De Stijl 2 1921-1932
(1968)– [tijdschrift] Stijl, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 25]
| |
NB De Stijl
Vierde jaargang 1921
| |
[pagina 26]
| |
[advertentie] | |
[pagina 27]
| |
De Stijl
| |
[pagina 28]
| |
Het is noodig dit alles nog eens te bedenken alvorens men zich een oordeel vormt over de kubistische en neo-kubistische uitdrukkingswijzen. De schilderkunst laat zich slechts uit de schilderkunst verklaren.
De schilderkunstige harmonie, die de moderne schilders willen uitdrukken, verschilt van de ‘klassieke’ hierin: dat zij kleuren, die op groote afstanden van elkaâr liggen, kleuren van ongelijke waarde, kleuren die elkaär contrasteeren, dissonanten, tot een schilderkunstige eenheid verwerken door de verhouding van kleur tot kleur. Zoodoende realiseeren, beelden zij eenheid, esthetische evenwichtigheid.
Hebben zij nu hun kompositorischen steun verloren, omdat zij daartoe geen voorwerpen-in-geschilderden-toestand bezigen? Neen, want zij hebben het equivalent gevonden in het karakteristieke uitdrukkingsmiddel: de kleur, ïn het begrip van evenwichtige indeeling, in de constructie.
Den kubisten komt de eer toe de voorwerpelijke kompositie te hebben omgezet in de schilderkunstige kompositie. De neo-kubisten hebben de kleur als uitdrukkingsmiddel toegepast, zoowel op het vlak als in het intérieur.
Hebben zij het innerlijk leven, het gevoels- en gedachtenleven uitgeschakeld? Neen, maar zij koketteeren er niet mede zooals hun voorgangers: de sentimentalisten, zij deelen alles mede aan en door de kleur. Zij beelden het diepst-innerlijke schilderkunstig, maar zij beelden het niet af, zij verzinnebeelden het niet, zij maken geen ‘literatuur’ door een voorstelling.
Het moderne kunstwerk dan, mist voorstelling, maar het mist niet: onderwerp. Het onderwerp is van schilderkunstigen aard, het is: esthetische evenwichtigheid, eenheid, harmonie in hoogeren zin.
Nu nog iets over het verschil tusschen kubisten en neo-kubisten. De kubisten gingen uit van het voorwerp en gaven daarvan de synthese. De neo-kubisten gaan van de kleur uit en geven daarvan de schilderkunstige synthese. De eerste abstraheeren, de laatste realiseeren. Beeldt de nieuwe schilderkunst ook al zonder vorm - het steunpunt der individualistische schilderkunst - zij heeft haar steun in het schilderkunstige uitdrukkingsmiddel, terwijl de architectuur haar tot een nieuwen ‘vorm’ zal worden. De nieuwe architectuur zal het steunpunt der nieuwe schilderkunst worden.
Wij gelooven in de macht van deze beide, die elkaâr aanvullende tot een monumentale eenheid, in staat zullen zijn het diepste van onze esthetische verlangens te realiseeren.
Langs verschillende wegen tracht men tot deze eenheid te komen en het is verkeerd de pogingen tot een a-individualistische kunsteenheid, aan dezelfde zienswijze te onderwerpen als die welke gold voor de individualistische schilderkunst. Men moet de nieuwe schilderkunst niet zien vanuit het imitatieve, noch vanuit het emotioneele, noch vanuit het symbolische of litéraire, maar vanuit het enkelschilderkunstige: de evenwichtige indeeling van kleuren tot een eenheid. Dat deze kunst daarom decoratief zou zijn is een vergissing. Zij kàn dat zijn, wanneer de kleur slechts versierend optreedt. Maar zij kon dat even goed zijn tijdens de vormschilderkunst, wanneer de vorm, b.v. een figuur, slechts versierend optrad. |
|