| |
| |
| |
Marc Kregting
Zwarte Piet, sociopolitiek scheurmaker
In september 2015 besloten onderwijsbestuurders dat op geen enkele basisschool in Den Haag nog een klassieke Zwarte Piet mocht optreden. Deze figuur kenmerkt zich door een zwarte huidskleur, kroeshaar, gouden oorringen, dikke rode lippen en een onderdanige, dommige houding tegenover Sinterklaas. Door die aspecten wisten sommige kinderen zich gekwetst. Opdat iedereen zich in het feest kon vinden, luidde het besluit aan Piet een andere invulling te geven. Spoedig zouden andere Nederlandse steden volgen.
De bestuurders verklaarden het maatschappelijk debat in de Lage Landen verdisconteerd te hebben. Het loopt vanaf 2011. Menigeen drenkt het in vermoeienis. Er was lacherigheid toen in 2013 mensenrechtenspecialiste Verene Shepherd namens de VN harde woorden sprak. Toch toonde zij dat vanzelfsprekende morele ijkpunten wegdeemsteren. Niet iedereen is daarop berekend. Dyab Abou Jahjah poneerde in De stad is van ons. Manifest van de nieuwe meerderheid dat vervreemding autochtonen duur komt te staan. Binnen afzienbare tijd vormen zíj de minderheid. Dit zorgt voor onbegrip en irritatie. Er lijken klassenstrijden te ontbranden. Actieve deelnemers aan het debat vertegenwoordigen de bevolking haast met het zekerheidje van een populist: een elitair, links kamp versus een white trash. Terwijl de laatsten met een zwarte Zwarte Piet een traditie zeiden te verdedigen waar niets kwaads in zit, ontwaarden de eersten racisme.
Curieus is dat beide partijen zich een geval achten van blaming the victim. De een beticht de ander van wij-zij-denken uit gebrek aan
| |
| |
empathie. Behalve het resultaat rijmt de oorzaak: het ontbreken van een verband, dat de natiestaat geschapen zou hebben. Alleen de waardering van die oorzaak verschilt - van opluchting tot heimwee. Volgens Verschil in Nederland, een rapport uit 2014 van het Sociaal Cultureel Planbureau, wanen zogeheten verliezers van de globalisering zich bedrogen omdat slechts een enkeling immigratie toejuicht. Zelf zou die genieten van bevoorrechte gezondheidszorg en beter onderwijs.
Die diagnose, waarvan Zwarte Piet een symptoom is, kwam even later in een dubbelnummer van De Groene Amsterdammer over een afscheid van de tevredenheid. Nederland zou van gidsland zijn veranderd in een onzekere, bange en boze natie. Een reportage over de Schilderswijk, uitgerekend in Den Haag, wekte de indruk dat geluk daar verkeken is. De ondertitel van het artikel zei waarom: ‘van lelieblank naar kakelbont’. Autochtone bewoners deelden die verklaring niet. In de wijk, met 110 nationaliteiten die 90 procent van de populatie beslaan, was volgens hen slechts onderscheid tussen mensen die meedoen en die niet meedoen. Men voelde zich geslachtofferd door culturele wijsheden van winnaars van de globalisering. Bijvoorbeeld door de theorie dat identiteiten niet langer te begrenzen zijn. Wel plaatste de lelieblanke deskundigenkaste haar eigen kinderen op een witte school.
Eén topic bewees die kloof tussen woord en daad andermaal voor autochtone Schilderswijkers: ‘En dan moeten wij zwarte piet inleveren. Dat is onze cultuur. Laat iedereen toch zijn eigen dingetje houden. Dat gezeur over zwarte piet leidt af van de echte problemen. Die Quincy heeft veel verdriet veroorzaakt. Kinderen op hun zieltjes trappen, het is echt vreselijk’. Bedoeld is Quinsy Gario, de (zwarte) kunstenaar die zich het meest heeft ingespannen voor de stelling dat Zwarte Piet racistisch is. Voorstanders beseffen volgens hem niet alleen dat de bevolkingssamenstelling veranderd is, ze negeren dat ze een substantieel aantal landgenoten krenken, inclusief kinderen.
