| |
Boekbespreking
Godsdienst
Divendal, Herman, De Kerk van Christus. - Uitgegeven, in samenwerking met de Actie ‘voor God’ Heemstede, bij Desclée de Brouwer, Brugge, 1961, 132 blz., f 9,90. Geïllustreerd.
Zo'n verhandeling misten wij tot dusverre. Hier wordt niet gepoogd te argumenteren en te bewijzen, wat niet te bewijzen valt, omdat het geloofs-mysterie is. ‘De blijde boodschap van de onnaspeurlijke rijkdom van Christus wordt ons gebracht en in het licht gesteld, hoe het heilsplan wordt uitgewerkt, dat van eeuwigheid verborgen was in God, de Schepper van alle dingen’; aldus Paulus aan de Ephesiërs. Priesters, religieuzen, leken zullen bij lezing en overweging hun geloof verdiepen en verrast zijn door de rijkdom, die hun hier geboden wordt. Het boek boeit en doet tegelijkertijd overwegen en bidden. De Actie ‘voor God’ bedoelt dit werk te verspreiden onder intellectuele niet-katholieken, zoals zij voor de oorlog ‘Het Katholieke Geloof’ van Ign. Klug verspreid heeft, een werk dat, nu noch katholiek noch niet-katholiek bevredigen zal. De gelovige protestant zal, al lezende, voor drie-kwart zijn eigen geloof in diepere perspectieven zien; waar zij afwijken van de katholieke geloofsleer, zullen zij een helderder inzicht krijgen in de geloofsinhoud van de Katholieke Kerk. Wij mogen Herman Divendal oprecht dankbaar zijn voor deze prestatie, met een woord van lof ook voor de prachtige uitgave.
C. Minderop
| |
Jesus. Ontmoetingen met de Verlosser, door een monnik van de Oosterse Kerk. Vert. Beyaert, Brugge, 1961, 139 pp., Fr. 55, f 4,25.
Door een woord of een gebeurtenis uit het evangelie voert ons de auteur in de nabijheid van de Heer. Geen tekstverkla- | |
| |
ring, maar een nadenken dat spontaan in gebed overgaat. Christus wordt in ons leven gebracht, in ons dagelijks vallen en opstaan, in onze compromissen en in ons berouw. Wat in die korte hoofdstukjes zo treft is wel dit: heel ons menselijk en arm bestaan is opgenomen in dit mysterie van de aanwezigheid van de Heer, het mysterie van Gods barmhartigheid. Daarom zijn ze een troost, die op zijn beurt ons brengt naar het evangelie zelf.
A. Geerardijn
| |
De Bijbel over.... Serie
De Bijbel over het Paradijs. Toegelicht door Drs. B. Hemelsoet.
De Bijbel over de christelijke eenheid. Toegelicht door Dr. J. Lescrauwaet M.S.C.
Romen & Zonen. Roermond en Maaseik, 1961.
In de voortreffelijke serie ‘De Bijbel over...’ zijn weer twee boekjes verschenen (beide van een goede honderd bladzijden) over detailonderwerpen. Hemelsoet schrijft over het Paradijsverhaal uit Genesis, terug geprojecteerd vanuit sfeer en belichting van de historie van Israël, en Lescrauwaet doorzoekt vooral het N.T. ter constatering van de drang naar eenheid van de grote christengemeenschap.
P. van Alkemade
| |
Matt, Leonard von, Het Concilie, met begeleidende tekst van Burckhart Schneider S.J. - Desclée de Brouwer, XX blz. tekst, 89 pltn, geb. 135 F.
In de lijn van de platenboeken over Benedictus, Franciscus, Dominicus, Ignatius, enz., geeft Desclée de Brouwer nu, maar in groter formaat, een platenboek over de concilies uit. Eerst schetst de historicus Schneider, professor aan de pauselijke Gregoriaanse universiteit, een algemeen beeld van de twintig algemene concilies. Voor het illustratief gedeelte was het niet gemakkelijk aangepast materiaal te vinden. De Oosterse concilies in de eerste duizend jaar zijn door de 25 opgenomen platen onbevredigend in beeld gebracht. De platen 26-89 over de Westerse concilies gedurende de tweede duizend jaar zijn heel wat meer sprekend: oude plattegrondtekeningen van de conciliesteden, schilderijen van bepaalde concilies, platen uit oude boeken, foto's van concilievaders uit de 19e eeuw, en hedendaagse foto's van de kerken waarin de concilies gehouden werden, dit alles op voortreffelijke manier gereproduceerd.
M. Dierickx
| |
Maertens O.S.B., Thierry, C'est fête en l'honneur de Jahvé. - Desclée de Brouwer, Brugge, 1961, 224 pp., ing. Fr. 90.
Dit boeiende werk leert ons, op een heldere en overzichtelijke manier, hoe Israël uit zijn heidens-semitische verleden en milieu gebruiken en feesten overneemt; hoe deze feesten, in de eredienst van de ene ware God opgenomen, worden uitgezuiverd en vergeestelijkt, en hoe ze geleidelijk gevuld worden met nieuwe, heilshistorische inhoud. Ten slotte zien we welke van deze feesten de grote heilshistorische gebeurtenis van onze verlossing door Christus hebben overleefd en welke laatste verandering en verdieping ze hebben moeten ondergaan om christelijke feesten te kunnen worden. Het boek biedt zeer aanbevelenswaardige lectuur voor al wie zijn bijbelse cultuur wil verruimen; in het bijzonder voor godsdienstleraren en zielzorgers, aan wie het een juister en dieper inzicht zal geven in de zin van het jaarlijkse en van het wekelijks terugkerende Paasfeest, dat de zondag is, en voor wie het een aansporing zal zijn hun streven nog meer te richten op het herstel van een volwaardige verrijzenis- en zondagviering.
L. Geysels
| |
Guardini, Romano, De zondag, gisteren, vandaag, altijd, (Der Sonntag), vertaald door A. Monshouwer. - Lannoo, Tielt, 88 pp., 38 Fr.
In het licht van de openbaring beschouwt S. de betekenis van de zondag in het leven van de gemeenschap. De zondag is niet op de eerste plaats een rustdag om weer op adem te komen, al is hij ook dat. Deze rust is als de materiële voorwaarden om de diepere zin te realiseren. De zondag is een feest, de herdenking van de Verrijzenis. Maar als teken van het Paasgebeuren verwijst de zondag ook naar de toekomst: teken van de uiteindelijke voltooiing in de hemelse glorie. Zo is de menselijke arbeid nauw verbonden met de zondagsviering in de gemeenschap. Alle aardse werk vindt zijn zin slechts in de groei naar de hemel toe. Daarom is het zinloos het levensritme van de samenleving te laten bepalen door een mechanische produktieproces. Vanuit de innerlijke diepte moet de mens stelling kiezen om zelf, als door God aangesproken persoon, de orde in de natuur te richten. Indien de zondag als feest verloren gaat, dan verdwijnt meteen de diepste dimensie van de mens, de religieuze. De zondag is geen casuistisch probleem omtrent een
| |
| |
gebod uit een voorbijgestreefd beschavingsstadium.
J. Van Nuland
| |
L'enfant dans l'Eglise et Ie monde d'aujourd'hui, Travaux du VIe. Congrès du Bureau Internationale Catholique de l'Enfance (Collection ‘Etudes et Documents’). - Editions Fleurus, Parijs, 1960, 516 pp., NFr. 16.45.
Het B.I.C.E. biedt ons het werkmateriaal en de conclusies van het zesde wereldcongres over het kind, dat plaats had te Montréal in september 1957. De aandacht werd er bijzonder gericht op het geloof van het kind in de huidige situatie. Naast de inleidende algemene conferenties, vindt men in deze bundel al de referaten van de secties. Na een theoretische uiteenzetting worden er meestal bijdragen geboden die de praktische problemen zeer scherp stellen. Theologen, zielzorgers, psychologen, opvoeders, geneesheren en juristen onderzochten de rol van de Kerk, de staat, de familie, de school, de pers, de radio en de T.V. in het leven van het kind, zowel van het normale als van het niet-aangepaste kind. Dit verslag is een repertorium van alle actuele jeugdproblemen. Het brengt ons in contact met toestanden en ervaringen van vele landen, zij het dan vooral van Noord-Amerika en West-Europa. Opvallend is de optimistische atmosfeer van het congres. Reeds vanaf de ‘leçons magistrales’ wordt de wereld met haar moraliteit openhartig onder ogen genomen met het vaste vertrouwen dat een personalistische en ecclesiale mentaliteit in staat is deze wereld van binnen uit te kerstenen. Meer nog, een nieuwe één-wordende wereld biedt unieke kansen. Zowel de catechese (en hier wordt nadruk gelegd op een gezond intellectualisme) als heel de levenssfeer (gezin en crèche evenzeer als jeugdbeweging of instellingen voor onaangepaste kinderen) moeten hier toe bijdragen. Maar de opvoeders moeten duidelijk beseffen dat ze de jeugd moeten binnenleiden in een wereld die nog geen vaste vorm kreeg en tegenover dewelke zij zelf zeer vlug verouderen. Achteraan in het boek vindt men nog de feestredevoeringen en allerlei gegevens over de werking van het Bureau International Catholique de l'Enfance.
