Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments
(1657)–Anoniem Statenbijbel– Auteursrechtvrij1 Dat men niet om vele, maer om vrome kinderen moet wenschen. 7 Hy bewijst met verscheyden exempelen, dat Godt de ongehoorsame straft. 15 ende dat alle dingen voor hem openbaer zijn, gemerckt alles van hem hanght, ende door hem bestaet. | |
1EN verlanght niet na een onnutte menighte van kinderen, noch en verheught u niet over godtloose sonen: indien sy vermenighvuldigen verheught u over haer niet, soo de vreese des Heeren by haer niet en is. | |
2Vertrouwt op haer leven niet, ende en acht hare menighte niet. | |
3Want een rechtveerdige is beter dan [sulcke] duysent. | |
4Ende [het is beter] sonder kinderen sterven, dan godtloose kinderen hebben. | |
5Want van eenen verstandigen sal eene stadt met inwoonders beset worden: maer het geslachte der godtloose sal haestelick woest worden. | |
6Vele diergelijcke dingen heeft mijne ooge gesien, ende mijn oore heeft stercker dingen gehoort dan dese. | |
7In de vergaderinge der sondaren sal een vyer aengesteken worden: ende toorn is ontsteken geweest onder een ongehoorsaem volck. | |
8Hy en is niet versoent geworden over alle de oude reusen, die afgevallen zijn door de kracht harer dwaesheyt. | |
9Hy en verschoonde die niet, by welcke Loth woonde: van den welcken hy eenen grouwel hadde, van wegen hare hoovaerdigheyt. | |
10Hy en ontfermde sich niet over het volck des verderfs, die uytgingen in hare sonden die sy deden. | |
11Ende alsoo heeft de Heere ses hondert duysent mannen te voet, welcke te samen vergadert waren in de hardigheyt harer herten, door ontferminge ende kastijdinge behouden, geesselende, ontfermende, slaende, genesende: indien dan een hardtneckige soude zijn onder het volck, het ware wonder dat die ongestraft soude blijven. | |
12Want ontferminge ende toorn is by hem: hy is een machtigh Heer die haest versoent wort, ende toorne uytstort. | |
13Gelijck sijne barmhertigheyt groot is, alsoo is oock sijne kastijdinge: hy sal een yegelick oordeelen na sijne wercken. | |
14De sondaer en sal niet ontvlieden met sijnen roof: ende de verwachtinge des Godtsaligen en sal niet achter blijven. | |
15Maeckt plaetse voor allerley aelmoessen: Want een yegelick sal vinden na sijne wercken: De Heere heeft Pharao verhardt dat hy hem niet en kende, op dat sijne werc- | |
[Folio 30v]
| |
kingen souden bekent worden by het [geslachte] onder den hemel: sijne barmhertigheyt is allen creaturen openbaer, ende sijn licht ende duysternisse heeft hy onderscheyden met eenen diamantsteen. | |
16Seght niet, Ick sal my voor den Heere verbergen, ende wie sal aen my gedencken uyt der hooghte? | |
17Onder een groot volck en sal men aen my niet gedencken: want wat is mijne ziele onder de onmetelicke schepselen? | |
18Siet den hemel, ende den hemel des hemels, de afgront ende de aerde, ende het gene in deselve is, sullen in sijne besoeckinge beweeght worden: de gantsche werelt die geweest is, ende is, die is door sijnen wille. | |
19De bergen ende de fondamenten der aerde worden te gelijck geschuddet onder malkanderen door bevinge, als de Heere op deselve siet. | |
20Ende het herte en overdenckt deselve dingen niet behoorlick. | |
21Ende wie kan sijne wegen bedencken? sy zijn [gelijck] een stormwint, welcken de mensche niet sien en kan: ende het meerder deel sijner wercken zijn [voor ons] verborgen. | |
22Wie sal de wercken sijner gerechtigheyt verkondigen, ofte wie salse verdragen? Want het verbont is verre, ende ondersoeckinge aller dingen is in het eynde. | |
23Die kleyn geworden is overleght dese dingen, maer een dwaes man verdwaelt zijnde, overleght dwase dingen. | |
24Hoort nu mijn kint ende leert wetenschap, ende lett met uw’ herte op mijne woorden. | |
25Ick sal onderwijsinge te voorschijn brengen met gewichte, ende sijne wetenschap verkondigen met neerstigheyt. | |
26Want door des Heeren oordeel zijn sijne wercken van het begin: ende van datse gemaeckt zijn, heeft hy der selver deelen onderscheyden. | |
27Hy heeft sijne wercken verciert in eeuwigheyt, hare beginselen door sijne hant in alle geslachten: sy en hebben geenen honger gehadt, ende en zijn niet vermoeyt geweest in sijne maeckselen, ende en zijn niet besweecken van sijn wercken, niet een en heeft sijnen naesten verdruckt. | |
28Ende tot in eeuwigheyt en sullen sy sijnen woorde niet ongehoorsaem zijn. | |
29Ende na desen heeft de Heere op de aerde gesien, ende heeft deselve vervult met sijne goederen. | |
30Sy bedeckt het leven van alle gedierte, ende in haer keeren sy weder. |
|