Wie is nu tweederangsburger? Eind 2014 werd Gario op Radio 538 uitgeroepen tot ‘klootzak van het jaar’. Dit mag de bekroning van een haatcampagne heten. De paradox is dat een respectvolle actie ten gunste van een aanzienlijk bevolkingdeel heeft geresulteerd in belediging bij autochtonen die evenmin gering in aantal zijn. Niet voor niets streed Rita Verdonk tegen Wilders om hun gunst met een partij die Trots op Nederland heette. Beiden waarschuwden dat het Sinterklaasfeest bedreigd werd door het Suikerfeest.
| |
Uitersten van het spectrum
De Piet-kwestie fixeert twee perspectieven. Volgens het ene is globalisering een eufemisme voor toenemende ongelijkheid. Arbeid, huis- | |
| |
vesting en veiligheid blijken gegarandeerd voor de elite. Zo wordt marktwerking een perversiteit. Soelaas biedt slechts de proteststem op extreme partijen. Of niet-stemmen, een vorm van berusting waarmee, zoals socioloog Wolfgang Streeck schreef, de onderklasse het kapitalisme beschermt tegen democratie. Het Nederlandse referendum GeenPeil, over het EU-associatieverdrag met Oekraïne, pleegt in dat opzicht verzet. Of is het een variant op nee zeggen en komt besluitvorming zo evenmin dichter bij de burger? Voor hem is de Europese Unie vergiftigd. Ze gunt aan multinationals belastingvoordelen. Aldus zou de natiestaat plunderingen ondergaan die zelfs moralistisch worden wanneer Verene Shepherd, documentairemaker Roger Ross Williams of komiek Russell Brand zich uitspreken tegen Zwarte Piet.
Het tweede perspectief acht die vernietigende uitspraken realistisch en verzet daartegen defensief. Door de globalisering bestaan er geen buitenlanders meer - ‘autochtoon’ en ‘allochtoon’ zijn gedateerde begrippen. De kosmopolitische of minstens eurofiele blik ziet kansen, voor economie en zelfontplooiing. Wantrouwen is inderdaad nagenoeg afwezig bij, in termen van het SCP-rapport, ‘de gevestigde bovenlaag’. Ze weigert frustraties af te wentelen op immigranten. Dit perspectief onderkent dat Europa geen natiestatelijke intenties heeft, maar dat toch slechts low politics van belang zijn voor maatschappelijke samenhang en identiteit. High politics zouden andere prioriteiten hebben.
Als gezegd beweren Schilderswijkers immigranten niet te beschuldigen. En volgens het rapport zien kapitaalveilige segmenten evengoed een probleem tussen autochtonen en allochtonen. Helpt een onderscheid? De beginselbundel Wereldvreemd in Vlaanderen van de progressieve Vooruitgroep detecteert stedelijk ‘wanhoopsracisme’ door laaggeschoolden. Daar zit het Vlaams Belang aan vast en Geert Wilders' PVV. Hun etnocentrische houding wordt afgebakend van ‘distantiëringsracisme’. Dat is cultureel van aard en vloeit voort uit ‘de gesuburbaniseerde middenklasse’ waarmee de Vlaams-nationalistische N-VA geassocieerd wordt. Deze subtypes komen samen in de steun voor Zwarte Piet. Van hen mag die zijn kleur behouden, donker van schoorstenen.
In Nederland politiseerde de kwestie snel door bemoeienis van Wilders. Hij wilde van Zwarte Piet cultureel erfgoed maken. In België haakte Vlaams Belang aan en werd de uitspraak van N-VA-kopstuk Liesbeth Homans bovengehaald dat racisme relatief zou zijn. Pas Abou Jahjahs actiegroep Movement X gaf het debat een ware ideologische zwieper. Hun eis van neutrale Pieten, een jaar vóór de Haagse onderwijsbestuurders, werd niet in behandeling genomen door het N-VA-stadsbestuur van Antwerpen. Nadat de collateral damage van een kloof tussen elite en trash zich ook bij dit onderwerp geopenbaard had, figureerde het in debatten over media, man-vrouwverhoudingen, rassenrellen,
| |
| |
wetenschapsbeleid, normhandhaving en meer. Toch bleven veel politici zich terughoudend opstellen. Ze beseften dat een electoraat te verliezen valt. Overtuigdheid van de correcte positie uitte zich in grimmigheid, tot en met arrestaties en bedreigingen.