J. Van Nuland
| |
Cloriviere, Pierre De, Prière et oraison (Coll. Christus). - Desclée de Brouwer, Brugge, 1961, 236 pp., ing. Fr. 90.
Zowel om de rijke inhoud als om de ervaring van zijn auteur verdiende dit werk opnieuw uitgegeven te worden. Het is een klassiek traktaat over het gebed. Eerst als conferenties aan de kluizenaars van Mont-Valérien bij Parijs bedoeld, werden de Considérations sur l'exercice de la prière et de l'oraison later op aanvraag van hun overste geredigeerd; zij moesten als bijvoegsel bij het directorium der kluizenaars ulitgegeven worden. Na moeilijkheden met een jansenistisch gezinde censor, liet Clorivière het werk in 1802 drukken voor de leden van zijn stichtingen, de Dochters van het H. Hart van Maria en de Sociëteit van het H. Hart van Jesus. Deze twee instituten, voorlopers van de huidige seculiere Instituten, organiseerden, in volle Franse Revolutie, voor priesters en leken, een godgewijd leven in de wereld. Later - in 1858 en in 1887 - werd het werk uitgegeven. Pater Bainvel bezorgde er een moderne uitgave van in 1928; Pater Monier-Vinard nam het in 1935 op in zijn verzameld werk: Notes intimes de P.J. de Clorivière en voorzag de uitgave van een zeer gewaardeerde inleiding. Pater Rayer, die de beste kenner is van het werk van Clorivière, geeft ons hier een kritische uitgave, op grond van een copie van het oorspronkelijk manuscript. Ook zijn doctrinele nota's zijn zeer nuttig bij de lezing; ze verwijzen ofwel naar andere werken van C. of naar de persoonlijke nota's door Monier-Vinard uitgegeven. Een Nederlandse uitgave verscheen in 1955, onlangs verscheen een Italiaanse uitgave; op grond van deze nieuwe uitgave wordt een Nederlandse vertaling voorbereid. Het boek is niet alleen nuttig voor priesters en kloosterlingen. Het werd door zijn auteur bestemd voor leken die in de wereld een diep geestelijk leven leiden. Van grote waarde is vooral het tweede deel dat, op grond van eigen ervaring, een voorzichtige en genuanceerde handleiding is bij alle stadia van het gebedsleven.
J. Beyer
| |
Bosc, Robert, La société internationale et l'Eglise. - Spes, Parijs, 1961, 336 pp., NF. 24.
Dit boek getuigt van evenveel ervaring als wetenschap. Als medewerker van de Etudes en de Revue de l'Action Populaire voor de internationale rubrieken, als professor in internationale betrekkingen aan het Institut d'Etudes Sodales van het Parijse Institut catholique en vooral als apostel van Pax Christi die geheel Europa doortrok om jongeren - en hun opvoeders - meer open katholieke geest
| |
| |
bij te brengen, biedt de auteur hier een uitgewerkte cursus aan over de ‘sociologie en de moraal van de internationale betrekkingen’, zoals de ondertitel luidt. In zijn genre is dit van katholieke zijde veruit het beste boek, opvallend door zijn logische bouw, door zijn ruime internationale documentatie en door zijn afgewogen oordeel (zo bv. over wat onder het Russisch ‘internationalisme’ eigenlijk schuilgaat). Het eerste deel (internationale spanningen) behandelt het feit, de betekenis en de morele beoordeling van de oorlog, vooral de ABC-oorlog. In het tweede deel wordt op kritische wijze de internationale organisatie onderzocht. Naast vele andere hoedanigheden noteren we enkel de feeling van Bosc voor een sociologische, niet louter formeel-juridische benadering van de internationale werkelijkheid, waardoor juist het onbevredigende van de rechtsstructuren tot uiting komt. Politici, journalisten, moralisten en ook opvoeders, die in christelijk perspectief hun leerlingen een degelijke burgerzin willen meegeven, vinden hier een meester die zij kunnen vertrouwen.
J. Kerkhofs
| |
Gerbert, Gustav, Werkbuch der Kanzel-arbeit, V: Predigten über die Liebe. - Tyrolia-Verlag, Innsbruck, Wien, München, 1961, 364 pp., D.M. 19.
Vier delen zijn voorafgegaan, die de jaarkring van zon- en feestdagen behandelen. Gerbert is zich bewust, dat hij geen nieuwe ideeën geeft; hij is een tegenstander van ‘uitgewerkte’ preken, die men plus-minus kan napraten. Preken veronderstelt en eist: arbeid, studie, overdenken, wat men, hier en nu, aan dit gehoor moet zeggen. Iedere preek moet iets persoonlijks hebben, ook al ontleent de predikant gedeelten aan anderen. In deze zin wil Gerbert de predikant helpen. Als men de bedoeling van de schrijver, die hij trouwens duidelijk uiteenzet, begrijpt, dan geeft zijn ‘Werkbuch’ inderdaad ruim stof en ook aansporing tot zelfwerkzaamheid.
C. Minderop
| |
Literatuur
Coster, Dirk, Verzamelde werken. Deel 1-2-3-4. Verzorgd door H.L.T. de Beaufort e.a. - A.W. Sijthoff, Leiden, 1961, geb. f 10,40, f 11, -, f 10,40 en f 9,90.
Bij Sijthoff te Leiden zullen door de zorg van vrienden de gezamenlijke werken van Dirk Coster verschijnen, beraamd op 12 delen. Thans kwamen de vier eerste van de pers, bevattende ‘Het Dagboek van de heer van der Putten’, waarin Coster zich uitspreekt over allerlei verschijnselen om hem heen, en zijn brieven van 1905 tot 1956, zijn sterfjaar. Het dagboek lag hem na aan het hart, doch bleef tot nu toe onuitgegeven. Het is een posthume hulde aan de lang verongelijkte auteur, die een tijd lang door zijn voortreffelijke bloemlezingen met haar kostbare inleidingen grote invloed uitoefende op de Nederlandse literatuur, tot Du Perron hem ongeveer torpedeerde. Coster is dit nooit geheel te boven gekomen. Men leest het uit zijn brieven. In deze over 50 jaar lopende brieven, die alle met zorg en stijlgevoel geschreven zijn, vaak al keuvelend met vrienden en vertrouwden, leest men als-het-ware een huiselijk commentaar op de literatuur dier jaren. De zeer humane en nobele mens Coster is tastbaar op elke bladzijde. Wat Coster verbitterde, was dat Du Perron hem afmaakte niet alleen om zijn gezwollen schrijftrant (wat Coster erkennen moest), maar ook dat hij hem voorstelde als een nulliteit, en dit was een schandelijk onrecht. De huidige uitgave zou, zo mogelijk, Coster nog in zijn graf verheugen. In het eerste deel brieven vindt men ook de uitstekende rede van Prof. N. Donkersloot bij de erepromotie van Coster in 1954. - Bij intekening is de prijs dezer vier eerste delen f 38,50. Elk deel is afzonderlijk verkrijgbaar.
J. van Heugten
| |
Hartog, Jan de, De Inspecteur. - Elsevier, Amsterdam, Brussel, 1961, 314 pp., f 9,75.
