Streven. Jaargang 75
(2008)– [tijdschrift] Streven [1991-]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 33]
| |
Peter Tom Jones en Vicky De Meyere
| |
De urgentie van het klimaatvraagstukEen literatuuronderzoek uitgevoerd in 2004 in het vakblad Science kwam tot de slotsom dat geen enkele van de 928 relevante publicaties met peer | |
[pagina 34]
| |
review kwaliteitscontrole de stelling betwistte dat de aarde aan het opwarmen is en dat de mens daarvoor de hoofdverantwoordelijke isGa naar eind[3]. Opvallend is dat die consensus helemaal niet is doorgedrongen in de populaire media (kranten, tijdschriften, tv-programma's enz.). In een recent onderzoek in het Verenigd Koninkrijk waren 56% van de meer dan 2000 geïnterviewde volwassenen de mening toegedaan dat wetenschappers nog ernstig verdeeld zijn over de antropogene oorzaak van de huidige opwarming en ook uit een opiniepeiling in België bleek onlangs dat één op de drie mensen niet aanneemt dat de mens de hoofdverantwoordelijke is voor de klimaatdestabilisatieGa naar eind[4]. Op intemetfora is het aantal klimaatontkennende bijdragen zelfs stilaan niet meer te overzien. Over het klimaat heeft vandaag haast iedereen zijn eigen ‘mening’, alsof het gaat over de esthetiek van een kunstwerk. Met het Vierde Evaluatierapport uit 2007 van het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCCGa naar eind[5]) is de consensus over de opwarming en de rol van de mens daarin nochtans alleen maar gegroeid. Dit VN-klimaatpanel bevestigt dat de wereld in steeds sneller tempo opwarmt en dat de mens daarvoor de hoofdverantwoordelijke is. Zonder een serieus klimaatbeleid is het zeer waarschijnlijk dat de gemiddelde temperatuurstijging de pan uit rijst. Om de klimaatwijzigingen adequaat te lijf te gaan, is er behoefte aan zowel beperking van de snelheid en de uiteindelijke schaal van de opwarming als aan een aanpassing aan klimaatgevolgen die door de traagheid in het systeem al onafwendbaar zijn. Voor ‘gevaarlijke klimaatwijzigingen’ werd de laatste jaren vaak gerefereerd aan de 2°C-grens. Dat is de niet te overschrijden stijging van de temperatuur ten opzichte van die uit het pre-industriële tijdperk. Op basis van een reeks simulaties heeft het IPCC becijferd dat, om de opwarming nog te beperken tot 2-2,4°C, tegen 2050 de wereldwijde broeikasgasuitstoot met 50 tot 85% zou moeten dalen. Deze noodzakelijke reductie lijkt op het eerste zicht ‘onhaalbaar’. Zo stelt men nu vast dat de mondiale uitstoot van CO2 veeleer versnelt dan stabiliseertGa naar eind[6]. Bovendien zijn landen als de Verenigde Staten en China, voorlopig althans, niet bereid gevonden bindende doelstellingen aan te gaan. De opwarming zal wellicht dus de kritische drempel van 2°C overschrijden. Uit realiteitsbesef schetst het IPCC daarom ook andere toekomstscenario's. Een daling van de wereldwijde uitstoot van 30 tot 60% tegen 2050 zou overeenkomen met een (meest waarschijnlijke) opwarming van 2,4-2,8°C. Probleem is dan wel dat men stilzwijgend talrijke mensen veroordeelt tot het ondergaan van gevaarlijke klimaatwijzigingen. Zo zouden bij een opwarming vanaf ongeveer 2,5°C tegen 2080 meer dan drie miljard mensen geconfronteerd worden met ernstige waterschaarsteGa naar eind[7]. Daarbij komt dat dergelijke opwarmingniveaus de mensheid blootstellen aan een beperkte doch reële kans op abrupte klimaatevoluties, zoals het | |
[pagina 35]
| |
onomkeerbaar smelten van het Groenlandijs en de West-Antarctische ijskap en een catastrofaal vrijkomen van methaan uit permafrostbodems. | |
De stellingenoorlog van klimaatscepticiHoewel de recentste wetenschappelijke gegevens op de noodzaak van snel en krachtig optreden blijven wijzen, is er een nieuwe golf van klimaatscepticisme. Het herstelde zelfvertrouwen van dit klimaatsceptische front valt voor een groot deel toe te schrijven aan The Great Global Warming Swindle (2007) van Martin Durkin. Die documentaire werpt zich op als alternatief voor An Inconvenient Truth en zelfs voor het IPCC. Het VN-klimaatpanel wordt ervan beschuldigd nodeloos alarmistisch te werk te gaan. Dit is vreemd, want het IPCC is een consensusinstituut. Het doet niet zelf aan wetenschappelijk onderzoek; het synthetiseert louter de relevante vakliteratuur. Het opereert daarbij per definitie voorzichtig. Die werkwijze kan