Streven. Jaargang 19
(1965-1966)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 505]
| |||||||||||
[1966, nummer 6]
Van priester-arbeiders tot priesters-aan-de-arbeid
| |||||||||||
[pagina 506]
| |||||||||||
nauwelijks zes jaar geleden om principiële redenen verboden werd door het H. Officie.
In april 1959 overhandigde kardinaal Feltin, op verzoek van Joannes XXIII, te Rome een rapport over het arbeidersapostolaat in Frankrijk. Op een ogenblik dat de passies over de affaire van de ‘priester-arbeiders’ na vijf jaar wat geluwd waren, achtte hij klaarblijkelijk het begin van een nieuw pontificaat opportuun om, ingaand op het uitdrukkelijk verlangen van de voornaamste kerkelijke gezagdragers, voor enkele ‘priesters, gekozen door hun bisschop, degelijk voorbereid, gedragen door een authentiek priesterlijk leven en in verbinding met de parochiegeestelijkheid, de toelating te vragen om full-time in de fabriek te werken en niet slechts drie uur per dag’. Op 3 juli 1959 deed kardinaal Pizzardo, secretaris van het H. Officie, op deze vraag een totaal negatief antwoord toekomen. Deze brief, die geheim moest blijven, werd echter eerst door Le Monde van 15 september 1959 en vervolgens door verschillende andere kranten gepubliceerdGa naar voetnoot3: De Heilige Stoel verheugt zich over de apostolische ijver van de Franse kerk; deze zal het mogelijk maken ook zonder de aanwezigheid van priester-arbeiders bij de Franse arbeiders een christelijk verlangen te wekken, dat door een langdurige katholieke traditie in het diepste van hun harten geworteld zit. ‘Het is trouwens zeer moeilijk, mensengroepen als totaal ontkerstend te beschouwen, waarvan een zeer groot aantal nog het heilig en onuitwisbaar merkteken van het Doopsel hebben ontvangen. De Heilige Stoel is van mening, dat het voor de kerstening van de arbeidersmilieus niet noodzakelijk is, priesters als arbeiders naar de arbeidersmilieus te sturen, en dat het niet mogelijk is, de traditionele opvatting van het priesterschap op te offeren aan dit doel, waaraan de Kerk niettemin hecht als aan een van haar dierbaarste zendingen. (...) Bovendien is de Heilige Stoel van mening dat de arbeid in de fabriek of werkplaats onverenigbaar is met het leven en de verplichtingen van de priesters’Ga naar voetnoot4.
Dit zijn dus blijkbaar twee tegenstrijdige standpunten die door de Kerk op korte tijd achtereenvolgens werden ingenomen. Hoe is Rome er toe gekomen in 1959 de principiële veroordeling uit te spreken van een poging die gedurende twintig jaar met kerkelijk goedvinden plaats vond? En hoe is het te verklaren dat zes jaar later opnieuw op principiële basis wordt geargumenteerd om dit experiment te rehabiliteren?
Het experiment van de priester-arbeiders is tijdens de oorlog ontstaan in het kader van de ontnuchtering teweeggebracht door La France, Pays de Mission?Ga naar voetnoot5 | |||||||||||
[pagina 507]
| |||||||||||
en als voortzetting in Frankrijk van de ervaringen van enkele clandestiene priester-arbeiders onder de dwangarbeiders in DuitslandGa naar voetnoot6. Het werd door kardinaal Suhard met de uitdrukkelijke toestemming van Pius XII in het leven geroepen en gesteund als de in de gegeven omstandigheden enig mogelijke poging om het ‘pauperes evangelizantur’ van het Evangelie en van de universele zending van de Kerk actueel te maken in de arbeiderswereld. De kardinaal was als het ware geobsedeerd door ‘de muur die de Kerk scheidt van de arbeidersmassa’. En deze muur kon in de actuele omstandigheden niet doorbroken worden; de enige manier om met de arbeiderswereld in reëel contact te komen was priesters te sturen naar de ‘andere kant’. Deze priesters zouden zich helemaal inleven in de arbeiderssituatie: ‘De arbeid is voor hen geen voorwendsel noch een gelegenheid tot propaganda. (...) Door de arbeid naturaliseert de priester zich in een volk voor wie hij een vreemdeling was’Ga naar voetnoot7. De eerste priester-arbeiders zagen de arbeid niet enkel als een middel om hun lotsverbondenheid en solidariteit met de armen en misdeelden daadwerkelijk te ervaren en te beleven; doordat ze hun brood verdienden in het zweet huns aanschijns