Streven. Jaargang 14
(1960-1961)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1121]
| |
ForumVragen aan het ConcilieNaast een reeds indrukwekkend aantal artikelen in vaktijdschriften, maandbladen en kranten is de laatste tijd haast elke maand een nieuw boek (of een heruitgave) verschenen met betrekking tot het Concilie. Aldus komt geleidelijk een publieke opinie tot uitdrukking, die ondanks de naar landen en personen zeer geschakeerde veelheid van opvattingen toch een opvallende overeenkomst vertoont wat de wezenlijke punten betreft. De auteurs van deze werken vragen meer decentralisatie in de Kerk en tegelijkertijd grotere internationale coördinatie. Zij vragen allen een ver doorgedreven internationalisering van de Romeinse Curie. Zij wensen een vast statuut voor leken, waarbij hun ‘recht om gehoord te worden’ canonische waarborgen zal krijgen. Zij bepleiten een blijvende dienst te Rome om de betrekkingen met de Wereldraad der Kerken te verzekeren en aldus het gesprek met de andere christenen een institutioneel karakter te verlenen. Zij verlangen allen meer beveiliging tegen machtsmisbruik binnen de Kerk, o.m. wat het recht van verdediging en beroep betreft bij censuur op wetenschappelijke theologische publikaties. Zij verlangen allen een ruim gebruik van de volkstaal in de liturgie en een aantal verdere aanpassingen op dit voor het kerygma zo belangrijke domein. Kortom, allen zien uit naar een grotere authenticiteit in de Kerk, zodat de volheid van haar genadeleven de eigen gelovigen vitaler kan aanspreken en haar gelouterde schoonheid voor de anderen meer erkenbaar kan worden. Deze eensgezindheid stemt hoopvol. De geografische begrenzing ervan wijst echter op een gevaar. Is de Kerk wel overal even concilie-gevoelig? Zijn er geen grote gebieden, waar er geen eigenlijke publieke opinie in de Kerk bestaat of althans niet voldoende gerijpt is of niet tot uitdrukking kan komen? Van de zes publikaties die wij hier kort voorstellen, zijn er vijf oorspronkelijk in het Duits geschreven en één in het Frans. Twee van de Duitse geschriften werden tevens in het Frans en het Nederlands vertaald. Oorspronkelijke Engelse, Spaanse en Italiaanse studies schijnen vooralsnog te ontbrekenGa naar voetnoot1). Zou de eensgezindheid waar we ons over verheugen, dan alleen de weergave zijn van de publieke opinie van een minderheid? En zou de meerderheid het Concilie toch meer vanuit de Christenheid dan vanuit de overal zichtbare diaspora-situatie der Kerk tegemoet zien? Wij geloven dat deze begrijpelijke argwaan niet overdreven moet worden. Gezaghebbende tijdschriften als het Italiaanse Civilta Cattolica en het Spaanse Razon y Fe geven geregeld ruime informatie aan hun lezerskring, waartoe vele kardinalen en bisschoppen behoren; sedert 1960 verzorgen de Spaanse Paters Capucijnen te Barcelona een oecumenisch nieuwsbureau met eigen publikatie (Orientation e Information Ecuménica) waardoor zij de gesloten Spaanse wereld willen helpen om de protestanten christelijker te ontmoeten. Zo zijn er nog wel andere voorbeelden te noemen. Hoopgevend is verder het feit dat de meeste publikaties geschreven zijn door uitzonderlijk gezaghebbende personen. Het Oecumenisch ConcilieGa naar voetnoot2) is samengesteld door Mgr. Lorenz Jaeger, aartsbisschop van Paderborn en lid van het secretariaat voor de eenheid der christenen. In een gedrongen stijl situeert hij het komende Concilie tegen de indrukwekkende achtergrond van al de vroegere grote Concilies. In dit perspectief schetst hij dan de geestelijke toestand van de christelijke Kerken, de mogelijkheden en moeilijkheden van een gesprek en de plicht van de rooms-katholieken | |
[pagina 1122]
| |
niets onbeproefd te laten om een klimaat van ontmoeting te scheppen. Hans Küng, de beroemde Barth-kenner en fundamentaal-theoloog aan de universiteit van Tübingen, vult het werk van Jaeger aan in zijn Konzil und WiedervereinigungGa naar voetnoot3), dat in de Duitse uitgave vereerd werd met een voorwoord van de Oostenrijkse kardinaal Franz König, lid van de centrale commissie, en in de Franse vertaling met een voorwoord van kardinaal Liénart, voorzitter van de Mission de France en eveneens lid van de centrale commissie. Küng legt de klemtoon op de vernieuwing die in de Kerk zelf nodig is om de niet-katholieke christenen minder af te schrikken. De katholieken dienen het positieve in het protestantisme als voor hen waardevol en integreerbaar te erkennen, en de protestanten moeten durven zien dat de herwaardering van