voor een deel ingegeven zijn door de vrees om door sceptici (en bepaalde regeringen) beschuldigd te worden van doemdenken. Derhalve komt alleen datgene naar buiten waarover klimaatwetenschappers het absoluut volledig eens zijn. Diverse klimaatwetenschappers stellen dan ook dat het IPCC net te weinig aandacht schenkt aan de mogelijkheid van zeer gevaarlijke, abrupte klimaatwijzigingenGa naar eind[8]. Dit werd recent ook nog becommentarieerd in een stuk in ScienceGa naar eind[9]. Bij iedereen die graag wil geloven dat de opwarming geen al te grote problemen geeft, heeft de film van Martin Durkin alleszins succes. De maker is dan ook niet aan zijn proefstuk toe. Eerder verzorgde Durkin in opdracht van de Britse zender Channel 4 een reeks veeleer controversiële dan wetenschappelijke programma's. Zo vergeleek hij in Against Nature (1997) milieuactivisten met nazi's die een complot smeedden tegen de armen in de wereld, stelde hij in een programma uit 1999 dat siliconenimplantaten de kans op borstkanker verkleinen en hield hij in Modified Truth (2000) een kritiekloos pleidooi voor genetisch gemanipuleerde organismen. Telkens kwamen er klachten van wetenschappers die zich niet alleen door de manier waarop Durkin hen had benaderd misbruikt voelden, maar ook door de misleidende wijze waarop hij oming met hun getuigenissenGa naar eind[10]. Sinds de première van The Great Global Warming Swindle - een titel die lijkt te verwijzen naar de legendarische elpee The Great Rock 'n Roll Swindle van de Sex Pistols - in maart op Channel 4 gaat de dvd-versie vlot over de toonbank en wordt hij via het internet massaal bekeken. Hij viel op 12 juli 2007 ook te zien op de Nederlandse televisie (KRO), gevolgd door een hilarisch debat met diverse ontkenners versus één IPCC-klimaatwetenschapperGa naar eind[11]. Ook de kwaliteitszender Canvas opteerde er uiteindelijk voor om de film, ondanks een scherpe open briefGa naar eind[12] in De Standaard, uit te zenden op 15 september 2007. | |
[pagina 36]
| |
Dat het klimaatscepticisme de wind in de zeilen heeft, mag verder blijken uit het feit dat er vandaag zelfs heuse ‘altematieve klimaatconferenties’ plaatsvinden. Zo organiseerde de Groene Rekenkamer in Nederland het seminarie ‘Klimaatverandering: een ‘second opinion’’ (3-7-2007), waarop notoire ontkenners als de Noord-Amerikaanse fysicus Fred Singer werden uitgenodigd. Net zoals Durkin weigert deze het verband te zien tussen bijvoorbeeld cfk's en het gat in de ozonlaag, tussen passief roken en borstkanker en, uiteraard, tussen broeikasgassen en opwarming. Het klimaatscepticisme blijkt ook het Vaticaan te hebben bereikt. Op de conferentie ‘Climate Change and Development’ (26/27-4-2007) werd soepel op het IPCC ingehakt door een oververtegenwoordigde ecosceptische lobbygroep, aangevoerd door het Roman Pontificium Athenaeum Regina Apostolorum. Dat een kleine schare IPCC-wetenschappers eveneens een bijdrage mocht leveren aan de conferentie, had weinig effect. Men presenteerde bewust een vertekend beeld door een disproportioneel gewicht toe te kennen aan sceptici, met figuren als, nogmaals, Fred Singer, Antonio Zichichi (kernfysicus, Italië), Claudio Rafanelli (energiedeskundige, Italië) en de Amerikaan Craig Idso. Opmerkelijk is dat op de academische bibliografie van hun allen geen peer reviewed klimaatpublicaties prijken, terwijl zij worden opgevoerd als de grote klimaatspecialisten. We willen daarmee niet gezegd hebben dat nietgereviewde klimaatliteratuur automatisch minderwaardig is. Het staat echter buiten kijf dat de stellingen van de voornoemde personen over klimaatverandering voor een groot deel wetenschappelijk weerlegd kunnen worden, wat impliceert dat hun publicaties onmogelijk een peer review-procedure zouden overleven. Dit betekent evenmin dat het peer review-systeem per definitie onfeilbaar is, het is domweg het beste instrument dat we hebben, zeker in de context van klimaatscepticisme: uitzonderlijke claims zouden immers een uitzonderlijke controleprocedure moeten kunnen doorstaan - en net op dat vlak schieten de stellingen fundamenteel tekort. Het streven van klimaatsceptici is niet zozeer het debat te winnen als wel een rookgordijn op te trekken. Dezelfde strategie werd onbeschroomd toegepast door de oliemultinational Exxon Mobile, die ruime middelen reserveerde voor ‘wetenschappers’ en vreemdsoortige ngo's om professioneel twijfel te zaaienGa naar eind[13]. Een hoogtepunt van de Exxon Mobile-campagne was professor Frederick Seitz’ Oregonpetitie die in de periode 1999-2001 werd ingediend om de VS-regering ervan te overtuigen niet deel te nemen aan het Kyoto-akkoordGa naar eind[14]. Deze tekst, ondertekend door enkele duizenden academici van wie het leeuwendeel niets te maken had met klimaatonderzoek, was een opeenstapeling van halve waarheden en manifeste verdraaiingen. Zo werd de illusie gewekt dat de klimaatwetenschap vol tegenstellingen zit, met hopeloos verdeelde | |