Zwarte Piet heeft conservatief weer tegenover progressief gekregen, en daarbinnen schakeringen aangebracht. Sunny Bergman betrapte in haar documentaire Zwart als roet. Our Colonial Hangover onder de tegenstanders de beruchte volksnationalistische organisatie Voorpost. Gematigder spelers ter rechterzijde, zoals Mark Rutte, hielden principieel afstand. Dat zijn sofisme ‘Zwarte Piet is zwart’ instemmend geciteerd werd door sociaaldemocraat Diederik Samsom, zegt iets over de post-ideologisch-technocratische verhoudingen. Het polderen begon, om door het gestaag bleken van de huid een zogeheten ‘Roetpiet’ over te houden. Bij de tumultueuze Sinterklaasintocht van 2014 in Gouda richtte de politie zich op mensen die ‘links georiënteerd’ oogden.
Verschil in Nederland acht het debat inderdaad ‘gekaapt door personen en partijen aan de uitersten van het spectrum’. De extreemlinkse FARC-activiste Tanja Nijmeijer liet nochtans weten zich mateloos te irriteren aan de discussie, die niet de moeite waard zou zijn om drukte over te maken. Anderzijds gebruikte Civitas Christiana de Zwarte Pietfiguur in een campagne voor het behoud van een christelijke beschaving. Deze conservatieve stichting zal er niet om gelachen hebben dat Bergman de stoomboot met een slavenschip vergeleek, en Abou Jahjah het ding zonder voorbehoud zo bestempelde.
| |
Gedepaiseerde verschoppelingen
Volgens het SCP-rapport komen huidige autochtonen in de Schilderswijk uit de klasse ‘precariaat’ en het segment ‘onzeker werkenden’. Daarnaast zijn er ‘jonge kansrijken’ die hogere opleidingen volgen of hebben voltooid. Misschien bestaat er voor deze buurt, die volgens PVV'ers is gelegen in Den Hagistan, een Belgische parallel. Antwerpen kent de volkswijk Borgerhout. Ze dankt haar bijnaam Borgerokko doordat ooit het bewonertal onder een grens dreigde te komen waarvan subsidies en salarissen afhingen - welkom waren ‘gastarbeiders’ die de laagst betaalde vacatures konden invullen.
Deze verklaring is te vinden in Hotel Fabiola uit 2001, waarin journalist Rudi Rotthier verslag deed van een verblijf in Borgerhout. De beklemmende sfeer werd bij hem bepaald door het Vlaams Blok (later: Belang), die elke verkiezingsronde won. Deze opgaande lijn is pas recent omgebogen. Borgerhout is het enige Antwerpse district waar de N-VA niet bestuurt, omdat ze werd overtroffen door een interculturele lijstcombinatie van Groen en sp.a. Ook de ooit maoïstische PVDA is er relatief fors.
| |
| |
Er waren over Borgerhout destijds twee overtuigingen: ‘De een schudt het hoofd om de negativiteit van de ander, terwijl de ander het hoofd schudt om de naïviteit van de een. De negativo's zien de lucht invallen en voelen zich in de steek gelaten. De positivo's relativeren het leed dat trouwens aan anderen te beurt valt [...] In beide kampen bestaat er een staat van maagdelijkheid, en is eenieder die van de zuivere leer afwijkt - respectievelijk de omhelzing of de afwijzing van de buurt - tot het hellevuur veroordeeld’. Uit verontwaardiging over vreemdelingenhaat heette het signaleren van problemen met allochtonen fout. Belgische media hadden een cordon sanitaire ingesteld. Zo werden mensen die zich bedreigd voelden in de verdediging gedrongen en hoefden veronderstelde daders zich niet zelf te verweren.
Bij Rotthier hebben positivo's na een hogere opleiding een huis in de wijk gekocht en opgeknapt. Ze ervaren geen criminaliteit en vervreemding. Wel maken ze zich zorgen over het buurtimago. Ze betwisten elke negatieve mening, omdat die lijkt op, of kan leiden tot, een Blok-standpunt. Ze laven zich aan multiculturalisme. Rotthier vermoedt dat ze overdag werken (en elders boodschappen doen) en in Borgerhout slapen, ofwel de straat mijden. In Hotel Fabiola beseft de geëngageerde actrice Mia Grijp dat ze de wijk in moet in plaats van de schouwburg ‘ten behoeve van de gegoeden, die vaak toch al op voorhand overtuigd waren, en die vanuit de pluchen zetels aan de hand van gedepaiseerde verschoppelingen net iets te makkelijk een balsem voor hun zieltje vonden’.
