaire interventie’ goed te keuren: die heeft tot doel indianen tegen de gruwelijke praktijk | |
[pagina 15]
| |
van mensenoffers en kannibalisme te beschermen. In hedendaagse termen uitgedrukt: indianen die misdaden tegen de menselijkheid plegen, mogen en moeten worden bestraft.Ga naar eindnoot9 Met dit alles lijkt Vitoria de poort tot een grootschalige kolonisatie van de Nieuwe Wereld alsnog op een behoorlijk ruime kier te zetten. Zelfs het nobele streven om de autochtone bevolking voor gruweldaden als mensenoffers en kannibalisme te beschermen zou je met enige kwaadwilligheid als een perverse vorm van humanitair imperialisme kunnen beschouwen.Ga naar eindnoot10 Toch lijkt de godgeleerde op het einde van zijn betoog veeleer te pleiten voor een heel ander ‘samenlevingsmodel’, een model dat niet is gebaseerd op exuberant oorlogsgeweld en massale kolonisatie, maar wel op een vreedzame co-existentie van autochtone indianen en allochtone Spanjaarden in de Nieuwe Wereld, een co-existentie die primair gericht is op de uitwisseling van goederen én gedachten. En dat alternatieve model zou de Spaanse kroon niet eens veel schade toebrengen, integendeel. Vitoria is er zich maar al te goed van bewust dat de koloniale praktijk een bijzonder lucratieve onderneming was die de godvrezende maar tegelijk ook geldarme, immer behoevende koning ongaarne zou opgeven. Precies daarom stelt hij de materiële voordelen van zijn eigen model in een zo gunstig mogelijk daglicht (blz. 98-99). Vitoria's opvattingen en argumenten vielen aan het Spaanse hof niet in goede aarde. Koning Karel V was furieus. Aan zijn beleidslijn viel niet te tornen. De Spanjaarden zaten in Amerika en zouden daar ook blijven. Punt. Nu was daar volgens Vitoria eigenlijk ook niets mis mee. De situatie was inmiddels nu eenmaal drastisch veranderd. Tal van indianen hadden zich inmiddels bekeerd en zich aan de Spaanse kroon onderworpen. Zij hadden blijvend recht op bescherming en goed bestuur (blz. 99). Een rechtvaardig bestuur, wel te verstaan, een bestuur dat niet alleen de Spaanse schatkist maar ook en vooral de indianen zelf ten goede zou komen. Nee dus, heel anders dan Las Casas even later bezwerend zou bepleiten, hoefde voor Vitoria zo'n vijftig jaar na de ontdekking en eerste verovering van Amerika de klok niet helemaal te worden teruggedraaid. - De klok werd helemaal niet teruggedraaid. De kolonisatie ging rustig door. Mét het oorlogsgeweld en de massavernietiging die Las Casas fel maar tevergeefs aan de kaak had gesteld.
Dit is de ingekorte versie van een lezing gehouden op de studiedag ‘Oorlogsmisdaden’ in het verleden: daders en slachtoffers, door het Centrum Nascholing Onderwijs van de Universiteit Antwerpen georganiseerd in Kazerne Dossin, Mechelen, 24 februari 2018. |
|