[pagina 37]
| |
academici, en dat milieuactivisten charlatans zijn. Om de geloofwaardigheid van de petitie op te krikken, werd de ondersteunende tekst afgedrukt in de lay-out van het prestigieuze Noord-Amerikaanse vakblad Proceedings of the National Academy of Sciences. De verantwoordelijken van PNAS waren verbolgen en distantieerden zich van de misleidende inhoud. Het zijn grotendeels deze Oregon-argumenten, één voor één weerlegd in de wetenschappelijke vakliteratuur, die klimaatsceptici nu nog reproduceren op websites en intenetfora. Een recent themanummer van New Scientist heeft voor de volledigheid een overzicht gegeven van al deze courante klimaatsceptische mythenGa naar eind[15]. Wellicht komt The Great Global Warming Swindle daarom zo gelegen: met deze film hebben klimaatsceptici een nieuw speeltje in handen - dat wetenschappelijk echter problematisch is. Klimaatsceptici hanteren in hun strijd tegen de wetenschappelijke consensus de strategie van de stellingenoorlog. Zo zijn er vier loopgraven te ontwaren, die de volgende vragen reveleren: 1) Warmt de aarde wel op? 2) Is de mens daarvoor verantwoordelijk? 3) Is het probleem wel zo ernstig? 4) Is een krachtige aanpak economisch wel zinvol? Indien een loopgraaf wetenschappelijk gezien onverdedigbaar wordt, trekken de sceptici zich terug naar een volgende linie die men even verbeten tracht te beschermen. Zo wordt het debat gaande gehouden en blijven concrete maatregelen uit. Met de film van Durkin is zelfs een tegenoffensief gelanceerd. Terwijl de meest invloedrijke klimaatsceptici, zoals de Deense statisticus Bjorn Lomborg, inmiddels hebben toegegeven dat de mens wel degelijk verantwoordelijk is voor de opwarming (vraag 2) en nu vooral focussen op het economische aspect (vraag 4), tracht The Great Global Warming Swindle loopgraaf 2 te heroveren. Het lijkt een kamikazeactie. | |
De vier loopgraven van klimaatsceptici1. Warmt de aarde wel op? De gemiddelde aardtemperatuur, of die nu wordt bepaald aan de oppervlakte of voor de gehele troposfeer, is gedurende de laatste honderdvijftig jaar significant gestegen met ongeveer 0,76°C. Bovendien valt er een versnelling waar te nemen. De temperatuur steeg in de laatste vijftig jaar gemiddeld bijna tweemaal zo snel als tijdens de laatste honderd jaar. En maar liefst elf van de laatste twaalf jaren bevinden zich in de top twaalf van de warmste jaren sinds 1850. Deze opwarming uit zich consistent in allerlei andere fysische parameters zoals toegenomen atmosferische vochtigheid, afgenomen sneeuwen ijsbedekking, en een stijgend zeeniveau. 2. Is de mens wel verantwoordelijk? Het hoofdargument van The Great Global Warming Swindle is gebaseerd op een alternatieve verklaringshypothese | |
[pagina 38]
| |
voor de moderne opwarming. De zon zou de oorzaak zijn. Volgens aanhangers van deze theorie, zoals Richard Linzen (kroongetuige in de film) en Nir Shaviv, hangt de natuurlijke cyclus van de zonneactiviteit samen met de huidige opwarming. Het betreft enerzijds de intensiteit van de zonnestraling zelf en anderzijds de hoeveelheid kosmische stralen die indirect een invloed hebben op het klimaat via de vorming van wolken. Deze theorie werd in 1997 door enkele Deense wetenschappers gelanceerd en kreeg onlangs nog in het populaire wetenschapsblad Eos een niet bepaald objectief forumGa naar eind[16]. Volgens de zogeheten SvensmarkhypotheseGa naar eind[17] gaat minder kosmische straling gepaard met minder wolken. Dat impliceert dat er minder zonne-energie wordt teruggekaatst (want minder wolken), wat leidt tot een temperatuurstijging. In topvakbladen als Nature en Science staat deze stelling allang ter discussieGa naar eind[18]. Ook