het omgekeerde: de kleine man, de beklagenswaardige krabbelaar, is een ondankbaar object voor de satire. Er valt geen eer te behalen aan een verkopertje in de Kersten Mall, Domineestraat, Paramaribo, het vissertje dat met een handvol vissen aan land komt, de slachtoffers van oorlog, oplichterij, huiselijk geweld, straatdiefstal. Alleen fascisten lachen met iemand die bloedend in de goot ligt.
Zijn effect sorteert de satiricus door de vorm van zijn satire. Hij trekt elk laatje open dat hem passend schrijfgerei kan bieden, hij plundert het gehele handboek van de stilistiek en het complete arsenaal aan grimassen van de toneelschool. Wijdlopigheid is uit den boze. Als iets in twee woorden gezegd kan worden, moet het niet in drie woorden gebeuren.
De satiricus staan verschillende technieken ten dienste. Een bijzondere verschijningsvorm is de parodie of de persiflage, waarbij van een bestaande tekst zo'n variant wordt gemaakt dat die in het belachelijke wordt getrokken. Droogkomisch commentaar werkt altijd op de lachspieren. Beproefd is ook de techniek om uit een groter geheel een detail te trekken en dat tot in het absurde uit te vergroten. De bril van de Amerikaanse politica Sarah Palin: daar moeten toch al veel meer grappen over gemaakt zijn dan over Palin zelf (ik ben een optimist en geloof nog altijd dat Obama en Palin een ideaal koppel zouden vormen, mits Palin zwarte glazen in haar bril laat zetten natuurlijk). En de satirische tekst groeit met het verrassingseffect dat de woorden weten te sorteren. Absurde combinaties doen het altijd goed, of uitdrukkingen in een context waar je die totaal niet verwacht. Een vriendin belde in de jaren tachtig eens naar het Surinaamse ministerie van Onderwijs aan de Kaffiluddistraat en vroeg om doorverbonden te worden met de minister. Waarop het even stil was aan de andere zijde van de lijn, en daarop het mooiste aller antwoorden kwam: ‘'t poept’ (Wat een satirisch talent loopt er niet rond binnen het onderwijsveld in Suriname!).
Seksualiteit en scatologie, de tollie en de poep, het doosje en de scheet: het zijn en blijven de succesingrediënten van bijna alle soorten humor, en ook van het soort commentaar dat satire heet. De satire kan dus grof zijn.
Maar hoe fijnzinniger de satire, hoe dichter het niveau ervan de zuivere kunst benadert - precies zoals er spotprenten zijn die in een heel klein gebaar heel veel uitdrukken.
Mag een satiricus de fysieke verschijning van de persoon die hij op de korrel neemt, bij zijn satire betrekken? Het is al te wrang geworden om nu te verwijzen naar Charlie Hebdo. De vraag roept onmiddellijk een andere op: zou een cabaretier die op de toneelplanken een politicus imiteert, het zonder diens fysieke verschijning kunnen redden? Het armpje van Napoleon, de haarlok en het snorretje van Hitler, het ooglapje van Moshe Dayan, de baard van Fidel, Jan-Peter Balkenende als Harry Potter, in Suriname: het Afrikapakje van de langjarige president Venetiaan - wat zou de wereld niet aan kleur verliezen zonder al die bizarre uitdossingen. Ze brengen het beste in de mens naar boven. Wat voor een superieure satire heeft