Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments
(1657)–Anoniem Statenbijbel– Auteursrechtvrij1 De lof Mosis, 7 ende Aarons sijns broeders. 9 wiens Priesterlicke kleedinge, cieraet, ende ampt wort beschreven, 22 met den ondergangh van Dathan ende Abiron. 25 mitsgaders de erve die Godt aen Aaron in Israël heeft gegeven. 28 De lof van Phinees ende sijnen yver. 30 met Godts zegen over hem, ende sijne nakomelingen. | |
1[NAmelick] Mosem, van Godt ende de menschen bemint, wiens gedachtenisse is in zegeningen. | |
2Hy heeft hem der Heyligen heerlickheyt gelijck gemaeckt, ende heeft hem door de vreese der vyanden groot gemaeckt: door sijne woorden heeft hy de teeckenen doen ophouden: ende heeft hem verheerlickt voor het aengesicht der Koningen. | |
3Hy heeft hem bevel gegeven aen sijn volck, ende heeft hem sijne heerlickheyt getoont. | |
4Door sijn geloove ende sachtmoedigheyt heeft hy hem geheylight: hy heeft hem uyt alle vleesch uytverkoren. | |
5Hy heeft hem sijne stemme laten hooren, ende heeft hem ingevoert in het doncker. | |
6Ende heeft hem van aengesicht tot aengesicht bevelen gegeven, de wet des levens ende der wetenschap: dese heeft Iacob het verbont geleert, ende Israël sijne rechten. | |
7Aaron sijnen broeder uyt de stamme Levi, heeft hy verhooght, dat hy heyligh ende hem gelijck ware. | |
8Hy heeft met hem een eeuwigh verbont opgerecht, ende hem gegeven het Priesterdom onder sijn volck: ende verheerlickt met schoon cieraet. | |
9Ende heeft hem omgordt met een kleet der heerlickheyt, ende hem aengetrocken eenen volkomen roem: ende hem gesterckt met rustingen der sterckte. | |
10Met onderbroecken, langen rock, ende lijfrock. | |
11Ende heeft hem rontom behangen met granaet-appelen, ende seer veel goude schellekens rontom henen, om geluyt te maken met geklanck in ’t gaen: ende een gerucht te maken dat men hooren konde in den tempel, ende dat tot een gedachtenis [mochte dienen] den kinderen sijns volcks. | |
12Met eenen heyligen gouden, ende hemelsblauwen | |
[Folio 38r]
| |
ende purperen rock, het werck eens borduerwerckers: met den lap des gerichts, openbare teeckenen der waerheyt. | |
13[Gemaeckt] van getweernde scharlaken zijde seer konstigh gewrocht, van kostelicke steenen gegraveert als een zegel in gout ingevat, een werck des graveerders: daer in tot een gedachtenisse geschreven ende gegraveert was het getal der kinderen Israëls. | |
14[Hy heeft hem verçiert] met een goude kroone boven op den hoet, eenen uytgedruckten zegel der heyligheyt, eenen heerlicken roem, machtige wercken, verlustingen der oogen, schoone vercieringen. | |
15Voor hem en zijn dergelijcke dingen niet geweest: | |
16Ende niemant en dede oyt deselve kleederen aen die uyt een ander geslachte was, behalven alleen sijne sonen, ende die uyt hem geboren waren tot aller tijt. | |
17Hare slacht-offeren wierden des daeghs twee mael geduerighlick geheel verbrant. | |
18Moses heeft sijne handen gevult, ende heeft hem met heylige olie gesalft. | |
19Ende dit is hem geweest tot een eeuwigh verbont, ende sijnen zade soo lange den hemel dagen sal hebben: om te gelijck sijnen dienst waer te nemen, ende het Priesterschap te bedienen, ende het volck in sijnen name te zegenen. | |
20Uyt alle levendige heeft hy hem uytverkoren, om den Heere offeranden toe te brengen: reuckwerck ende welrieckenden reuck tot gedachtenisse, om versoeninge te doen voor het volck. | |
21Hy heeft hem sijne bevelen gegeven, ende macht in de insettingen der rechten, om Iacob sijne getuygenissen te leeren, ende Israël door sijne wet te verlichten. | |
22Vreemde zijn tegens hem opgestaen, ende hebben hem benijdt in de woestijne: mannen die het met Dathan ende Abiron hielden, ende de vergaderinge Core, met grimmigheyt ende toorne. | |
23Maer de Heere sagh het, ende en hadde geen behagen daer aen, ende sy zijn vernielt in de grimmigheyt sijns toorns. | |
24Hy heeft aen haer wonderen gedaen, ende heeft’se verteert door het vlammige vyer. | |
25Ende hy heeft Aarons heerlickheyt vermeerdert, ende hem een erfdeel gegeven, de eerstelingen der eerstgeborene heeft hy hem ten deele gegeven. | |
26Voor al heeft hy hem broot toebereyt in verzadinge: want sy eten de slacht-offeren des Heeren, welcke hy hem ende sijnen zade gegeven heeft. | |
27Doch in het lant des volcks en hadde hy geen erfdeel, noch en kreegh geen deel onder het volck: want hy selve was het deel sijner erffenisse. | |
28Ende Phinees de sone Eleazars is de derde in heerlickheyt, om dat hy hadde geyvert in de vreese des Heeren. | |
29Ende gestaen hadde, als haer het volck hadde af gekeert, met eene goede toegenegentheyt sijnes gemoedts, ende voor Israël versoent hadde. | |
30Daerom heeft [de Heere] met hem ende sijn volck opgericht een verbont des vredes, dat hy soude zijn een voorstander der heylige dingen, ende dat hy ende sijn zaet de groote heerlickheyt des Priesterdoms soude hebben in der eeuwigheyt. | |
31Ende [gelijck] volgens het verbont opgericht met David, een sone uyt de stamme Iude het erfdeel des Koninghs heeft, ende komt van d’een sone alleen tot den anderen: alsoo is het erfdeel [des Priesterdoms] Aaron [toegeleght] ende sijnen zade: | |
32Hy geve u-lieden wijsheyt in uw’ herte om te richten sijn volck in gerechtigheyt, op dat hare goederen niet en verdwijnen, ende [geve] sijne heerlickheyt in hare geslachten. |
|