Jan de Hartog heeft een wonderlijk avontuur als onderwerp van zijn roman gekozen. Een eerzame inspecteur van de Amsterdamse recherche redt een Joods meisje, dat uit Auschwitz ontsnapt is, uit de handen van een blanke-slavinnenhandelaar. Het meisje wil naar Israëlië en de inspecteur, zich schamend over zijn Üntätigkeit’ tijdens de oorlog - het is 1946 -, besluit haar daarnaar toe te brengen. Stervend bereikt zij Palestina. De strubbelingen en hindernissen dezer onderneming vormen de inhoud van het boek. Jan de Hartog is geen psycholoog of litterator en is dus weinig bekommerd om de fijnere psychische nuanceringen. Hij vertelt liever wilde, onstuimige verhalen, waarin moed, trouw en menselijkheid tot hun recht komen. Zo is de tech- | |
| |
nische kant van zijn romans goed verzorgd en wie zich graag in avonturen vermeit, vindt hier zijn gading. Fijnproevers zullen de al te robuuste taal en de niet altijd waarschijnlijke verwikkelingen en psychische reacties niet altijd ongehinderd savoureren.
J. van Heugten
| |
Rasche, F., Fritz von Unruh. Rebell und Verkünder. - Verlag für Literatur und Zeitgeschehen, Hannover, 256 pp., D.M. 14.80.
Hoewel onopzettelijk, toont dit boek duidelijk de dualiteit van deze Duitse dramaturg (1885) aan. Het hele leven van deze Pruisische jonker stond in het teken van de strijd tegen leger en oorlog, een bezetenheid die hij met vele tijdgenoten gemeen heeft maar die hij ook consequent tot op de huidige dag blijft verkondigen. Op zichzelf is zulk een houding alleen maar toe te juichen. Een ander aspect echter is de wijze waarop hij deze bezieling vorm heeft gegeven. Sedert 1910 heeft hij er onafgebroken voor getuigd in vers, roman en vooral drama. De inleider, die het geheel in een biografisch kleedje heeft gestoken, doet zijn uiterste best om in een pamflettaire onbesuisdheid deze eenlijnigheid voor artistieke sterkte te doen doorgaan. Nog bedenkelijker wordt het als men constateert hoe de hartstochtelijke Kleist-epigonie, op een nauwelijks gearticuleerd expressionistisch slippertje na, zich standvastig is blijven verder ontwikkelen tot een weliswaar naar motief onverstoord schabloon, maar naar vormgeving, dramatische verdichting en verbale kracht tot een evenzeer ongenuanceerd oeuvre. Mag dan de aanwezige geestelijke overtuiging edel, oprecht en ontroerend aandoen, deze elementen vervangen toch niet wat men bij een dramaturg in de allereerste plaats verwachten moet: creatieve persoonlijkheid.
C. Tindemans
| |
Garcia Lorca, Federico, Dichter in New York, vert. L. Tournier. - Heijnis Tsz., Zaandijk: A. Manteau N.V., Antwerpen, 1959, 114 pp., ingen. Fr. 90.
De ervaring en de crisis, tijdens zijn Amerikareis doorgemaakt (1929-1930), heeft F. Garcia Lorca als volgt omschreven: ‘Stad-wereld, pathetisch symbolisme, leed zonder menselijkheid.... Tegenstelling tussen zijn poëtisch universum en de poëtische wereld van New York. Tussen beide in het trieste volk van Afrika, de Joden, de Syriërs, alle verloren stammen: vooral de negers die met hun droefheid de geestelijke as van dat Amerika geworden zijn. Buiten de negerkunst rest er in Amerika alleen mechanisme en automatisme’. Dichter in Nueva York schreeuwt deze ontgoocheling uit. Lorca schiep hiervoor een nieuwe poëtische vorm, die vaak als surrealisme wordt beschouwd. Zelf heeft hij deze benaming afgewezen. Aan Seb. Gasch schreef hij: ‘Wanneer ik iets onderneem dat tot het zuiver abstracte behoort, bewaar ik steeds, meen ik, een glimlach als vrijgeleide en voldoende menselijk evenwicht’. In deze bundel klinkt vooral de kreet van een opstandig mens die het geestloze van een onnatuurlijke samenleving afwijst. Zijn taal is ofschoon irrationeel, veeleer symbolistisch. Lorca, evenals de Afrikaanse dichter Leopold Senghor in zijn bittere aanklacht ‘New York’, eist de rechten van de irrationele, niet technische waarden op. Daarom zoekt hij zijn toevlucht in de negermuziek en de Cubaanse dansritmen. Wat de a-logische dictie verklaart. Deze merkwaardige bundel kan men nu ook in het Nederlands lezen. L. Tournier is er in geslaagd de innerlijke spanningen van het ritme, zelfs de kracht van de oorspronkelijke woordassociaties in onze taal om te zetten. Bij vergelijking met de oorspronkelijke tekst, wordt het duidelijk, dat hij vanuit Lorca's ziel heeft gewerkt. Tournier heeft in onze taal een nieuw meesterwerk geschapen, zonder Lorca geweld aan te doen. De uitgave werd verlucht met suggestieve tekeningen van Corneille.
J. Du Bois
| |
Oesterreichische Lyrik nach 1945 - S. Fischer Verlag, Frankfurt/M. 1960, 83 pp., D.M. 1,80.
De inleider Ernst Schönwiese waarschuwt vooraf, dat deze bloemlezing niet representatief is voor de hedendaagse Oostenrijkse lyriek in haar geheel, daar zij zich beperkt tot dichters die ná 1945 begonnen te publiceren. Uiteraard geldt voor het hele Duitse gebied dat deze dichters niet noodzakelijk alle tot de jongste generatie behoren: velen werden onder de oorlog tot zwijgen gedwongen. Reikt de faam van enkelen, zoals Paul Celan, Ilse Aichinger of Christine Busta, reeds ver over de grenzen, andere betekenen voor buitenlanders een ontdekking. Onder de 28 aanwezige noemen we: Friedrich Bergammer, Thomas Bernhard (1931 in Nederland geboren), Johann Gunert, Franz Kiesling, Christine Lavant. Oostenrijk wordt terecht de ‘lyrische Provinz’ genoemd; het heeft
| |
| |
alle vernieuwingen geïntegreerd in een sterk vormgevoel. Men kan dit traditie-bewustzijn noemen, maar dan voor het essentiële, naar het woord van Siegfr. Melchinger, dat trots alle revoluties de mens zijn smart in tranen en zijn jubel in gelach blijft uitdrukken; in plaats van een poëtische revolutie kende Oostenrijk een verdiepende evolutie. Een kostbaar boekje tegen een spotprijs.
A. Deblaere
| |
Hoffmann, E.T.A., Lebensansichten des Katers Murr. - Hoffmann's Poetische Werke Bd. 9, Walter de Gruyter & Co, Berlin, 1960, 410 pp.
In de elegante uitgave van Hoffmanns werken brengt dit deel een van de meesterwerken der romantiek, voltooid in 1819. Een renaissance van deze schijnbaar geschiedenis geworden letterkunde staat voor de deur: de zwarte humor van de sympatieke hypocriet Murr, het bewuste wilde gevoel en het fantastisch surrealisme in de historie van kapelmeester Johannes Kreisler zijn modern. De hedendaagse lezer moet wennen aan het natuurlijke ritme van een stijl uit het voetgangerstijdperk, maar leert dan ook opnieuw het vergeten genot van de schakeringen in de ironie en de onverbiddelijke mensenkennis.
A. Deblaere
| |
Herz tröste dich. Ein Hausbuch deutscher Lyrik. Einführung v. Karlheinz Schmidthüs. - Herder, Freiburg i.B., (1961), 606 pp., geb. D.M. 16,80.
Wie vindt niet graag, na bewogen dagwerk of in de kalmte van een regenzondag, enkele mooie gedichten terug, die zo raak onze eigen menselijke toestand uitdrukken, omdat ze zo schoon gezegd zijn? Herders nieuw leesboek (voor ná de schooljaren!) biedt 600 van de beste gedichten, buiten enkele liturgische hymnen of middeleeuwse mystiek alle uit het Duitse taalgebied. Goede ordening, en ook goede registers maken het terugvinden gemakkelijk. Zeer welkom zijn, naast de oude parels van de barok, Goethe of de romantiek, de overvloedige stukken van onze eeuw, van Rilke of Trakl, Georg Schneider of Gottfried Benn, Paul Celan of Günther Eich, enz.
A. Deblaere
| |
Remarque, Erich Maria, Der Himmel kennt keine Günstlinge. Roman. - Kiepenheuer & Witsch, Köln - Berlin, 351 pp., 1961. D.M. 16,80.