het IPCC kwantificeerde dit effect, op basis van gepubliceerde data, in het rapport van februari 2007. De conclusie luidde dat veranderingen in zonneactiviteit op geen enkele wijze de huidige opwarming kunnen verklaren. Hoewel het VN-klimaatpanel het opwarmende effect van wijzigende zonneactiviteit expliciet erkende, is het (netto) temperatuurverhogende zonne-effect miniem in vergelijking met de opwarmende invloed van de menselijke uitstoot van broeikasgassen. De verhouding wordt geschat op ongeveer 1:20 sinds 1750. Inmiddels is een nieuwe studie verschenen in het vakblad The Proceedings of The Royal Society A die aantoont dat de zon op geen enkele manier de (versnelde) opwarming sinds 1985 veroorzaakt kan hebbenGa naar eind[19]. Ofschoon wijzigingen in zonneactiviteit wellicht een invloed hebben gehad op het pre-industriële klimaat en zelfs op de klimaatwijzigingen in de periode 1900-1950, kan volgens dit onderzoek de opwarming van de laatste twintig jaar niet toegeschreven worden aan de zon. De reden is simpel. Sinds 1985 is de zonneactiviteit juist in de klimaatafkoelende richting geëvolueerd. Mocht de zonneactiviteit met andere woorden al een factor zijn geweest, dan had de temperatuur sinds 1985 gedaald moeten zijn. In de praktijk zag men evenwel een verdere temperatuurstijging van 0,3°C, die grotendeels verklaard kan worden door de versnelde toename van broeikasgassen in de atmosfeer. In The Great Global Warming Swindle zien we echter een grafiek die een verband tracht aan te tonen tussen zonneactiviteit en temperatuur. Vreemd genoeg loopt die figuur maar tot omstreeks 1980. Het opzettelijk doen verdwijnen van de data ná 1980, die helemaal niet overeenstemmen met de zonne-hypothese, is niet meer of niet minder dan wetenschappelijke manipulatie. De basisstelling van The Great Global Warming Swindle komt meteen op losse schroeven te staan. In Nature oordeelt Stefan Rahmstorf dan ook: ‘This paper is the final nail in the coffin for people who would like to make the Sun responsible for present global warming’Ga naar eind[20]. | |
[pagina 39]
| |
De kritiekloze en manipulatieve omgang met de Svensmarkhypothese typeert de rest van de film. Zo stelt Durkin dat vulkanen meer CO2 produceren dan menselijke activiteiten, terwijl in werkelijkheid vulkanen minder dan 2% CO2 uitstoten in vergelijking met de antropogene CO2-emissiesGa naar eind[21]. Reacties op zulke elementaire gebreken bleven niet uit. In totaal ontving Ofcom, de verantwoordelijke uitzender van de Channel 4-documentaire, 246 klachten. Professor Carl Wunsch, een van de personen die erin figureerde, stelde dat zijn opvattingen totaal uit de context waren gehaald en verkeerd werden voorgesteld. Hij opperde dat The Great Global Warming Swindle niet minder dan propaganda was, conform die van de Tweede Wereldoorlog. In een open brief aan Martin Durkin stelden 37 klimaatexperts, onder wie Wunsch, dat de film de werkelijkheid verdraait, misleidend is en bijgevolg uit de handel zou moeten worden genomenGa naar eind[22]. 3. Is het probleem wel zo ernstig? In zijn bestseller The Skeptical Environmentalist opperde Björn Lomborg, ‘s werelds invloedrijkste klimaatscepticus, in 2001 nog: ‘It is likely that the temperature will be at or below the B1 estimate (less than 2°C in 2100) and the temperature will certainly not increase even further into the twenty-second century’Ga naar eind[23]. Zoals elders aangegeven was dit in 2001 al een wetenschappelijk onverantwoorde stellingGa naar eind[24]. Anno 2007 is die hypothese helemaal achterhaald. B1 is het meest optimistische van de zes CO2-uitstootscenario's van het VN-klimaatpanel. De verschillende scenario's worden alle even plausibel geacht. Zelfs in dat meest optimistische toekomstscenario komt het nieuwe VN-rapport van 2007 tot de conclusie dat het zeer onwaarschijnlijk is dat we onder de beruchte 2°C blijven ten opzichte van de pre-industriële temperatuur. De grens van 2°C opwarming kan alleen worden vermeden als de mensheid haar uitstoot nog drastischer vermindert tegen 2050 dan in het ultralage B1-scenario vooropgesteld. Conclusie: de opwarming gaat minstens gematigd sterk zijn. 4. Is een krachtige aanpak economisch wel zinvol? Dit is de loopgraaf die door LomborgGa naar eind[25] en andere klimaatsceptici zoals Luc Bonneux