Toch vindt Rotthier een lichtpunt. In een omgebouwde parochiezaal speelt Jan Decleir Sinterklaas en praat Bart Peeters het feest aan elkaar. Zowel acteur als entertainer heeft deze show ook verzorgd voor de televisie, omringd door Pieten die zwart waren. Ze beantwoordden dus niet aan ‘neutrale’ Pieten. Met die eis ondermijnde Abou Jahjah, ooit na rellen in Borgerhout gearresteerd op verdenking van de vorming van een privémilitie, zijn eigen ideologie. Hij is ervan overtuigd dat we gedisciplineerd worden door machtsbeelden. Neutraal kunnen we per definitie niet zijn. Omdat ons reproductiegedrag onbewust geschiedt, is het trouwens duister waarom niet iedereen het vertoont.
In De stad is van ons waarschuwt Abou Jahjah tegen het demoniseren van andersdenkenden en tegen een binaire logica, terwijl de kwalificaties die bij hem het meest opduiken ‘racisme’ en ‘discriminatie’ zijn. Hij ontwaart dan wel gelijkwaardige minderheden, de allochtone lijken bij hem moreel beter dan de autochtone. Zelfs goedwillende progressieven die pleiten voor ‘diversiteit’, bezitten bij Abou Jahjah residuen van koloniaal denken. Ze hebben het eindpunt van ‘superdiversiteit’ niet gehaald.
Historisch werden allochtonen eerst geconfronteerd met een ‘feel good-multiculturaliteit’ die etnisch-culturele variëteiten in keuken, kledij en muziek verheerlijkte. Voor nieuwkomers gold hooguit een ‘inspannings- | |
| |
verbintenis’. Bij het concept van ‘diversiteit’ raakten ze vervolgens in een plichtendiscours, waarbij ze hun integratie zelf moesten waarmaken. Voorbij die neoliberale ‘resultaatsverbintenis’ ligt de demografisch meer werkelijkheidsgetrouwe ‘superdiversiteit’. Bijvoorbeeld de burgerbeweging Hart Boven Hard huldigt het tegen de regeringen-Bourgeois en -Michel, wegens wederkerigheid. Autochtoon en allochtoon ontwikkelen zich samen voort.
Voor een minder essentialistische benadering van mensen geven echter juist de evolutie van en omgang met Sinterklaas en Zwarte Piet een voorbeeld. Herman Vuijsje signaleerde in 1989 bijvoorbeeld dat de roe, ‘symbool van Sints wrekende rechtvaardigheid’, uit het repertoire aan het verdwijnen was. Dat paste volgens hem in een decenniumtrend die moreel commentaar op andermans handelen uitschakelde. Heden draagt lang niet elke Piet nog gouden oorringen of heeft dikke rode lippen; tegenover de goedheiligman kan hij zich uitgekookt gedragen. Hoe ontwaren zijn critici dan stereotypen?
| |
Balkanisering van de mening
Bij superdiversiteit hoort een voorbeeldig gedrag, met een term die filosoof-theoloog Ivan Illich in 1973 muntte: convivialiteit. Toen waanden mensen zich belaagd door ‘moderne technologie’ en ‘dwangmatige efficiency’. Illich wenste dat ze hun autonomie behielden én in een zinvol verband leefden. Die collectiviteit berustte op ‘persoonlijke wederzijdse afhankelijkheid’.
Veertig jaar later definieert de studie Superdiversiteit en democratie convivialiteit als ‘elkaar z'n ding laten doen zonder over elk punt onenigheid te zoeken. Het komt erop neer dat je je normaal en civiel kan gedragen in een omgeving en zonder nevenbedenkingen gebruik kan maken van de buurtinfrastructuur. Je voelt je op je gemak in de buurt omdat je die buurt aanvaardt als een vertrouwde habitat, en dat liefst ook zo wil houden’. Op mij komt het advies zowel bevoogdend, laks als paranoïde over. Tegelijk is dit conviviale polemisch, tegen de assertiviteit die toegeschreven wordt aan N-VA'ers die zich over veel openlijk opwinden en zaken op de spits kunnen drijven. Convivialiteit geldt in Wereldvreemd in Vlaanderen als ‘antwoord van de Vooruitgroep op het nationalisme’. Vanuit dat perspectief is het bij diversiteit behorende integreren asymmetrisch, vanuit ‘negentiende-eeuwse opvattingen over de congruentie tussen een homogene gemeenschap en een nationale partij’.