Dit is de jongste roman van de schrijver die tussen de twee oorlogen plotseling beroemd werd met Im Westen nichts Neues. Hij heeft intussen heel wat boeken geschreven; bij lezing van het boven vermelde voelt men onmiddellijk de vakman, de geroutineerde romancier. Het verhaalt de ontmoeting van een autorenner, die toevallig een vriend in een sanatorium bezoekt, en een t.b.-patiënte in datzelfde sanatorium. Als hij het sanatorium verlaat, vlucht zij met hem. Het wordt een eigenaardige verhouding, die eindigt met de dood van de auto-racer en de terugkeer van de patiënte in het sanatorium, waar ook zij spoedig sterft. Het is een illusie- en troosteloze roman van moderne mensen, die hunkeren naar ‘geluk’, zich vastklampen aan het ogenblik en overtuigd zijn van het tevergeefse van alles. Remarque heeft deze levenssfeer en deze mensen met doordringende helderziendheid beschreven, de wat cynisch oppervlakkige Clerfayt, de auto-renner, en de grillige, doch dieper voelende en opstandige patiënte, Lillian Dunkerque.
J. van Heugten
| |
Expressionismus. Literatur und Kunst 1910-1923. Katalog v. Paul Raabe und H.L. Greve, unter Mitarbeit v. Ingrid Grüninger, hrsg. v. Bernhard Zeller. - Verlag Albert Langen, Georg Müller, München, 1960, 349 pp.
Nu het expressionisme zelf geschiedenis is geworden, verzamelde men voor het eerst zijn verspreide en verbrokkelde elementen in een grote tentoonstelling, welke vorig jaar plaatsvond in het Schiller-Nationalmuseum te Marbach. De catalogus van deze tentoonstelling, volmaakt in zijn genre, is het beste analytische documentenregister, dat over het expressionisme bestaat. Hij laat synthese en waardeoordeel aan de lezer over, geeft echter zeer veel waardeoordelen van tijdgenoten. Een mijn van data, feiten en gegevens, voortaan onontbeerlijk voor de studie van deze kunstbeweging; het massieve materiaal werd helder geordend.
A. Deblaere
| |
Antoine, André, Meine Erinnerungen an das Théâtre-Libre. - Henschelverlag, Berlin-Ost, 1960, 311 pp., geb. D.M. 12.50.
De betekenis van deze reeds in 1921 gepubliceerde herinneringen hoeft niet meer uitvoerig belicht te worden. De theaterliefhebber kent de pioniersarbeid die deze eenvoudige man van een ongewoon amateur tot een nog ongewoner theaterdirecteur deed evolueren. Met hem eindigt de
| |
| |
19e-eeuwse toneeleeuw. Hij lanceert nieuwe auteurs, schept een nieuwe speelstijl, ontwerpt een nieuwe theatersfeer, creëert de regisseursfunctie, ontwikkelt de liefde voor de talrijke details die een opvoering tot een sluitend geheel maken. Deze figuur fascineert nog steeds de Oostduitse theatermilieus, die zich inbeelden een vergelijkbaar identieke artistieke revolutie op hun terrein te hebben doorgevoerd. Toch brengt het nawoord niet al te veel politieke propaganda; wel rangschikt men Augier en Dumas ongeschakeerd bij de oude pruiken, ondanks hun duidelijk sociaalkritische aspecten, die echter niet het proletariaat als milieu kozen, en even gretig grijpt men voor eigentijdse commentaar naar de Berlijnse Antoine-epigoon Dr. O. Brahm, een onvervalst en ook in zijn theaterbedrijvigheid compromisloos socialist. De slotindruk is wel dat men deze heruitgave vooral om het theater-historische belang heeft bezorgd, maar de grondtoon blijft steeds deze: zoals miskenning of bekamping de uiteindelijke zege van de revolutionair Antoine niet hebben kunnen tegenhouden, zal de overwinnig ook het huidige socialistische realisme eens te beurt vallen.
C. Tindemans
| |
Mair, G.H., and A.C. ward, Modern English Litterature. 1450-1959. - 3rd ed. London, 1960, Oxford University Press., 280 pp., Home University Library, 27.8 Sh. 6 d.
Mair's populaire handboekje over ‘moderne’ Engelse literatuur (beginnend bij de Renaissance) kwam reeds uit in 1911, en is nu door Ward voorzien van twee aanvullende hoofdstukken over de literatuur van deze eeuw. Het oordeel van de eerste schrijver is veilig en trefzeker maar een beetje uit de tijd, terwijl Ward's hoofdstukken het best met het woord konservatief bestempeld kunnen worden. Het is jammer dat zijn kommentaar op de jongste ontwikkeling in de Engelse literatuur vrijwel uitsluitend negatief is; de lezer wordt er niet mee geholpen. De dichter Hopkins, algemeen erkend als de vader der moderne poëzie, wordt nauwelijks vernoemd. T.S. Eliot's invloed wordt rampzalig genoemd. Voor de rest is het een zakelijk, leesbaar en goedkoop boekje.
E. Bolsius
| |
Maclean, A.D., (Ed.), Winter's Tales 6. - MacMillan, London, 1960, 321 pp., 21 sh.
Het korte verhaal vraagt niet alleen een vakman, wil het echt slagen; het vraagt ook een literaire fijnproever om op zijn juiste waarde geschat te worden. Wie deze zesde serie verhalen alleen ter hand neemt omdat hij geen tijd heeft voor een normale roman en alleen maar fictie lezen wil waarin wat gebeurt, komt hier bedrogen uit. Stuk voor stuk zijn het minutieus uitgevoerde etsen, waarbij het interessant is op te merken hoe iedere ets in geheel eigen stijl is uitgevoerd. De collectie bevat o.m. een bijdrage van de bekende Ier Liam O'Flaherty, alsook van twee bekeerlingen, Gabriel Fielding en Muriel Spark.
W. Peters
| |
Gallico, Paul, Too many Ghosts. - Michael Joseph, London, 1961, 272 pp., 16 sh.
Pantoffels vliegen door de zalen van het oude kasteel, periodiek verschijnt een non nergens vandaan, op een gegeven ogenblik wordt er op een onzichtbare harp gespeeld, enz. Er komen detectiven aan te pas, alsook geestelijken die door exorcismen de zaak proberen op te lossen: enfin, gaat u maar door. Het is zoals de titel zegt: er zijn te veel spoken, en het zijn bijna alleen maar spoken die de aandacht vragen. Maar voor spookliefhebbers is het mogelijk interessante lectuur: ook in dit nieuwe genre kan Gallico ons niet bekoren.
W.P.
| |
Geschiedenis
Luykx, Theo, De grafelijke financiële bestuursinstellingen en het grafelijk patrimonium in Vlaanderen tijdens de regering van Margareta van Constantinopel (1244-1278) (Verh. Kon. VI. Acad. Wet. Letteren en Schone Kunsten van België, Klasse der Letteren, Verh. no. 39). - Paleis der Academiën, Brussel, 1961, 494 bl.
De schrijver van Johanna van Constantinopel, gravin van Vlaanderen en Henegouwen. Haar leven en regering, dat in 1946 verscheen, bezorgt ons hier een lijvige wetenschappelijke studie over het beheer der financiën onder haar zuster en opvolgster. Eerst toont hij aan dat de kanselier stilaan alle bevoegdheid in financiële kwesties verloor ten gunste van de ontvanger-generaal en een groep clerici; Filips van Broekburg, de eerste ontvanger-generaal, heeft aldus gedurende 25 jaar een belangrijke rol gespeeld in de financiële politiek van de gravin. Nauwgezette berekeningen brengen er
| |
| |
de auteur toe de geldelijke uitgaven van de gravin gedurende haar 34-jarige regering op ongeveer twee miljoen ponden te schatten. De inkomsten uit het graafschap Vlaanderen volstonden niet om deze uitgaven te dekken; daar Johanna echter ook gravin van Henegouwen was, in persoonlijke unie, en daar dit graafschap de helft van Vlaanderen opbracht, kon de gravin haar budget in evenwicht brengen. Eén feit staat vast: bij haar troonsbestijging had zij een som van 164.000 Vlaamse ponden te betalen, terwijl haar zoon, Gwijde van Dampierre, die haar in 1278 in Vlaanderen opvolgde, slechts een schuld van 72.000 ponden had in te lossen. Vermelden wij nog ter vergelijking dat de koning van Frankrijk in 1202 viermaal zoveel inkomsten had en dubbel zoveel uitgaven. Deze degelijke studie is gevolgd door 150 bladzijden bijlagen en een register van de persoons- en plaatsnamen.