tegenwoordig wordt ingenomen. Hun aandacht is geruisloos verschoven naar het economische niveau, met het argument dat drastische klimaatmaatregelen financieel weinig zinvol zijn: ‘Je tracht niet het klimaat te beheersen [...] maar wel de ongewenste gevolgen van klimaatsverandering. Je pikt de meevallers mee [...] en tracht de gevolgen van de tegenvallers te beperken’Ga naar eind[26]. Die economische logica komt als volgi tot stand. Stel dat men vandaag forse en dus ‘dure’ maatregelen wil treffen voor een positief klimaateffect, dan worden door de traagheid in het klimaatsysteem de gewenste gevolgen van dat CO2-reductiebeleid pas zichtbaar in een verre toekomst. Om te beslissen of het zinvol is te investeren in zo'n klimaatbeleid zullen economen de kosten met de baten van de klimaat- | |
[pagina 40]
| |
maatregelen vergelijken. Het toekomstig klimaatvoordeel (vermeden milieuschade) wordt daarbij gemonetariseerd (in geld uitgedrukt) en teruggerekend naar een bedrag vandaag, de zogeheten contante waarde (net present value). Dit economisch proces noemt men ‘verdisconteren’. Als het verdisconteerde klimaatvoordeel, dat pas in de toekomst tot uiting komt, kleiner uitvalt dan de economische kostprijs, dan zullen economen pleiten nu niets te ondernemen. Cruciaal in deze investeringsafweging is de keuze van de discontovoet. Omdat ons geldstelsel gebaseerd is op (positieve) rente, zal men met een positieve discontovoet werken. Hoe hoger deze discontovoet, hoe minder een klimaatvoordeel in de toekomst vandaag monetair zal meetellen. Klimaatsceptici als Lomborg opteren voor hoge discontovoeten en dus voor het systematisch onderwaarderen van de toekomst. Het zou weinig zin hebben nu ‘dure’ klimaatmitigatie in te stellen omdat de verdisconteerde voordelen niet opwegen tegen de kostprijs. Hun conclusie luidt dat het veel zinniger is om de gevolgen van de klimaatwijzigingen af te wachten en vooral geld te spenderen aan aanpassingsacties. Toekomstige generaties - die rijker zullen zijn dan wij, zo stelt men - zijn beter in staat de noodzakelijke maatregelen te treffen. Los van het ons inziens immorele karakter van dit denken, berust alles op de keuze voor een hoge discontovoet, die subjectief is. Indien men gebruikmaakt van lagere discontovoeten, komt men tot heel andere conclusies. In dat licht vestigen we de aandacht op het werk van ex-Wereldbankeconoom Nicholas Stern. Die maakte in opdracht van de Britse regering eveneens een grootschalige kosten-batenanalyseGa naar eind[27]. Hij gebruikte in zijn rapport een relatief lage discontovoet. Op die manier kwam Stern tot de conclusie dat ‘niets doen’ een economische recessie zou teweegbrengen: een jaarlijks verlies van 5 tot 20% van het Bruto Mondiaal Product. Hij stelde daarom voor om minstens 1% van het Bruto Mondiaal Product te spenderen aan klimaatmaatregelenGa naar eind[28]. Economisch gezien is dat zinvol, aldus Stern, omdat de kostprijs van zo'n beleid lager is dan de toekomstige schade uit niet-handelen. De vergelijking toont meteen aan hoe economische berekeningen afhangen van hun aannames, die zelden openlijk worden uitgesproken. Een cruciale vraag is dan ook: wie heeft het recht om de discontovoet te kiezen en zo te beslissen in hoeverre de toekomstige generaties gevrijwaard blijven van klimaatellende? Ecologische economen hebben nog andere bezwaren tegen dit type grootschalige kosten-batenanalyse. De economische redenering gaat voorbij aan het feit dat hoe langer men wacht in te grijpen, hoe groter de gevolgen zullen zijn en hoe langer die zullen nawerken. Men stelt de toekomst ten dienste van het heden in plaats van het heden te zien als basis voor een duurzame toekomst. En kan men wel een monetaire | |
[pagina 41]
| |