Ingewikkeld is dat, sinds fascisme en communisme in de twintigste eeuw, het collectief taboe werd. In België hangt rond nationalisme bovendien de stank van collaboratie. Individuele vrijheid primeert. Maar op de liberale democratie met haar zelfverklaarde tolerantie zit sleet. Ze
| |
| |
raakte zo tomeloos, dat ‘de elite’ alsnog opdoemt. Met nadelen voor het eenheidsgevoel. In 1995 publiceerde historicus Christopher Lash daar al over, in zijn zwanenzang The Revolt of the Elites and the Betrayal of Democracy. Dit boek is actueel. Niet omdat Lasch beweert convivialiteit te missen, wel omdat hij de oorzaak ervan blootlegt.
Genoemde elites kenmerken zich door kosmopolitisme, maar tonen een toeristische blik op wereld en moraal. Uit het openbare leven hebben ze zich teruggetrokken. Ze bevolken een enclave en ventileren een ‘balkanisering van de mening’. Als uitvloeisel van de permissieve samenleving hoort daar een verbod op verbieden bij. De massa heeft bij Lasch te kampen met een horde van elites. Reeds voor de kredietcrisis ziet hij dus twee klassen. Daarbij bezit de bovenliggende partij niet alleen het monopolie op geld, onderwijs en macht(sdiscours). Bovenal was ze op het vlak van verantwoordelijkheid bijgedraaid tot pragmatiek.
Aan het slot van zijn polemische studie brengt Lash een puntje ter sprake dat pas na 9/11 aandacht kreeg: een reflexmatig lage dunk van religie.
Het concept ‘gemeenschap’ is ondertussen binnen Europa naar de andere kant doorgeslagen met succesrijke onafhankelijkheidsbewegingen. Het is etnisch-culturalistisch aanvaard, in allerlei mengvormen. In Vlaanderen manifesteerde zich na het asieldebat van september 2015 Vlinks. Deze groep wilde de Vlaamse strijd niet misbruiken ‘om racisme, uitsluiting en xenofobie aan te wakkeren’. Zo werd een niche gekaapt van postideologisch links, dat sociale ongelijkheid heeft toegespitst in de drie genoemde fenomenen die diversiteit bedreigen. Er bestond bovendien toen al een nationalisme met pro-Europese stellingen, bij de Gravensteengroep. De Vooruitgroep ten slotte wil de vraag ‘wie is de migrant?’ wegens het superdiversiteitsparadigma niet eenduidig beantwoorden. Wel heet het gunstig dat zelfbeschikking en nationale soevereiniteit relatief zijn geworden. Dat brengt hen in het gezelschap van een euroliberaal als Guy Verhofstadt.
| |
Uitsluiting door zelfbevestiging
Nieuwe vormen van solidariteit zijn nodig, waarin sociale cohesie inclusief is. In Superdiversiteit en democratie wordt zo'n sfeer ‘oecumenisch’ genoemd. Voor dat geloof is onder meer een Antwerpse buurt geanalyseerd die ik ken. Het biljartcafé van een man die meewerkte aan een campagne tegen het Vlaams Belang en die afleiding poogde te scheppen, valt er onder een ‘elite-infrastructuur’. Zoiets intimideert. De studie wil autochtonen doen begrijpen dat zekerheden van vandaag uit ‘het dominante discours’ niet meer bestaan. Is dat geen zekerheid?
Binnen de Lage Landen toont Superdiversiteit en democratie verwantschap met ideeën van socioloog Willem Schinkel. Volgens hem ontbre- | |
| |
ken groepsrechten nog. ‘Want “diversiteit” behelst in het multiculturalisme alleen verschillen die onschadelijk zijn voor de neoliberale economie en de liberale democratie die op seculiere leest geschoeid is’. Schinkel legt, zogezegd ouderwets links, de nadruk op sociaaleconomische verschillen. Zwarte Piet is dan een toonbeeld van slavernij. Anderen zetten cultuurverschillen in de verf en wijzen dan op Germaanse wortels van de figuur. Schinkel noemt dit ‘culturisme’. Het zou leiden tot racisme, waarbij de notie ‘ras’ is vervangen door ‘cultuur’.
Tenminste maken Schinkels geestverwanten een apocalyptische gepassioneerdheid voelbaar. Volgens het SCP-rapport slonk echter de verdeeldheid tussen hoog- en laagopgeleiden over menig moreel item, zoals euthanasie en abortus. Toch volgde het Zwarte Piet-debat sociologische patronen. Hoe lager inkomen en opleiding, hoe groter de aanhankelijkheid aan de oorspronkelijke figuur. Die houding zou ontspruiten uit wantrouwen en accentueert de nationalistisch-particularistische positie (‘demarcatie’). Betekent dit ook: hoe hoger inkomen en opleiding, hoe groter de openheid, met nadruk op de kosmopolitisch-universalistische positie (‘integratie’)?