M. Dierickx
| |
Simon, A., Réunions des Evêques de Belgique, 1868-1883, Procès-Verbaux. - Ed. Nauwelaerts, Leuven, 1961, 174 pp., ing. Fr. 160.
Willequet, Jacques, Documents pour servir à l'histoire de la presse belge, 1887-1914.- Ed. Nauwelaerts, Leuven, 1961, 88 pp., ing. Fr. 80.
Twee nieuwe publikaties van het Interuniversitair Centrum voor Hedendaagse Geschiedenis, waarvan wij in een vorig nummer het belang onderstreepten. Al wie enigszins op de hoogte is van de Belgische binnenlandse geschiedenis, kent de vaak beslissende rol van de bisschoppen in ons openbaar leven. A. Simon publiceert hier de proces-verbalen van de gezamenlijke bijeenkomsten der bisschoppen tijdens het episcopaat van kardinaal Dechamps (1868-1883). Zijn uitstekende werkgewoonte getrouw, heeft de onvermoeibare Simon de teksten ingeleid met een heldere synthese van de Belgische geschiedenis en van de rol der bisschoppen tijdens de betreffende periode. Men notere dat Simon vroeger reeds de proces-verbalen publiceerde voor de periode 1830-1867. - De pers, waarvan het belang voor de hedendaagse geschiedenis geen betoog behoeft, is in België een nog bijna onbekend terrein. Uit de archieven van het Ministerie van Buitenlandse Zaken - het enig Belgisch departement dat voor de 19e eeuw een behoorlijk archief bezit - en van het Auswärtiges Amt te Bonn heeft J. Willequet een reeks documenten opgediept en gepubliceerd die kostbare gegevens bevatten betreffende perscorrespondenten, redacteurs, oplage, invloed en betekenis der bladen, de achtergrond van sommige perscampagnes, enz. Hij bezorgde de historici hiermede een nuttig werkinstrument.
K. Van Isacker
| |
Propyläen-Weltgeschichte. Eine Universalgeschichte, onder leiding van Golo Mann. X. Band: Die Welt von heute. - Propyläen-Verlag, Berlin-Frankfurt-Wien, 1961, 699 pp., talrijke krtn., pltn., facsimilés, D.M. 68.-.
Voor het begrijpen van onze tijd zouden wij dit boek bijna onontbeerlijk durven noemen. Het loopt hoofdzakelijk over de jaren 1945-1960. In het hoofdstuk Chinesische Revolution toont Wolfgang Franke aan, dat de huidige communistische revolutie in China niet een voorbijgaand fenomeen is, maar als het ware de bekroning van honderd jaar revolutie, een pogen van China om ‘westers’, d.i. wetenschappelijk en industrieel te worden, en zijn eigen meester, al is niet alles van blijvende waarde in de huidige revolutie. De bekende Indiase historicus Panikkar schreef het hoofdstuk Neue Staaten in Asien und Afrika, waarbij hij weinig zegt over zwart Afrika: ofschoon Westerlingen niet alles zullen onderschrijven, werpt deze kijk van een Aziaat heel wat licht op het huidige gebeuren, en zo treft zijn herhaalde affirmatie dat de intellectuelen van Azië en Afrika meer schrik hebben voor een nieuwe vorm van kolonialisme dan voor het communisme. Hugh Seton-Watson behandelt de Sovjet-Unie en de staten achter het IJzeren Gordijn sereen, zakelijk, met tal van interessante details, maar toch o.i. niet diep genoeg. Jacques Freymond toont hoe de Atlantische Wereld - West-Europa en Noord-Amerika -, de zgn. vrije wereld, dichter aaneensloot naarmate de dreiging van het communisme groter werd. Hubert Herring laat duidelijk aanvoelen dat in het gistende Lateinamerika heute het geval Cuba wel navolgers zal vinden. Dan gaat vijftig bladzijden lang de geschiedfilosoof Raymond Aron zich bezinnen op onze tijd en besluit dat de mensen het oude diplomatieke spel met andere middelen voortspelen in een totaal gewijzigde wereld, terwijl zij zich wapenen voor een vernietigingsoorlog, zodat het gevaar dreigt dat een verkeerd maneuver de ondergang kan veroorzaken. Daarop volgen nog hoofdstukken over de tweede indus- | |
| |
triële omwenteling, de internationale syndicale beweging, en over gemeenschap en cultuur.
Gabriel Marcel schreef een suggestief hoofdstuk over het religieuze denken in de huidige wereld. Een synoptisch historisch overzicht en een uitvoerig namen- en zaakregister besluiten dit luxueus geïllustreerde boek. Samenvattend: in hun bedoeling, niet een nauwgezette opsomming te geven van alles wat de laatste vijftien jaren op alle domeinen is gebeurd, maar een inzicht te geven in de hoofdgebeurtenissen, zijn de auteurs ten zeerste geslaagd.
M. Dierickx
| |
Landen en volken
Keller, Werner, Oost minus West = Nul. Vertaald. - La Rivière & Voorhoeve, Zwolle, 450 pp. Geïllustreerd, f 19,50.
Werner Keller had enige jaren geleden succes met zijn boek ‘De Bijbel heeft toch gelijk’. Daarna verscheen van hem het boven genoemde boek met de eigenaardige titel, waarin heel de bedoeling van de auteur ligt opgesloten. Het is een overzicht van de geschiedenis en wording van Rusland en wel zó, dat heel de groei van het land tot een der eerste grootmachten te danken blijkt aan het Westen. Rusland heeft altijd ontvangen en genomen van het Westen, niet het minst Sovjet-Rusland, dat door zijn alomvattend spionage-systeem het Westen afroomt en zo een macht heeft opgebouwd, die de vrije wereld met schrik vervult. Het is een boeiend werk dat getuigt van een immense belezenheid en geinformeerdheid. De helft van het lijvige boek houdt zich bezig met het Rusland van Lenin tot en met Chroestsjef. Alles wordt gezien vanuit een bepaalde gezichtshoek en beschreven met de bedoeling het Westen te waarschuwen. Dit geeft het overigens belangrijke en boeiende werk natuurlijk een zekere eenzijdigheid. Talrijke foto's, kaarten en tekeningen illustreren de tekst.
P. van Alkemade
| |
Houben, J.J., e.a., De Oosterse Mens. - Desclée de Brouwer, Brugge, 1961, 134 pp., Fr. 96.
Het Centrum voor de studie van de Mens (Antwerpen) biedt in dit boek vier voordrachten uit het jaar 1956, te Antwerpen gehouden door vier hoogleraren, respectievelijk over het Islamisme (Houben), het Boeddhisme (Lamotte), het Confucianisme (Mullie) en het Hindoeïsme (Scharpé). De bedoeling van de voordrachtgevers was het beeld te tekenen van de mens in deze vier vormen van het Oosters gedachtenleven. De inleiding en het nawoord zijn van Prof. Dr. R. Dellaert; deze heeft (enigszins moeizaam) getracht eenheid te brengen in de onderscheiden vrij ongelijke uiteenzettingen. Het beroep op de vier periodes van de Westerse cultuur-geschiedenis, waarbij de Islam aan het conservatisme van het oudste Westen zou herinneren, het Boeddhisme aan de mystiek der Middeleeuwen, het Hindoeïsme aan het ethisch idealisme der XVIIIde eeuw, en het Confucianisme aan het irrationalisme van de XIXde eeuw, lijkt ons inderdaad, zoals de inleider gevreesd heeft ‘vatbaar voor kritiek’. Heeft het veel zin op een dergelijke wijze het ‘passieve’ Oosten te vergelijken met het ‘vitaal-actieve’ Westen? Is het niet wijzer zich te houden aan het bekende woord van Kipling: ‘East is East and West is West; and never the Awaine shall meet’? Was het niet mogelijk geweest te zorgen voor een uniforme schrijfwijze van woorden als Bouddhisme), Sakyamuni (waarom het hybriede Câkyamoeni)?
J. De Fraine
| |
Rüge, Gerd, Gespräche in Moskau. - Kiepenheuer & Witsch, Keulen en Berlijn, 1961, 358 pp., D.M. 16,80.