klonk hun evangelische boodschap zuiverder en wekten ze niet de indruk dat ze ‘spionnen’ waren of ‘indringers’ in dienst van de vreemde instelling die hen financieel steunde. Deze ‘partage du sort des pauvres’, welke de priester-arbeiders in Duitsland als een bevrijding ervaren hadden en die ze nu wilden voortzetten in Frankrijk, zou hier echter tot totaal nieuwe consequenties leiden. ‘(In Duitsland) was de priester een steunpunt geweest in een vormloze massa, alleen door volledig priester te zijn; hier was hij uiteindelijk een vreemde in een gestructureerde gemeenschap. (...) De priesterarbeiders hadden de arbeid gezien als een middel tot apostolisch contact; ze ontdekten nu de arbeid als een sociale activiteit, als een medium tot groepsverbondenheid in een gespleten maatschappij. (...) Van “partage du sort des pauvres” groeide hun houding, via een “communauté de destin” tot een “solidarité de classe”, met als paradoxaal eindpunt, de priester in de marxistisch-georiënteerde vakvereniging’Ga naar voetnoot8. Het is niet verwonderlijk dat Rome ongerust werd over de gevaarlijke evolutie van dit experiment. De berichtgeving bovendien, of ze nu goed bedoeld was of vijandig, overdreef meestal ten goede of ten kwade. Konden de hoogste kerkelijke instanties zich niet gerechtigd achten hierin een parallel te zien met de | |||||||||||
[pagina 508]
| |||||||||||
beweging van het ‘christelijk progressisme’ (in zijn toenmalige en lokale betekenis: de beweging ‘Jeunesse de L'Eglise’, oi.v. M. Montuclard, o.p.), dat zopas veroordeeld was? Nadat reeds in juni 1951 het H. Officie elke verdere uitbreiding van het aantal priester-arbeiders verboden had, betekende de brief van kardinaal Pizzardo, prefect van de Romeinse congregatie van de seminaries, van 27 juli 1953, als het ware een voorteken van de komende storm: aan alle Franse bisschoppen werd verboden voortaan nog toe te laten dat seminaristen werkstages zouden doen tijdens de vakantie. Volgens een niet bevestigd bericht van France-Presse, dat in verschillende kranten verscheen, zou de pauselijke nuntius, Mgr. Marella, op 23 september aan de vergaderde bisschoppenconferentie de wens uitgedrukt hebben, dat alle priester-arbeiders naar hun ‘oorspronkelijke’ taak zouden worden teruggeroepen. Op 5 november werden de kardinalen Liénart, Gerlier en Feltin in audiëntie ontvangen door Pius XII. In de tekst die op 16 november door het episcopaat aan de pers meegedeeld werd, werd de eensgezindheid van de paus en van het Franse episcopaat onderstreept omtrent de noodzaak van de evangelisering van de ontkerstende arbeidersmassa en de dringende eis om het experiment van de priester-arbeiders in de toekomst voor fatale afwijkingen te vrijwaren. De Kerk, ‘bezorgd om het contact, dat door de pioniers van dit apostolaat gelegd is tussen haar en de arbeiderswereld in stand te houden, komt gaarne tegemoet aan de wens, dat priesters die blijk hebben gegeven van voldoende talenten, het priesterlijk apostolaat in het volle arbeidersmilieu blijven uitoefenen. Maar zij vraagt:
In een persbericht van 19 januari 1954 heeft de ‘Commission permanente de l'Assemblée des cardinaux et archevêques’ samen met de betroffen bisschoppen, de verklaring van 16 november 1953 bevestigd en becommentarieerd: ‘De Kerk wil vóór alles de eigenlijke zending van de priester veilig stellen. (...) Welnu, de priester is gewijd om God de verering van het gehele volk aan te bieden, op de allereerste plaats door de viering van de H. Mis en het publiek gebed van het brevier; hij is ook, bij de mensen, de uitdeler van de Goddelijke weldaden door de prediking van het woord Gods en de toediening van de sacramenten’Ga naar voetnoot10. | |||||||||||
[pagina 509]
| |||||||||||
