De moderne schilderij in het interieur (slot).
Door Anthony Kok.
Plaatst echter diezelfde aristocraat een ‘Lazarus’ of een ‘Job op den mesthoop’ van dezen of genen beroemden schilder in dien salon dan zal men het geheel buitengewoon schoon vinden. Die figuur hindert door haar natuurlijke aanwezigheid. Die figuur hindert niet door haar geimiteerde natuurlijke aanwezigheid. Nu trek ik de conclusie door en zeg: hoeveel zuiverder aesthetisch zal dus eene schilderij zijn, waarin het beeldend wezen van den bedelaar is omgezet, zonder dat de beschouwer door den humanitairen invloed, die van de natuurlijke bedelaarsfiguur uitgaat, wordt afgeleid.
Indien iemand een interieur wil inrichten, waarin alle aanwezige voorwerpen één zelfde aesthetisch gevoelen moeten uitdrukken, kunnen daarvoor in de moderne beter dan in de oude school werken gevonden worden, welke dat gevoelen inderdaad belichamen.
Alleen diè personen zullen uitsluitend bij de natuurimitatie blijven die niets of zeer weinig voelen voor het zuiver aesthetische. Het aesthetische is beeldende uiting van het Universeele wezen. De mensch kan het aesthetische nog niet los van het humanitaire of natuurlijke ervaren. Zelfs wordt het aesthetische in den regel ondergeschikt gemaakt aan het humanitaire. Het absoluut geestelijke kan daarom door geen mensch uitgedrukt worden en de mogelijkheid van uitdrukking van den zuiveren geestestoestand door eenig middel is niet denkbaar.Ga naar voetnoot*).
Dàt is dan ook het doel der moderne schilders niet. Het zijn alle slechts aanduidingen van het geestelijke, voorzoover die aanduidingen door de ervaring bepaalde geesteseigenschappen karakteriseeren.
Het is een feit, dat de tegenstelling (de dissonnant als tegenstelling) met de omgeving meer harmonieert dan de gelijkheid. Daarom zullen bepaalde tegenstellingen en ook bepaalde gelijkheden gekozen moeten worden. Die keuze hangt af van den kiezer, om al dan niet tot harmonie te kunnen komen.
Wanneer een dronken man onder een preek een kerk komt binnenstrompelen, zal die tegenstelling zeer onharmonisch aandoen; wanneer echter de prediker in zijn preek den dronkaard zoodanig uitbeeldt, dat daardoor de onthouder schittert, zal die tegenstelling zeer harmonisch zijn.
Dit is van toepassing op de inrichting van intérieurs en het hangt van den inrichter af of de harmonie al dan niet verkregen wordt.
De moderne kunstvoortbrengselen zijn de meest geschikte om den toon der interieurs te verhoogen en te verdiepen, en door hun aesthetische zuiverheid een volstrekt beeldend geheel met de moderne bouwkunst te vormen.
Voor het moderne kunstwerk bestaan de aanduidingen nieuw, ouderwetsch enz., in den gewonen modezin niet, daar een kunstwerk van rein aesthetische uiting voor alle tijden is.
Tilburg, 16 Juni 1917.