De laatste jaren is men meer aandacht gaan besteden aan het gewone dagelijkse leven van de mens in de Sovjet-Unie. Cfr. S. Belfrage A Room in Moscow, H. Pörzgen, So lebt man in Moskau, en K. Meihnert, De Sovjet-mens. Gerd Ruge's boek bestaat uit drie delen. In het eerste geeft hij een aantal gesprekken weer, in Moscou gevoerd, tussen verschillende burgers onder elkaar; in het tweede beschrijft hij zijn eigen contact met de sovjet-mens, vooral met culturele kringen, en ten slotte voert hij ons mee op reis door een stuk onbekend Siberië. Het laatste deel is dan ook het interessantste. Het eerste doet een beetje eigenaardig en minder reëel aan, het tweede wordt door zijn gesprekken met literatoren en musici op vele plaatsen te gespecialiseerd. Pas wanneer hij uit die sfeer geraakt, boeit hij1 een bredere lezersschaar. Ruge, die in 1956 als correspondent van de Westduitse radio-omroep naar Rusland werd gestuurd en er tot 1959 verbleef, bezit een aangename verteltrant en weet scherp te analyseren.
A. Van Peteghem
| |
| |
| |
Psychologie
Guardini, Romano, Mijn ik en het goede, vert. A. Monshouwer. - Lannoo, Tielt, 1961, 132 pp., Fr. 38.
Deze ‘brieven over levensvorming aan volwassenen’ raken op de fijnzinnige manier die R. Guardini eigen is, de kern van ons zedelijk en religieus leven: het goede, het geweten en de zelfinkeer of de ingetogenheid. Over het geweten en het goede schrijft men gewoonlijk objectief, van buitenuit. Wat men er dan over schrijft raakt de lezer als het ware niet existentieel. Guardini verstaat de kunst om die werkelijkheden van binnenuit, vanuit de concrete beleving en ervaring te beschrijven. Zo nodigt hij onvermijdelijk tot zelfinkeer en persoonlijke inzet.
J. Vercruysse
| |
Braütigam, Dr. Walter, Psychotherapie in Anthropologischer Sicht. - Ferdinand Enke Verlag, Stuttgart, 1961, pp. 202, D.M. 29.
De mens in de Ik - Gij verhouding is het eigenlijke onderwerp van deze studie. De schrijver beklemtoont, dat de antropologie niet alleen de ideeën omtrent de psychotherapie bevrucht, maar dat vanuit de psychotherapeutische praktijk ook de antropologie wordt verrijkt. Braütigam neemt geen genoegen met de Freudiaanse inzichten over het onbewuste in de mens; hij breidt dit begrip uit met determinanten vanuit de actuele situatie en de latentie van het toekomstige. Hij assimileert de overtuigingen van Von Gebsattel en Binswanger met betrekking tot de psychotherapeutische situatie, en betoogt dat in de relatie arts - patiënt - behalve driftmatige - ook geestelijke inhouden een rol spelen. Het is de auteur stellig niet ontgaan, dat genezing door psychotherapie tevens betekent integratie in een gemeenschap: ‘Angenommen sein in einer Gemeinschaft und Annehmen ihrer Werte’. Tenslotte vraagt hij zich af of - gezien de pathogenie van huidige maatschappijpatronen de behandeling van bepaalde klachten en verschijnselen niet bij voorkeur in groepssetting moet gebeuren. Een en ander wordt geïllustreerd aan de hand van een casuïstiek. Hoewel het taalgebruik van de schrijver niet altijd even duidelijk en gelukkig is, kan dit boek toch worden aanbevolen aan hen die zich wensen te bezinnen op de psychotherapeutische relatie en op de relatie arts - patiënt in het algemeen.
J.J.C. Marlet
| |
Schwarz, E., Am Wendepunkt. Weltbild und Mensch im Atomzeitalter. - E. Klett Verlag, Stuttgart, 1960, 285 pp., D.M. 19.80.
In het eerste deel van dit boek onderzoekt de auteur de fundamentele vernieuwingen opgetreden in het wereldbeeld van de natuurwetenschap, waarbij bijzondere nadruk valt op de finaliteit. In het tweede gedeelte bestudeert hij het menselijk bestaan in deze tijd. Hierbij gaat hij uitvoerig in op de tegenstelling tussen Oost en West en op de problemen van de democratie. Het is een centrale gedachte van dit werk, dat de beoefenaars van de wetenschap ook een bijzondere verantwoordelijkheid moeten dragen voor het politieke beleid. Zij moeten een elite vormen met een eigen verantwoordelijkheid voor de gemeenschap. Fel critisch tegen de kerken, erkent de auteur de hoge waarde van de christelijke idealen. De schrijver, die filosofie en chemie studeerde, legt in dit werk, dat na een lange loopbaan werd geschreven, getuigenis af van zijn eigen verwerkelijking van het ideaal dat hij anderen voorhoudt: de doorbreking van een al te enge concentratie op een sector van wetenschap in een zich openen voor de grote belangen der mensheid.
J.M. Kijm
| |
Kunst en cultuur
Blanken, E.M., Haalebos, F.C., Kiestra, L., Stibbe, Mr. M., Kindertekeningen; kinderen uiten zich in kleur en vorm. - W. de Haan N.V., Zeist, 1961, 204 pp., geïll.
In de Phoenix-pocket Kindertekeningen hebben vier auteurs, die bijzonder goed op de hoogte zijn van het onderwijs, een prachtige collectie kindertekeningen bij elkaar gebracht en uitstekend ingeleid. Een historisch overzicht over het tekenonderwijs wordt gegeven, de waarde van het tekenen voor de andere leerstof, maar ook vooral voor het leven, wordt naar voren gebracht en het onderwijs in het tekenen op verschillende scholen wordt toegelicht. Daar deze onderwerpen rijk geïllustreerd zijn is dit mooie boek een verrijking voor de vakliteratuur over kindertekeningen.
C. de Groot
| |
| |
| |
Combarieu, J. en dumesnil, R., Histoire de la musique, t. 5: Première moitié du XXe siècle. - A. Colin, Parijs, 1960, 552 pp.
Wie zich interesseert voor moderne muziek zal er in dit boek een nauwkeurig idee van krijgen. De niet-Franse muziekscholen worden op beknopte en verstandige wijze besproken, met langere paragrafen over componisten zoals Prokofiev, Bartok, Hindemith, Villa-Lobos, en zelfs over jazz. Maar drie vierden van het boek zijn gewijd aan de muziek in Frankrijk, en deze hoofdstukken zijn alles behalve beknopt: ellenlange lijsten van componisten en werken die de moeite niet lonen. Hierdoor geeft het boek een overladen indruk, terwijl de behandelde periode nochtans interessant genoeg was. Stavinski en de dodecafonisten zijn behandeld in het vorige deel van de serie. Nuttig ook als referentiewerk.
A. Grammens-Sandoz
| |
Dunwell, Wilfrid, The Evolution of Twenthieth Century Harmony. - Londen, Novello, 1960, 240 p., 35 s.
Dit boek is niet voor de amateur bedoeld. Het is de verdere uitwerking van een thesis, en geeft een zeer diepgaande studie van de ontwikkeling der harmonie. Het eerste deel, ‘transition’, is eigenlijk een lange inleiding tot het tweede, ‘modern methods’. Het onderwerp is fascinerend, en de auteur beheerst het volkomen. De muzikale voorbeelden zijn goed gekozen. Dit is natuurlijk een wetenschappelijke arbeid, maar niettemin hadden wij de uiteenzetting iets levendiger gewenst: zelfs ingewijden zullen het nogal droge lectuur vinden. Men moet telkens teruggrijpen naar de uitstekende voorbeelden, indien men de aandacht niet wil laten verminderen. Enkel wanneer hij het heeft over zijn lievelingscomponist, Bartok, weet schr, echt te boeien.
A. Grammens-Sandoz
| |
Politiek
Drummond, R., & G. Coblentz: Duell am Abgrund, J.F. Dulles und die Amerikanische Aussenpolitik. Uit het Engels vertaald. - Kiepenheuer & Witsch, Keulen en Berlijn, 1961, 271 pp., D.M. 16,80.
