10 jaren stijl 1917-1927
Voor nieuwe tijdschriftjes hebben we meestal een niet erg bemoedigend scepticisme. Zoo gaat ook nu we met eenige aarzeling schrijven over een nieuw maandblad, voor de moderne, beeldende kunsten onder de redactie van Théo van Doesburg. Dit blad heet ‘De Stijl’. De naam wordt den lezer in een raadseltje van blokken op den omslag opgegeven, waarvan onze zetterij geprobeerd heeft hierboven een nabootsinkje te maken.
(Haarl. Dagblad 1917).
Les artistes du ‘Stijl’ sont des cubistes purs, des cubistes qui en certain questions, veulent aller plus loin que les cubistes français, tel que le maître Pablo Picasso entre autres, dont l'euvre garde un certain caractère de plasticité.
Le ‘Stijl’ n'admet pas cela.
Le cubisme, qui a bien fait rire encore en certains milieux, n'en demeure pas moins fort vivace en dépit des attaques dont il est l'objet. Ceci mérite l'attention. Il n'entre pas dans notre idée de l'analyser ici. Nous voulons simplement constater que cette interprétation moderne de la vie, donne déjà, - en architecture par exemple - des résultats que même une profane (sans parti pris) saurait apprécier. Ceci également mérite l'attention.
Lumière. Nov. 1919.
Dat kunstenaars zich vermaken met, of zich vergeten in het opstellen en verkondigen van theorieen is de dwaasheid van den krompoot, die zich op glad ijs waagt, maar het brengt nog humor in de wereld. Dat ze echter waarachtig probeeren om in lijn en kleur en in beeldende en bouwende plastiek hunne philosophietjes te verwerkelijken is een dwaasheid, die niets beminnelijks meer heeft, omdat het 't aanzien geeft van een pretentieuse propagandakunst, waarvan de onmacht van het woord nog eens dik onderstreept wordt door die van het kunnen.
Ook deze strooming is een teeken van onzen tijd vol van tijdelijkheden, een tijd, waarin niets duurzaams schijnt, en ook deze mode zal tijdelijk blijken een zelfs bij personen, die thans met haar pronken, zal ze voorbijgaan, hopenlijk om ze te ontwikkelen, want daarvoor is bij deze rechtlijnige geaardheid no ruimte, zoo ze althans voor sommigen geen einde beteekent.
C.J. Blaauw in ‘De Telegraaf 1920.’
Das Triumphgeschrei der Stilgruppe Architektur und Malerei aus ihren eigentlichen Mitteln: ehrlich, einfach und sachlich, erscholl voll Widerhall in europäischen Ländern. Die rasche Verbreitung der konstruktivistischen Erkenntnisse ist wohl hauptsächlich eine Folge Doesburgscher Taten, dessen philosophische Gründlichkeit die neue Bewegung mächtig gedeinen liess. Hinzu kam der Umstand, dass diese Erkenntnisse gewissermassen in der Luft lagen, wie das gleichzeitige parallele Vorgehen z. B. russischer Künstler beweist. Eine Zeitschrift ‘De Stijl’ die von Theo van Doesburg selbst geleitet wurde und ein von ihm verfasstes Werk: ‘Grundbegriffe der neuen Kunst’ haben seinen Erfolg verstärkt. Theo van Doesburgs Theorien, welche m.e. viel schärfer umrissen sind als die Meinungen z. B. Mondrians, haben trotz und wegen einer gewissen Einseitigkeit - stark gewirkt.
Harry Scheibe, in ‘Form’ (1926).
Wir haben hier nur die Konstatierung zu unterstreichen, dass die Stellungsnahme Doesburgs unbeirrt und früh erfolgte: 1917 - also zu einer Zeit, in der man in Deutschland etwa das Poelzigsche Schauspiel plante.
Dr. Giedion, Zürich in ‘Cicerone’ (1927).
DE STIJL
LE STYLE
DER STIL
The STYLE
1917
1918
1919
1920
1921
1922
1923
1924
1925
1926
1927
1928