Dat het Zwarte Piet-debat polariseerde, had te maken met stereotypen die partijen van elkaar ervoeren. De white trash trok voor Gario de beerput open. Daarbij fungeerden sociale media als vliegwiel. Antiracisten verklaarden in hun superdiversiteit dan weer de natiestaten passé, terwijl ze Zwarte Piet-sympathisanten misstanden uit natieverledens aanwreven. Het verwijt van ‘racisme’ kwam bovenop dat van ‘islamofobie’. Er is opgemerkt dat het niet-lelieblanke deel van hun vertolkers nieuwe actoren zijn in deze niche. Het doet in zijn offensieve demonstraties van zelfbewustheid en het zoeken van de fout bij anderen iets tegenstrijdigs, dat Tarik Fraihi een decennium geleden signaleerde: ‘Ze denken zich te verzetten tegen uitsluitingen door zelfbevestiging, terwijl ze eigenlijk bevestigen wat anderen van hen denken. De “onaangepaste” mens zal zich de negatieve verwachtingen van anderen eigen maken en op die manier waarmaken.’
Toch voelt de white trash zich wel degelijk gepasseerd door een lichting allochtonen. Volgens mij niet zozeer omdat ze ‘banen ingepikt’ zou hebben; inkomen lijkt hier betrekkelijk irrelevant. Pijnpunt zit in hogere studies. Een begrip dat dan de ronde doet, is anomie. Daarover viel te lezen in Gescheiden werelden, het voorafgaande SCP-rapport. Bedoeld is een gevoel van benardheid door inbreuken op een culturele orde, waar Sinterklaas onderdeel van was. Vervolgens rijst een behoefte om de ontstane complexiteit weg te denken. Maar de verheffing van een allochtone generatie intellectuelen is onverbiddelijk. De kloof wordt slechts dieper tussen universalisten (anti-Zwarte Piet) versus particularisten (pro).
| |
| |
Nieuw aan het optreden van deze activisten lijkt me dat ze als hoogopgeleiden met egalitaire idealen distinctie tentoonspreiden. Deze universalisten hebben de ‘directe communicatiestijl’ en het ‘conflictperspectief’ van particularisten overgenomen. Door veelvuldig gebruik van Twitter worden onblijde boodschappen dan extra cru. Met het gemondialiseerde perspectief valt niet te marchanderen. Gescheiden netwerken, gescheiden werelden?
In de realityreeks Oh Oh Cherso maakt een jong autochtoon microdeel van de Schilderswijk een buitenlandse vakantieplek tot oer-Hollands gebied. Dat voldoet aan verwachtingen over een onderklasse, die meer namen heeft gekregen: proleten, asocialen, Tokkies, Dikke Ikken.... Het neologisme ‘verhuftering’ lijkt voor hen bedacht. Henk Hofland schilderde hun doen en laten. Dat hij zonnebankbruine nieuwe rijken meerekende, doet niets af aan de overtuiging dat de overheid voor hen een betwetende regelgever is die openlijk mag getart. Met socioloog Ralf Dahrendorf noemde Hofland hen ‘staatverlaters’. Zwarte Piet is dan een overlevingsproject tegen de overheid, die wél kunstenaar Gario subsidieert.
Ook over de allochtone onderklasse blijft een bovenklasse de toon bepalen. Een ideale prooi voor een retoriek die in het verleden gegarandeerd resultaten heeft behaald en waarin het woord ‘links’ gelijkstaat aan corruptie. Goede bedoelingen verhelen niet dat degenen die fout zijn voor de vermeende elite opzijgeschoven worden. Daarin schuilt de gekrenktheid van de white trash met zijn hang naar een zwarte Zwarte Piet. De ‘linkse’ minachting voor hen doet denken aan die van de ‘rechtse’ Theodore Dalrymple.