waarde toekennen aan complexe milieufuncties? Wat is de waarde van biodiversiteit of een stabiel klimaat? Daarbij komt dat de eenzijdig economische logica van Lomborg geen rekening houdt met het ethische probleem dat de landen die de laatste tweehonderd jaar voor de grootste uitstoot hebben gezorgd (de Verenigde Staten, Europa en Japan: ongeveer zestig procent van de historische koolstofuitstoot) niet de landen zijn waar vandaag en morgen de slachtoffers vallen (Aziatische megadelta's, Afrika). Die kwetsbare regio's beschikken niet over de middelen om zich aan te passen aan de toekomstige droogte (Afrika) of aan de stijging van de zeespiegel (megadelta's). Een succesvol aanpassingsbeleid vereist financiële hulp van de rijke landen. En zelfs met grootschalige adaptatie in die landen raakt men er niet. Zonder ernstig mitigatiebeleid loopt de totale temperatuurstijging uit de hand en opnieuw zullen de landen die niet verantwoordelijk zijn voor het probleem de zwaarste klappen krijgen. Zonder daling van de (mondiale) uitstoot gaan we naar (zeer gevaarlijke) temperatuurstijgingen boven de 3°C. We begeven ons in een terra incognitaGa naar eind[29], met geopolitieke gevolgen die niet te overzien zijn. | |
Klimaatscepticisme en sociale psychologieOndanks de verbluffende bewijslast beweegt er bitter weinig op het vlak van klimaatmaatregelen en wijzigingen in (duurzaam) consumentengedrag. Dat brengt ons bij de hamvraag: waarom is het klimaatscepticisme zo populair? Voor een verklaring doen we een beroep op psychologische, sociologische en antropologische vakliteratuur. Vanzelfsprekend dragen er naast het ontkennen en minimaliseren van het probleem meer factoren bij tot de huidige maatschappelijke inertie terzake. Zelfs indien mensen zich ten volle bewust zijn van de ernst van de problematiek, spreekt het niet vanzelf dat ze duurzamer gedrag nastreven. Een op groei gericht economisch systeem, de sociale inbedding van een persoon, vastgeroeste leefpatronen, structurele en financiële drempels, botsende interesses, de emotionele waarde of voordelen op korte termijn van tradities en consumptiepatronen bemoeilijken de uiteindelijke keuze. Het valt echter buiten het bestek van dit artikel hier dieper op in te gaan. Noodgedwongen bekijken we enkel de invloed van de barrière ‘ontkenning’. In deze context moeten we een onderscheid maken tussen ‘de gewone man en vrouw op straat’, en hoogopgeleide, professionele sceptici. De laatste groep heeft soms rechtstreeks belang bij het ontkennen van (de antropogene invloed op) de klimaatopwarming. Al Gore vat deze omstandigheid krachtig samen via een citaat van de Amerikaanse schrijver Upton Sinclair: ‘It is difficult to get a man to understand something | |
[pagina 42]
| |
when his salary depends upon his not understanding it.’ Daarmee willen we, voor de goede orde, niet gezegd hebben dat alle sceptici per definitie lakeien zijn van bedrijven als Exxon Mobile. Wei ontwaren we een opportunistisch element: het gevoel ‘beroemd’ te kunnen worden met controversiële standpunten. Dat is alleszins het geval voor auteurs als Björn Lomborg die vóór hun klimaatsceptische démarches totaal onbekend waren. Inmiddels is Lomborgs boek (The Skeptical Environmentalist) in talrijke vertalingen en edities verschenen, wat hem uiteraard geen windeieren heeft gelegd. Bij de sceptici onder de ‘gewone bevolking’ speelt er een complex samenspel van factoren een rol. Jammer genoeg zijn die niet eenvoudig te beïnvloeden. Wat hier volgt, is bijgevolg slechts een eerste aanzet. De opwarming van de aarde stelt de mens voor een dusdanig ingewikkeld probleem dat hij niet kan teruggrijpen op zijn oplossingsvaardigheden uit het verleden. Dat is op zich een bedreigende en stresserende situatie. Om dan te kunnen blijven functioneren beschikken mensen over een aantal verdedigingsmechanismen, namelijk ontkenning in de letterlijke betekenis, rationele verwijdering, apathie, het afschuiven van verantwoordelijkheid of een combinatie van deze techniekenGa naar eind[30]. Het eerste verdedigingsmechanisme, van het tijdelijk of permanent ontkennen (denial) van een bedreigende situatie, is een klassiek fenomeen uit de psychologie. Voorbeelden hoeven niet ver gezocht te worden. Iedereen kent wel iemand die ontkent een probleem te hebben in zijn relatie, in zijn gebruik van genotsmiddelen, in zijn beheer van zijn financiën, in zijn eetpatroon enz. Toegepast op het klimaatprobleem, bevinden de ontkenners - in de letterlijke betekenis van het woord - zich vooral in wat we loopgraaf 1 noemden. Zodra echter onweerlegbaar wordt aangetoond dat het klimaat significant opwarmt, voelt men de noodzaak een ander verdedigingsmechanisme in te zetten. Men houdt zich voor dat men niet zelf verantwoordelijk is voor het probleem en schuift de hete aardappel door naar iets of iemand anders. In de literatuur noemt men dit fenomeen ‘delegatie’ (delegation), zoals het aanwijzen van ‘de Chinezen’ als schuldigen, of de zwarte piet doorschuiven naar ‘de industrie’ enz. Als voorbeeld kunnen ook de believers van de Svensmarkhypothese gelden waarbij de zon de dader is geworden. Daarbij hoeft men zich als mens niet schuldig te voelen voor de huidige opwarming en is er geen enkele reden om de eigen levensstijl ter discussie te stellen en aan te passen. Het besef dat de mens dan toch grotendeels verantwoordelijk is voor een immens probleem lokt allerlei emoties uit, die kunnen leiden tot meer delegatiepogingen én tot het opwerpen van nieuwe verdedigingslijnen. Een derde mechanisme bestaat er dan uit bijkomende gevoelens te onderdrukken. Men neemt afstand van het probleem (rational distan- | |
[pagina 43]
| |
cing). Björn Lomborg is een van de opiniemakers die met zijn stellingname dat de temperatuurtoename al bij al wel zal meevallen (< 2°C) de sceptici in deze fase een welkom, maar vergiftigd geschenk aanbiedt. Net zomin de loopgraven eindeloos verdedigbaar zijn, kan men niet blijven terugvallen op verdedigingsmechanismen wanneer de zich opstapelende bewijslast illusie na illusie onderuithaalt. In wat we de vierde loopgraaf noemden, wordt de ernst van het probleem en de verantwoordelijkheid van de mens hiervoor erkend. Wie zich hiervan rekenschap geeft, krijgt mogelijk te kampen met (existentiële) angst, onzekerheid, machteloosheid, weerstand omwille van de consequenties voor onze westerse levensstijl enz. Men weet zich geconfronteerd met de eigen sterfelijkheid, de overdonderende complexiteit van het probleem, en men siddert bij de gedachte dat men geen controle heeft over de oorzaken en consequenties ervan. Voor wie zijn strijdbaarheid verliest, zit er in deze fase niets anders op dan te vervallen in gelatenheid en schouderophalen. Après nous le déluge. Het vierde verdedigingsmechanisme, apathie, is sterk gelieerd aan de perceptie van de mogelijkheid tot ingrijpen. De milieuwetenschappelijke situatie wordt vaak op zo'n manier uitgelegd dat het publiek de indruk krijgt dat men geen impact kán hebben op de gang van zaken, ook als men het eigen gedrag wijzigt. Noodgedwongen wordt men al ziende blind en al horende doof om niet verpletterd te worden onder het loodzware gewicht van deze informatie. We kunnen dit wellicht vergelijken met de manier waarop we in het Westen omgaan met de dagelijkse portie schokkende beelden over de andere kant van de wereld. Gaandeweg leren we niet elk nieuwsitem in zijn volle zwaarte te torsen. Sommigen selecteren een aantal onderwerpen die ze op de voet volgen en waarvoor ze ten volle willen mee-ijveren voor een oplossing. Anderen geloven niet dat zij een verschil kunnen maken en zappen de beelden weg. Ook voor deze fase van ontkenning brengt Lomborg welkome argumenten aan waarmee sceptici hun vertrouwde leven argeloos kunnen voortzetten. Volgens hem loont het immers de moeite niet zwaar te investeren in klimaatmaatregelen. Het blijkt geen sinecure te zijn een grote ecologische omslag te realiseren. De barrières zijn talrijk en hardnekkig. Een van de conclusies uit het sociologisch onderzoek naar gedragswijzigingen luidt dat het van cruciaal belang is mensen te betrekken bij het vereiste transitieproces naar een koolstofarme economie en samenleving. Aansluitend heeft de manier waarop informatie wordt gepresenteerd een niet te onderschatten invloed op de mate van betrokkenheid en bereidheid van mensen om de hand in eigen boezem te steken. Verscheidene auteurs menen dat een overaanbod aan informatie kan leiden tot gelatenheid en minder bereidheid tot verandering. Informatie moet steeds gepaard gaan met het overbrengen van oplossingen die de mensen engageren. Voor een | |
[pagina 44]
| |