Een belangrijk boek. Dulles zal nog wel lange tijd een omstreden figuur blijven. Heeft hij zijn land succesrijk gediend, of draagt zijn politiek er mede schuld aan dat het prestige van de V.S. gedurende zijn ambtsperiode zo diep is gedaald? Een gefundeerd antwoord op deze vragen blijft moeilijk. De schrijvers van dit werk hadden de bedoeling niet een klassieke biografie te schrijven. Zij toetsen Dulles' politiek aan zijn persoonlijkheid en laten er de voor- en nadelen van uitschijnen. Ze analyseren gepubliceerde documenten, en ook - wat interessanter is - getuigenissen van journalisten en politici, die met Dulles in contact kwamen en hem konden beoordelen aan de conferentietafel of in het intiem gesprek. Zelfs als men het niet overal eens is met de opvattingen welke de schrijvers erop nahouden over Dulles' buitenlandse politiek, blijft dit een buitengewoon interessant boek.
A. Van Peteghem
| |
Archives secrètes de la Wilhelmstrasse, IX: Les armées de guerre I 18 mars - 10 mai 1940, vert. J.R. Weiland. - Plon, Parijs, 1960, 400 pp., ing. NF. 19,73.
Deze nieuwe collectie documenten van het Duitse ministerie van Buitl. Zaken handelt vooral over de aanval op Denemarken, Noorwegen, Nederland en België. In verband met deze laatste twee landen blijkt er afdoende uit dat de Duitse diplomatie er van overtuigd was dat de welhaast exclusieve troepenconcentratie langs de grens van Duitsland moest worden uitgelegd als een ‘eenzijdige’ toepassing van het neutraliteitsbeginsel dat deze landen beweerden aan te kleven. Interessant zijn verder nog het verslag van de ontmoeting Hitler-Mussolini op 18/3/40, de documenten met betrekking tot Zweden en de berichten van de Duitse ambassadeur te Washington (inz. over de ‘contacten’ met de Amerikaanse pers).
M. Grammens
| |
Varia
Rutgers van der Loeff-Basenau, An, Gideons reizen, - Ploegsma, Amsterdam, 1960, 341 pp., geïll., f 14,90.
‘Als men verre reizen doet, kan men veel verhalen’. A.R.v.d. L.-B. heeft de waarde van dit spreekwoord op een originele wijze belicht. Gideon, de zoon van een rijke, ietwat merkwaardige kunstschilder, reist met zijn vader heel de wereld rond. Het verhaal begint in Kasjmir en eindigt in Amerika, maar intussen hebben wij met Gideon Japan, Korea,
| |
| |
Australië, Noord-Afrika en Mexico bezocht De schrijfster verstaat de kunst om op ongezochte wijze de bijzonderheden van deze landen in haar verhaal te verwerken. Er blijft een gezonde spanning in haar beschrijvingen, omdat Gideon allerlei avonturen beleeft, die men met de grootste belangstelling volgt De fraaie illustraties van Jenny Dalenoord passen zeer goed in de sfeer van de verhalen, die vooral ook door de boeiende stijl wordt opgeroepen. Door de nobele instelling van de schrijfster op de problemen van het leven is dit een karaktervol boek geworden dat wij graag iedereen aanbevelen.
C. de Groot
| |
Van Dale, Groot woordenboek der Nederlandse taal. Achtste, geheel opnieuw bewerkte en zeer vermeerderde druk. Aflevering 20, 's-Gravenhage, Martinus Nijhoff, 1961, geb. f 78.
Met deze 20ste aflevering is de opnieuw bewerkte Van Dale voltooid. De omvang van deze achtste uitgave is 13% groter dan de vorige en telt 286 blz. meer. Een lange inleiding instrueert over taal, spelling, leestekens etc. etc. De komende tien jaren, veronderstellen we, zal dit voor velen onmisbare boek een telkens geraadpleegde vraagbaak zijn. De Nederlandse taal ligt, wat haar technische zijde betreft, voorzover dit menselijk mogelijk is, in dit kostbare werk opgesloten. Dr. C. Kruyskamp, de hoofdredacteur, heeft alle eer van zijn werk.
R.S.
| |
Wie, Wat, Hoe in de Televisie? - Katholiek Televisie- en Radiocentrum, Brussel, 1961. 96 pp., geïll., K.T.R.C., De Vergniesstraat 41, Brussel, Fr. 35.
Het boek bevat de tekst van veertien referaten, die gehouden werden op de Antwerpse Studiedagen van het Katholiek Televisie- en Radiocentrum op 22 en 23 april 1960. Belangwekkend vooral omdat de specialisten, die zelf dagelijks actief televisie bedrijven (D. Waterschoot, M. Grypdonck, P. Vandenbussche, A. De Clercq, L. Schollaert, V. Van Kerkhove, J. Coolsaet, J. Van Liempt, F. Robberechts, B. Janssens, M. Liebrecht, J. Van Eetvelde, M. Balfoort) hier een realistisch beeld bieden van onze concrete Vlaamse Televisie, met haar typische kwaliteiten en gebreken. De bijdrage van Prof. Hulpiau, waarmee deze bundel aanvangt, is een merkwaardig-positieve benadering van de problematiek der televisie, gezien vanuit het standpunt van de katholiek in ons land.
A. Cauwelier
| |
Napoli Prario Lucy, Drie witte sluiers. Vert. - N.V.U. Pax, 's-Gravenhage, 1960, 224 pp., f 8,90.
Dit boek verhaalt 't leven van markiezin Alessandra di Rudini, een in Italië gevierde aristocrate, die na de dood van haar man de geliefde van Gabr. d'Annunzio werd, tot inkeer kwam en carmelietes werd te Paray-le-Monial. Een merkwaardige figuur, die onlangs ook door Bernard Verhoeven beschreven werd. Het boek van de Italiaanse auteur is een vie romancée, dat zich echter nergens van de historie verwijdert. Allerlei bronnen, brieven, mondelinge verhalen, dagboeken etc. hebben de schrijfster ter beschikking gestaan. Dit veel bewogen leven laat zich inderdaad lezen als een roman uit feodale tijd, toen de kloof tussen Herrschaften en bedienden nog zeer breed was. Alessandra, die zeer intelligent en energiek was, verliest haar geloof, komt echter nooit los van God, tot zij een reis naar Lourdes maakt, waar zij het geloof terug vindt, en van dan af rust zij niet, tot de kloostermuren haar hebben ingesloten. Een merkwaardig leven, dat van het laagste naar het hoogste streefde en dit wist te bereiken.
J. van Heugten
| |
Walker, Kenneth, The Unconsrious Mind. - Rider and Company, London, 1961, 256 pp., 21 sh.
Allerhande paranormale verschijnselen worden door schr. gerapporteerd; menigmaal doet hij denken aan de journalist, wanneer hij bepaalde experimenten op het terrein van spiritisme of telepathie beschrijft; hij observeert en analyseert, maar helaas blijft het hier te veel bij. Het is begrijpelijk dat hij uiterst voorzichtig voortschrijdt op het moeilijke terrein van de parapsychologie, vooral omdat hij heel evident te weinig filosoof, te weinig psycholoog en ook te weinig theoloog is om ooit tot een ook maar enigszins bevredigende verklaring te komen. Men ervaart onwillekeurig dat de chirurg, die schr. is, ook maar beter doet zich te beperken tot rapporteren. Het boek is daarom erg onbevredigend, en blijft ver achter bij het onlangs verschenen Hidden Springs, dat hetzelfde terrein bestrijkt.
W. Peters
| |
Union Romaine de l'ordre de Sainte Ursule. - Lescuyer, Lyon.
Naar aanleiding van het vierde eeuwfeest der Zusters Ursulinen heeft de Romeinse Unie dezer kloosterlingen een rijk geïllu- | |
| |
streerd boek uitgegeven met tekst van Claude Mondésvert S.J. en Henri de Lubac S.J. De illustraties leiden de lezer langs de voornaamste huizen der orde over de gehele wereld en de tekst spreekt hem over de geest en het ideaal der orde. Het werk is verkrijgbaar bij het Provincialaat te Boxtel (naar keuze Nederl., Franse of Engelse tekst. f 10).
R.S.
| |
Russell Brain, Some reflections on genius. And other essays. - Drawings by Norman Smith, London, 1960, Pitman Medical Publishing Co. VII + 192 pp., 30 s. net.