Er zijn meer kruisverbanden. De subjectnegatie: pro-Pieters wuiven gevoelens van gekwetsten weg, zoals anti-Pieters het woord van gekwetsten overnemen. De bewuste ongenuanceerdheid van Gario die een tweedeling schept, volgt dezelfde retorische strategie als zijn tegenpool Bart De Wever, met hetzelfde shockeffect. Schilderswijkers vernemen ten slotte dat hun Piet gedateerd is. Zo'n diagnose krijgt links te horen over de verzorgingsstaat. Vervolgens kan de participatiesamenleving de Zwarte Piet van links heten.
| |
Goed of fout in de oorlog
De discussie is even oeverloos als het profijt dat sommigen eruit willen trekken. Na het Haagse besluit over de neutrale figuur kwam er in de regio prompt reclame voor een feest met ‘echte zwarte pieten’. Antwerpse N-VA-schepenen nodigden de noorderburenbevolking zelfs via de pers uit om het feest authentiek in de sinjorenstad te komen vieren, al wisten ze dat ook daar ‘aangepaste’ Pieten zouden acteren.
| |
| |
Toch heeft het debat consequenties van demografische ontwikkelingen eindelijk ook voelbaar gemaakt. In 2011 was er in Nederland beleefd protest tegen het paneel Hulde der Koloniën op de Gouden Koets. Daar geven halfnaakte zwarte mannen en vrouwen - al dan niet knielend - allerlei waren aan een vorstin op een troon. Het protest kreeg pas vier jaar later brede steun. Ook in 2015 stak er in België een storm op toen Didier Reynders zich zwart liet schminken bij de traditionele Noiraud-parade in Brussel, nota bene bedoeld om geld op te halen voor arme kinderen. En terwijl ik dit schrijf dringt vanuit Amerika door dat onder de bemanning van een Playmobilpiratenschip een bruin, ongeschoeid poppetje schuilgaat. Kinderen kunnen een ketting om zijn hals vastklikken.
Tenminste is de discussie een katalysator geweest voor vaststellingen dat de maatschappij niet ideologieloos blijkt, en dat er principiële onenigheid blijft tussen links en rechts. Joop en DeWereldmorgen staan Pietgewijs diametraal tegenover Doorbraak en GeenStijl (tevens met Thierry Baudet aanjager van het GeenPeil-referendum). De documentaire Zwart als roet bevat oude beelden van Sunny Bergmans vader, die bij optredens als goedheiligman op zijn mijter hamer en sikkel had. Hij verzekerde dat het hele Sinterklaasgebeuren één groot kapitalistisch feest is om het consumentisme te bevorderen. Heden verschijnt hij bij een pietendemonstratie en zegt: ‘Je moet nu wel een keus maken, denk ik, aan welke kant je staat. Of je goed bent of fout in de oorlog’.
Ook als dit opwelling is, dunkt me de grens van het redelijke bereikt. Moge Piet een andere kleur krijgen zonder narigheid. Moge de mensheid een beetje om zichzelf kunnen lachen. Sint en Piet maken kinderen gelukkig. Bij deze transacties is geld secundair - een kleine industrie van gelegenheidsacteurs daargelaten. Geven en nemen zijn even in balans. Geen technologisch snufje kan zich daar tussen dringen. Vanuit dat opzicht is de soms onverbeterlijke onnozelheid van Zwarte Piet zelfs ambachtelijk. Hoe meer uitleg er komt over de incorrectheid daarvan, hoe treuriger.
Nu komen rond 5 december vooral winkelketens in de picture, met oplossingen voor wat ze als een dilemma beschouwen. Daarbij speelt geen moraliteit. Quinsy Gario heeft dan weer met systeemcritici van zijn generatie als maatschappijhistoricus Zihni Özdil en schrijver-journalist Ta-Nehisi Coates gemeen, dat er geen twijfel mogelijk is. Dat steeds dezelfde autochtonen dit met zelfverklaard altruïsme onderschrijven, verwekt een scala van associaties tot en met koloniaal moralisme.
Hoe bewonderenswaardig consequent Gario ook op zijn multimediale platforms Roet in het eten zaken aankaart, wanneer uitkomst en oordeel steeds dezelfde zijn wordt het vermoeiend. Daarom luchtte het me op dat de progressieve stadssocioloog Stijn Oosterlynck, lid van de
| |
| |
Vooruitgroep, op de televisie verklaarde dat voor arme, dichtbevolkte wijken de aanduiding ‘getto’ niet ijdel mocht worden gebruikt. In de geschiedenis was daar te veel gebeurd om er een punt mee te maken, stelde hij.