de bijbel, de zin voor het lekenapostolaat en het algemeen priesterschap der gelovigen, de ontwikkeling van een meer volksverbonden liturgie en het groeiend gevoel voor een juist begrepen verdraagzaamheid werkelijkheden zijn geworden aan katholieke zijde. Trapsgewijze kan aldus de echte toenadering worden voorbereid. Eveneens vanuit de behoefte aan een dialoog met de niet-katholieke christenen zijn twee pocket-books gegroeid, die onmiddellijk voor de bredere lagen der publieke opinie bedoeld zijn. O.B. Roegele, hoofdredacteur van de Rheinischer Merkur, omschrijft als Gedanken eines LaienGa naar voetnoot4) wat de leken van het concilie verwachten. Naast de boven vermelde overal voorkomende wensen verlangt hij vooral: geen nieuw Maria-dogma, een nauwkeurig bepalen van het ‘lidmaatschap der Kerk’, de aanwezigheid van enkele leken tenminste in de commissie voor het lekenapostolaat, een bevredigende overeenkomst tussen de christelijke Kerken omtrent het probleem der gemengde huwelijken, meer grootscheepse internationale inzet der katholieken voor de ontwikkelingslanden, afbouw van de uitwassen in de ‘römische Zentralismus’ en tenslotte tijdens de voorbereiding en de zittingen van het concilie een persdienst, die deze naam waard is. Albert Brandenburg, dagelijks leider van het Johann-Adam-Möhler-Institut für Konfessions- und Diasporakunde te Paderborn, wil voor de katholieken de houding van de evangelische christenen tegenover het Concilie begrijpelijk makenGa naar voetnoot5. In een voorwoord dankt Prof. Dr. P. Meinhold, evangelisch hoogleraar te Kiel, de auteur omdat hij deze delicate taak met zoveel liefde en objectiviteit heeft vervuld. In het bestek van honderd bladzijden leidt Brandenburg zijn geloofsgenoten binnen in de organisatie van de Duitse evangelische Kerkgemeenschap en in de stromingen die daar leven. Dit kleine boekje van een der beste Duitse specialisten slaat een nieuwe bres in de eeuwenoude wal die de beide grote confessies van Duitsland scheidt. Tenslotte zijn er nog de o.i. zeer belangrijke Duitse Fragen an das KonzilGa naar voetnoot6), waarin een aantal ster-artikelen uit Wort und Wahrheit (jaargang 1960) gebundeld zijn. Zoals het een traditie wordt voor de Herder-Bücherei is ook dit deeltje uitstekend gedocumenteerdGa naar voetnoot7). Hier werd materiaal verzameld zowel om het christenvolk voor te lichten over het concilie als om de leden der conciliecommissies en de concilie-vaders een aantal duidelijk omschreven wensen van het christenvolk voor te houden. De teksten, verzorgd door de redactiestaf van het vermelde tijdschrift, zijn bijge- | |
[pagina 1123]
| |
werkt door Mgr. J. Willebrands, secretaris van het secretariaat voor de eenheid, en K. Rahner S.J., inmiddels consultor geworden van de commissie voor de Sacramenten. Als inleiding dient de herderlijke brief die het Nederlands episcopaat tot zijn gelovigen richtte om hen op het Concilie voor te bereiden - een voorbeeld trouwens dat elders navolging verdient. Op een rustige, zakelijke, doch vrijmoedige manier worden de verantwoordelijken hier op hun plicht gewezen en die plicht wordt heel concreet omschreven, al voelt men tussen de regels overal de spanning tussen het Germaanse en het Latijnse element in de Kerk. Het is een boekje dat om zijn zakelijkheid en zijn evenwicht vele vertalingen verdient. Van Franse zijde werd minder in boekvorm gepubliceerd. Naast het nieuwjaarsnummer 1961 van de Informations Catholiques Internationales, dat een uitvoerige bespreking wijdde aan de samenstelling der commissies, besteedden de twee tijdschriften La Revue Nouvelle en Evangéliser in 1959 en 1960 enkele nummers aan het Concilie. De voornaamste artikelen hieruit werden gebundeld in een geschrift onder de titel Qu'attendons-nous du Concile?Ga naar voetnoot8). In tegenstelling tot de Duitse publikaties, die vooral de ontmoeting met de protestanten onderstreepten, gaat de aandacht van de auteurs, waaronder R. Aubert, F. Houtart en J. Grootaers dienen vermeld te worden, meer naar de structuurhervormingen binnen de Kerk zelf en naar de ontmoeting met de orthodoxen. Vooraleer het Concilie in strikte zin een aanvang neemt, zullen nog vele bundels dit dossier komen aanvullen. Men mag hopen dat zij geen klachten-verzameling worden noch goedkope apostolische fantasieën, doch dat zij, zoals de voorgestelde werken, een teken zullen zijn van de wijze hoop die in de Kerk leeft, dat Gods Geest in deze tijd krachtiger dan ooit zijn Kerk vernieuwen zal. J. Kerkhofs s.j. |
|