ruim publiek wordt een complexe boodschap, zoals die van het klimaatvraagstuk, het best opgesplitst in kleinere be-grijp-bare delen (bv. op het vlak van voedsel, mobiliteit, reizen, wonen) met zoveel mogelijk aandacht voor concrete actieGa naar eind[31]. Na te streven gedrag of doelen moeten haalbaar zijn. Daarom is het soms zinvol om meer kleine, stapsgewijze doelen naar voren te schuiven, die allemaal samen evenwel een grote impact zouden hebbenGa naar eind[32]. Tegelijk maken sociologen zich sterk dat de - in de sociale wetenschappen overbekende - speltheorie in deze materie menselijk gedrag bepaalt. Voor sommigen volstaat het te beschikken over informatie uit bronnen die ze vertrouwen. Zij voelen zich onmiddellijk moreel aangesproken om actie te ondernemen. Anderen overwegen weliswaar een gedragsverandering, maar voelen zich niet geroepen ‘zich aan te passen’ indien anderen dat (mogelijk) niet doen (I will if you will)Ga naar eind[33]. Een reden te meer voor nationale en supranationale overheden om structuren, maatstaven en regels te bedenken die geldig zijn voor alle individuen binnen een land, voor alle bedrijven binnen een bepaalde sector op wereldschaal, en voor alle landen. | |
Op weg naar concrete actieHet jongste IPCC-rapport van 2007 stemt zowel tot pessimisme als optimisme. Pessimisme omdat het steeds duidelijker wordt dat wij met een zwaar probleem zitten indien we niet tot actie overgaan. OptimismeGa naar eind[34] omdat het realistisch is de mondiale uitstoot drastisch te reduceren en de ergste klimaatwijzigingen te voorkomen. Via de combinatie van gedragswijzigingen én bestaande en nieuwe technologie is het in principe zelfs mogelijk om alsnog de doelstelling van een 50 à 85% wereldwijde CO2-reductie te respecteren. Dat veronderstelt evenwel grote inspanningen in alle sectoren én landen, die vooral onverwijld moeten worden uitgevoerd. De sleutel voor de oplossing ligt vooral bij de overheid, zowel op lokaal, nationaal als supranationaal niveau. In de Engelse vakliteratuur spreekt men van de 4 E's: exemplify (geef het goede voorbeeld), engage (zorg voor betrokkenheid), encourage (moedig aan) en enable (maak verandering mogelijk)Ga naar eind[35]. Het komt er nu op aan overheden te vinden die een gedurfde politiek willen toepassen. Om maximaal in te spelen op gedragswijzigingen en groene technologie moeten die het juiste kader creëren. Dat bestaat uit: 1) juridische instrumenten (regulering en standaarden) om de producenten aan te zetten tot het leveren van kwaliteit op de markt, 2) economische instrumenten (ecoheffingen, ecoboni en quotasystemen) om het gedrag van producenten en consumenten in de duurzame richting te sturen, en 3) educatieve programma's om duurzame | |
[pagina 45]
| |
attitudes te promoten. Essentieel is voorts dat klimaatoplossingen op een sociaal verantwoorde manier worden doorgevoerd en dat overheden hum voorbeeldfunctie ten volle opnemen. Inconsistenties bij de overheid leiden immers regelrecht tot gebrek aan gedragswijzigingen bij de doorsnee burger-consument. Een goede combinatie van de 4 E's, gekoppeld aan een positieve, begrijpbare communicatie kan veel in beweging krijgen. In klimaatland is het zeker niet alleen kommer en kwel. Vaak zijn echte win-winsituaties mogelijk. Radicale evoluties inzake bijvoorbeeld transport en (hernieuwbare) elektriciteitsproductie kunnen ook positieve neveneffecten creëren. Evidente opportuniteiten doen zich voor op het vlak van energieautonomie en schonere luchtkwaliteit. In die context verwijzen we ook naar een recent rapport van het Europees Vakverbond waar men onderzoek heeft gedaan naar de link tussen klimaatwijzigingen, mitigatiemaatregelen en werkgelegenheidGa naar eind[36]. De optimistische conclusie is dat een proactief mitigatiebeleid (40% daling EU-CO2-uitstoot in 2030) een netto positief effect zou hebben op de werkgelegenheid. Als men alle sectoren bij elkaar optelt, dan zouden er 1,5% extra jobs bijkomen ten opzichte van een business as usual-scenario. Dit moet de vakbonden én de milieubeweging als muziek in de oren klinken. We zijn aanbeland op een tipping point in de geschiedenis. De keuzes die we nu maken, bepalen welke toekomst ons te wachten staat. We kunnen focussen op de kansen die deze crisis met zich meebrengt. Dat zijn niet alleen nieuwe economische opportuniteiten, nieuwe banen en een herwonnen energieautonomie, maar vooral - met de gevleugelde woorden van Al Gore - iets wat weinige generaties voor ons gekend hebben: een gezamenlijk moreel doel dat de grenzen van politieke partijen, regio's en religies overstijgt, en dat ons dwingt om bekrompenheid en politieke conflicten terzijde te leggen en een echte morele en spirituele uitdaging aan te gaanGa naar eind[37]. Laten we hopen dat de aan Al Gore en het IPCC toegekende Nobelprijs voor de Vrede als katalysator voor dit proces kan fungeren. |
|