noch het een noch het ander domineert (en dit geldt zoowel voor de kleur als voor den vorm) kan er van een harmonische architectuur, van stijl gesproken worden.
Het plan, de plattegrond - het tot bepaaldheid stellen der ruimten - is de fundamenteele waarde waaruit de plastische massa's in onderling evenwicht een harmonisch geheel te vormen hebben. Hierbij vervalt vanzelf elke decoratieve, ornamentale détail (schijn)-plastiek, moedwillig aangebracht om het effect van buiten af te verhoogen.
Dit laatste is een kenmerk der rustieke, decoratieve bouwkunst, die zich van monumentale, beeldende hierdoor onderscheidt: dat bij de eerste (Bailly Scott, Amsterdamsche School enz.) a priori gedacht is aan het effect van het huis als ding in harmonie met de omgeving als samenvloeiend met het landschap. Bij de tweede heeft juist het tegenovergestelde plaats: de planmatig-beredeneerde oplossing der functioneele deelen, bepalen de plastiek, de onderlinge verhouding der massa's en het huis vindt op deze wijze een harmonie in zich zelf. Het vormt alzoo een tegenstelling met de natuur. De verhouding van de eerste tot de tweede is die van natuur tot cultuur.
Interessant is het in dit verband de bijlagen 3, 5 en 6 met elkaar te vergelijken. Bij het Zomerhuis herinneren nog enkele dingen aan de vroegere, meer rustieke opvatting der architectuur, hoewel het daarmede blijkens de geheele opzet (zie plattegronden) geen direct verband meer heeft. Slechts de verdeelde ramen en het schuine dak - dat nog als een apartheid, niet-organisch-éen met het huis aandoet - zijn rudimenten van een verouderde architectonische opvatting en verbonden met niet-moderne materialen. Ook maakt de domineerende horizontaliteit de aesthetische totaal-indruk minder harmonisch dan het huis op bijlage 3 van den zelfden architect, waarin de moderne vormbepaling veel consequenter aandoet.
Daar geen photo in ons bezit was geven wij voorloopig hierbij de werkteekeningen. Het huis hopen wij in een der volgende nummers te reproduceeren.