En om in het vervolg elke verwarring te vermijden zal men niet meer spreken van ‘prêtres-ouvriers’, maar van ‘prêtres de la mission ouvrière’Ga naar voetnoot11. Terzelfdertijd werden de concrete toepassingsmodaliteiten van deze maatregelen in een persoonlijk schrijven aan elke priester-arbeider afzonderlijk meegedeeld: met ‘beperkte tijd’ werd bedoeld een maximum werktijd van drie uur per dag; als een dergelijk werkcontract niet kon worden afgesloten in hun onderneming, dan moesten ze vóór 1 maart ontslag nemen; vóór 1 maart moesten ze zich ook terugtrekken uit elk syndikaal verband en uit de eventuele functies die ze er waarnamenGa naar voetnoot12. In de omvangrijke literatuur die toen aan het onderwerp gewijd werd, treffen ons vandaag nog de eerlijke pogingen van het Franse episcopaat om tot elke prijs de botsing te vermijden tussen twee apostolaatsopvattingen, tussen twee levensvisies eigenlijk, met hun respectievelijke overtuigingen. De concrete ervaring door de Franse Kerk van een kloof tussen de wereld en de gevestigde kerkelijke structuren, en de consequente oplossing die zij er voor zocht, stonden in feite lijnrecht tegenover de toen als traditioneel geldende apostolaatsvorm van de Kerk. Het einde van deze eerste episode in de geschiedenis van de priester-arbeiders was verward en in veel opzichten dramatisch. Belangrijk lijkt ons nu in die donkere maanden van 1953-'54 dat de getroffen beslissingen als essentieel tijdelijk en van voorbijgaande aard beschouwd werden door veel kerkelijke gezagdragers. Daarom kwam de bovenvermelde veroordeling van 1959 zeer onverwacht. De algemene reactie hierop was evenwel heel wat minder passioneel geladen dan in 1954. Maar in de blijkbaar serene commentaren van de bisschoppen klinkt een interpretatie door, die wijst op de zwakte en het voorlopig karakter van de aangehaalde Romeinse argumenten. Kardinaal Liénart, gezagvoerend prelaat van de Mission de France, drukte in zijn richtlijnen van 22 september 1959 zijn priesters op het hart: ‘Ge moet u meer dan ooit bewust blijven van twee realiteiten die op het religieuze plan uw reden van bestaan | |||||||||||
[pagina 510]
| |||||||||||
betekenen en uw handelen richten: de ontkerstening is een reëel feit in Frankrijk, in de ons toevertrouwde sectoren, bijzonder in de arbeiderswereld (...); ten tweede, het zijn op de eerste plaats de bisschoppen en de priesters die moeten voorzien in de evangelisering van geheel hun volk’Ga naar voetnoot13. Kardinaal Richaud, aartsbisschop van Bordeaux, commentarieerde van zijn kant de brief van kardinaal Pizzardo: ‘Er wordt niet gezegd dat de handenarbeid onverenigbaar is met het priesterschap, maar dat bepaalde voorwaarden waarin hij in de fabrieken, werkhuizen en andere ondernemingen wordt uitgeoefend, de priesters niet toelaten hun wezenlijke functies te vervullen’Ga naar voetnoot14. Joannes XXIII heeft in een persoonlijk schrijven aan verschillende bisschoppen zijn oprechte voldoening uitgedrukt over de geest van gehoorzaamheid van de Franse Kerk en over de gelukkige evolutie van het arbeidersapostolaat in het land dat hem zo dierbaar was. Refererend naar de brief van kardinaal Pizzardo schreef hij aan kardinaal Richaud: ‘Ik hoop van ganser harte.... dat deze laatste schikkingen werkelijk een “stap voorwaarts” mogen betekenen in het tegelijk zo belangrijk en zo moeilijk apostolaat in het arbeidersmilieu...’. En hij apprecieerde ten zeerste dat mgr. Guerry, aartsbisschop van Cambrai, bij deze gelegenheid het voorbeeld van de H. Pastoor van Ars geciteerd had: ‘Hij heeft massa's bekeerd omdat hij enkel en alleen, maar dan ook volledig, priester geweest is’Ga naar voetnoot15. In zijn brief aan kardinaal Feltin tenslotte wees de Paus op de bezorgdheid van de kerkelijke hiërarchie om het probleem van de evangelisering van de arbeiderswereld: ‘Zij zal stellig meer aangepaste methoden vinden om deze beangstigende problemen op te lossen’Ga naar voetnoot16. Sommigen meenden hierin een impliciete uitnodiging te vernemen om de veroordeling van 1959 niet als een absoluut eindpunt te beschouwenGa naar voetnoot17. Het probleem bleef immers volledig gesteld en er waren de ervaringsgegevens van een experiment dat getuigde van een authentieke kerkelijke inspiratie. Het strekt de Franse Kerk tot eer, dat zij het aangedurfd heeft het ‘traditionele priesterschap’ geweld aan te doen om hogere evangelische motieven. Bewust heeft ze de veilige paden van verouderde structuren verlaten voor een tastend zoeken op onbekend terrein. Gregor Siefer ziet terecht in de zending van de