Onverlet blijft dat reacties op Gario leken op represailles. Gelijkheidsgevoel bij black trash is blijkbaar onbespreekbaar. Evelien Tonkens en collega-sociologen hebben erop gewezen dat de weerzin van betutteling en domineesgedrag (in eerste instantie door overheden) doorsloeg in kinderachtige brutaliteit onder het mom van vrije meningsuiting. Andersdenkenden wordt de maat genomen. Tot in de taal is ‘iemand de zwartepiet toespelen’ geen compliment. Er is wel culturele afasie gediagnosticeerd.
In ‘impliciet’, ‘institutioneel’ of ‘onbedoeld’ racisme zit dan weer het risico van ijzig verkeerd uitleggen, en worden de superioriteit en uitsluiting voelbaar die afwijzing kregen. Tonkens wijst erop dat een paternalist zijn handelen niet legitimeert met een beroep op het welzijn van de ander - in dit geval allochtonen. Door alle verontwaardiging en woede wordt er asymmetrisch gecommuniceerd en krijgen clichés over het geweld van politieke correctheid kansen. Noch kritiek noch traditie mag zichzelf protectionistisch boven discussies plaatsen.
Ten slotte suggereert de troost dat Piet-racisme ‘onbedoeld’ is, een zicht op intenties van een ander. Dat vermogen zou louter aan God en Allah gegeven zijn. En aan Sinterklaas, al moet die ervoor spieken in een boek.
| |
Literatuur
Dyab Abou Jahjah, De stad is van ons. Manifest van de nieuwe meerderheid, Pelckmans, Kapellen, 2014. |
Mark Bovens, Paul Dekker en Will Tiemeijer (red.), Gescheiden werelden. Een verkenning van sociaal-culturele tegenstellingen in Nederland, SCP, Den Haag, 2014. |
Thijs Broer, ‘De inpoldering van Zwarte Piet’, Vrij Nederland, 3 december 2014. |
Eric Corijn en Pieter Saey (red.), Wereldvreemd in Vlaanderen. Bakens voor een progressieve politiek, EPO, Berchem, 2014. |
Nadia Fadil, ‘De paradoxen van het racismedebat’, in De Tijd, 3 april 2015. |
Tarik Fraihi, De smaak van ongelijkheid. Een andere kijk op de multiculturele samenleving, Meulenhoff-Manteau, Antwerpen/Amsterdam, 2004. |
| |
| |
Dirk Geldof, Superdiversiteit. Hoe migratie onze samenleving verandert, Acco, Leuven/Den Haag, 2013. |
Ger Groot, ‘Pietse twisten’, in Trouw, 18 november 2014. |
H.J.A. Hofland en Roel Visser, Platter & Dikker, Lubberhuizen, Amsterdam, 2011. |
Ivan Illich, Naar een nieuwe levensstijl. Voorwaarden voor gelukkiger samen-leven, Wereldvenster, Baarn, 1973. |
Femke Kaulingfreks, ‘We zien ons eigen racisme niet’, in de Volkskrant, 3 juli 2015. |
Koen Kennis en Fons Duchateau, ‘Waarom wij Zwarte Piet niet bij het grof huisvuil willen zetten’, in Knack, 5 oktober 2015. |
Ico Maly, Jan Blommaert en Joachim Ben Yakoub, Superdiversiteit en democratie, EPO, Berchem, 2014. |
Rudi Rotthier, Hotel Fabiola. Een verslag uit Borgerhout, Atlas, Amsterdam, 2001. |
Willem Schinkel, De gedroomde samenleving, Klement, Kampen, 2008. |
Wolfgang Streeck, Gekochte tijd. De uitgestelde crisis van het democratisch kapitalisme, Leesmagazijn, Amsterdam, 2015. |
Evelien Tonkens, Justus Uitermark en Marcel Ham (red.): Handboek moraliseren. Burgerschap en ongedeelde moraal, Van Gennep, Amsterdam, 2006. |
Arjen van Veelen, ‘Durf radicaal te zijn’, in De Groene Amsterdammer, 2 september 2015. |
Cok Vrooman, Merove Gijsberts en Jeroen Boelhouwer (red.), Verschil in Nederland, SCP, Den Haag, 2014. |
Gloria Wekker, ‘Zwarte Piet en het zelf-feliciterende zelfbeeld van de kleurenblinde Nederlander. 8 wetenschappelijk onderbouwde argumenten tegen Zwarte Piet uit de rechtszaak bij de Raad van State’, in Joop, 22 oktober 2014. |
|
|