Sir Russell Brain is een medicus die onderhoudend kan schrijven over van alles en nog wat. Het resultaat is dit vrij dure boek, een verzameling opstellen die getuigen van speurzin en originaliteit. Veel gemeenschappelijks valt er niet aan te ontdekken, al wordt elk onderwerp benaderd vanuit medisch-wetenschappelijk standpunt. 5 van de 14 essays handelen over Dr. Johnson en werpen weer nieuw licht op deze veelbesproken 18e eeuwse figuur. Een aardig opstel over Grock wordt gevolgd door een onsamenhangend verhaal over Epstein. De auteur is o.i. het beste als hij zich niet te diep in theoriën begeeft. Op p. 173 merkten wij enkele storende onjuistheden op in de aanhaling uit Hopkins en het kommentaar van Edith Sitwell.
E. Bolsius
| |
Longford, Lord, The Idea of Punishment. - Chapman, London, 1961, 104 pp., 10 sh. 6 d.
De auteur, die niemand anders is dan de bekende bekeerling Pakenham, geeft hier een aanvulling op zijn werk van 1958, getiteld The Causes of Crime. In een helder, evenwichtig betoog richt hij zich tegen veel slordig en sentimenteel denken over de zin van het straffen der misdadigers. Nieuwe gezichtspunten biedt schr. niet; hij bedoelt enkel de traditionele, gezonde leer nog eens te laten horen in een tijd waarin ook op het terrein van het toedienen van een rechtvaardige straf allerlei verwarring heerst.
W. Peters
| |
Bronowski, J., Science and Human Values. - Hutchinson, London, 1961, 96 pp., 12sh. 6 d.
De drie hier bijéén gebrachte opstellen zijn zeer waardevol om de bewogenheid en helderheid waarmede een zeer belangrijk probleem aan de orde wordt gesteld; zij zijn echter weinig bevredigend uit het oogpunt van de voorgestelde oplossing. Het uitgangspunt van deze opstellen is de ervaring van de schrijver wanneer hij de puinhopen van Nagasaki bezoekt; dit maakt hem bang voor de macht die science kan uitoefenen, zodra deze is losgemaakt uit het geheel van het menselijk bestaan. Schr. poogt dan aan te tonen dat er geen kloof behoeft te bestaan tussen de exacte wetenschappen en kunst en letteren, en dat in diepste grond zij beide de vrucht zijn van het creatieve in de mens.
W. Peters
| |
Granger, Gilles-Gaston, Pensée formelle et sciences de l'homme (Analyse et raisons). - Paris, Aubier Montaigne; Ed. Universelle, Brussel, 1960, 228 pp., B. Fr. 185.
Dit boek wil een proeve zijn van wetenschappelijke filosofie. In tegenstelling met de fenomenologische beschrijvingen die vandaag in de mode zijn wanneer het er om gaat objecten te bestuderen als linguistiek, economie, psychologie, sociologie, zou de schrijver hier graag een formeel verantwoorde en mathematiserende methode gebruikt zien, en geeft hij daarvoor een reeks voorbeelden, zoals de studie van de semantiek, van de verhouding tussen spraak en geschreven taal, van het wedden, van de gedraging en het moreel bij soldaten in een oorlog, van het beheersen van ‘queue's’ in een samenloop van personen. - Het boek veronderstelt een grondige vertrouwdheid met de wetenschappen in kwestie en met sommige abstracte gedeelten van de mathesis.
M. De Tollenaere
| |
Hoogte, Albert van der, Ballade van de oude stad. - Uitg. Contact, Amsterdam, Antwerpen, 166 pp., 1960, f 5,90.
De auteur die reeds enige verdienstelijke romans op zijn naam heeft staan, heeft zich in deze roman aan een Dostojefkiaans onderwerp gewaagd. Een stakkerig mannetje, dat zich kunstenaar voelt en telg van een patriciërsgeslacht, zucht onder een huwelijk met een bazige, wat vulgaire vrouw en komt ertoe deze te willen vermoorden. Als zij op de derde etage een raam staat te zemen en hij de deur der kamer plotseling opent, stort zij toevallig naar beneden. Hij meent schuldig te zijn en geeft zich aan als de moordenaar. De politie echter denkt er anders over. De roman is niet zonder verdienste; het kleinburgerlijk milieu is goed beschreven. Er zou echter een ongewoon talent nodig zijn om dit ontstellende ge- | |
| |
geven overtuigend en diep menskundig te behandelen. Men denkt aan Raskolnikof en dan blijkt de afstand al te groot. Een roman die er zijn mag, doch niet geheel overtuigt en te zwak is in psychische motivering en in algemene omlijsting.
J. van Heugten
| |
Oosterse Spiritualiteit. Verslagboek van de oosterse studiedagen. - Uitg. Paters Assumptionisten te Nijmegen, 1961, f 2,50.
Dit verslagboek bevat de lezingen en toespraken die op 18 en 19 januari 1961 te Nijmegen gehouden werden en alle handelen over de spiritualiteit der Oosterse Christenen. Prof. v.d. Ploeg sprak o.a. over de spiritualiteit der Syrische monniken, Prof. Zacharias over Russische vroomheid, Prof. de Waele over het geestelijk leven in de Athoskloosters en Prof. Hendrikse O.E.S.A. over het Oosterse en Westerse vroomheidsideaal. Een belangrijke uitgave in deze tijd van eenheidsstrevingen.
R.S.
| |
Pocketboeken
Prima-boeken. Het Spectrum, Utrecht.
DAAN VAN DER VAT, De Londense wandelaar.
Een aardig boekje van de bekende Tijdcorrespondent over de moeilijk te doorgronden Engelsman.
DR. C.F.A. VAN DAM, Spaanse spraakkunst voor iedereen.
Wie zich het Spaans wil toeëigenen, zal dankbaar grijpen naar dit met kennis en zorg samengestelde boekje.
EDGAR BOHLE, Spionage op Pasen, Vert.
Een eigenaardige thriller, goed geschreven en spannend, rond het werk van geleerden, die zich bezig houden met de studie der kernenergie.
PETER CHARPENTIER, Prisma-smalfilmboek.
De ondertitel ‘Het maken van goede smalfilms voor iedere amateur’ zegt genoeg over inhoud en bedoeling van dit boekje.
P.G. WODEHOUSE, Piccadilly Jim. Vert.
Wederom een vermakelijk dwaas verhaal van de schrijver-humorist Wodehouse.
KURT SWINGER, Spionageverhalen. Vert.
Een dertiental krasse spionageverhalen, het ene al wonderlijker dan het andere.
CHARLES-NOËL MARTIN, Onze zintuigen en het onbekende. Vert.
Een uitermate merkwaardige beschouwing over de toekomst der wetenschap en der toekomstige levenshouding van de mens.
R.S.
| |
Phoenix Pockets. - W. de Haan, Zeist. N.V. Standaard Boekhandel, Antwerpen.
LAMB, H., Alexander de Grote. 1961, 226 pp., geill.
Alexander heeft enkele jaren de wereld in beroering gebracht en blijkt nog in staat de wereld voor zich te interesseren. De Amerikaanse historicus Lamb schrijft boeiend en het feitenmateriaal dat hij verwerkt is verantwoord. In de Phoenixpocket, die wederom fraai is geillustreerd, is dit alles goed tot zijn recht gekomen.
TER KUILE, Prof. Dr. E.H., De Bouwkunst van Hellas tot heden. - 1961, 234 pp., geill.
De schrijver past in zijn boek een uitstekende methode toe. Niet alleen geeft hij vele kunsthistorische bijzonderheden, maar hij schakelt ook de geschiedenis in zijn betoog in. Bovendien vergeet hij ook niet het landschap en het karakter van de mens in zijn beschouwing te betrekken. Aan de moderne architectuur worden maar weinige pagina's gewijd.
C. de Groot
| |
Elseviers reisgidsen. Midden-Italië (Toscane, Umbrië, De Marken). Midden-Italië (Latium, Campanië, Abruzzen en Molise). f 3,90 per deel.
Deze reisgidsen zijn vakkundig samengesteld, rijk geillustreerd en, wat de materiele presentatie betreft, bijzonder verzorgd.
R.S.
| |
List-Bücher. Paul List, München, 2.20 D.M.
MABEL SEELEY, Flüsternde Schatten. Vert.
Een bijzonder goed geschreven en gecomponeerde crime story.
BARBARA BONDY, Frauen der Zeit zu Fragen der Zeit.
Zes schrijfsters van naam geven hier hun oordeel over huidige tijdsproblemen, opvoeding, cultuur, generatieverschillen, etc.
R.S.
|
|