priester-arbeiders ‘een bijzonder frappant voorbeeld van een poging om de mogelijkheden en de begrenzingen te onderzoeken voor de reconversie van de oude instelling die de Kerk is, t.o.v. een wereld in volle evolutie’Ga naar voetnoot18. Maar eerst de concilie-mentaliteit zou het mogelijk maken eerlijk en vrijmoedig de spanningen onder ogen te zien van een bepaalde apostolaatsopvatting en de stuwing van de Geest tot een doorbreken van voorbijgestreefde kaders. Waar het in 1961, tijdens de tweede sessie van de preconciliaire centrale commissie van 't concilie, nog als ‘noodzakelijk’ geoordeeld werd voor de priester ‘dat hij | |||||||||||
[pagina 511]
| |||||||||||
zich aan zijn zending kan wijden zonder zijn dagelijks brood te moeten verdienen door andere werkzaamheden, die niet overeenstemmen met de priesterlijke waardigheid’Ga naar voetnoot19, werd geleidelijk meer en meer de nadruk gelegd op het evangelisch aspect van de priestertaak: ‘de priester is slechts de man van de cultus omdat hij de man van de evangelisatie is’, aldus Henri Fesquet in zijn bespreking van het nieuwe schema over de priestersGa naar voetnoot20. In dit nieuwe perspectief vallen de principiële bezwaren van 1959 weg en kan een tweede etappe van dit experiment beginnen. Onder een andere gedaante wellicht, maar even fundamenteel als bij de naoorlogse Franse arbeidersgroep, zullen de nieuwe ‘priesters-aan-de-arbeid’ ook anno 1966 stoten op de realiteit van het arbeidersvraagstuk en van de klassentegenstelling tussen de bezitters en de niet-bezitters van kapitaalgoederen. Zolang deze klassentegenstelling zal blijven bestaan en zolang de Kerk als dusdanig het burgerlijk perspectief niet zal verlaten hebben, zullen ook deze priesters het gevaar lopen om, naar het woord van A.M. Knoll, opnieuw beschouwd te worden als ‘de vertegenwoordigers van een anti-feodale en anti-burgerlijke realiteit binnen de Kerk’Ga naar voetnoot21. Voortaan zal men spreken van ‘priesters-aan-de-arbeid’. Door deze naamsverandering wil de kerkelijke overheid het universeel karakter van de priesterlijke zending onderstrepen. Sommigen zullen dit interpreteren als een poging van de Kerk om eens te meer de realiteit van de klassentegenstellingen te verdoezelen en om zodoende de voornaamste betekenis van dit experiment te ontkennen, namelijk de ontdekking dat de arbeiderswereld in zich de karakteristieken draagt van een toekomstige klassenloze maatschappij. In zijn inzet voor meer rechtvaardigheid en vrede onder de mensen mag de priester zich inderdaad niet identificeren met de verlangens van een beperkte belangengroep. Maar meer dan wie ook in de Kerk leeft de priester-aan-de-arbeid in geprivilegieerde voorwaarden om die universaliteit te beleven voor zichzelf en om die geleidelijk aan ook te helpen waar maken voor de gehele Kerk. Waar de officiële Kerk zich nog niet losgemaakt heeft van haar bindingen met een burgerlijke maatschappij-opvatting, kunnen de priesters-aan-de-arbeid een daadwerkelijke bijdrage betekenen om de Kerk toe te laten aanwezig te zijn in de industriële samen- | |||||||||||
[pagina 512]
| |||||||||||
leving en haar oorspronkelijke christelijke inspiratie van liefde in rechtvaardigheid daadwerkelijk terug te vinden. In een recente studie van de Mission Ouvrière, die verscheen even vóór de nieuwe toelating tot arbeid voor priesters, wordt deze opdracht heel scherp geformuleerd: ‘Het gaat er dus in de eerste plaats niet om, arbeiders individueel te bekeren tot een Kerk zoals deze zich voor het ogenblik sociologisch voordoet, d.w.z. vreemd ten opzichte van het volk. De Kerk moet integendeel zo worden dat de arbeiderswereld in haar de uitnodiging kan vinden die voor haar bestemd is. (...) Indien dus de nieuwe geboorte van de Kerk in de arbeiderswereld niet vergezeld gaat van een geleidelijke omvorming van geheel haar “manier van zijn”, dan zal dit ofwel leiden tot een breuk (men zou dan als het ware “twee Kerken” hebben,...) of veeleer (...) tot een waardeloos maken van de pogingen van de apostelen van de arbeiderswereld door het tegengesteld getuigenis van andere leden van de Kerkgemeenschap’Ga naar voetnoot22. |
|