12
Ende 35 roeyt mijne vyanden uyt, om uwe goedertierenheyt, ende 35 brenghtse omme, alle die mijne ziele beanghstigen: 36 d want ick ben uw’ knecht.
|
-
1
- Eenige meynen, dat David desen Psalm gedicht heeft, doe Absalom hem vervolghde: Andre, doe Saul hem najaeghde.
-
2
- Als of hy seyde, dewijle my gewelt en ongelijck geschiet van mijne vyanden, soo bidde ick u, O Heere, dat ghy, als een rechtveerdigh Richter, sulcks niet langer en wilt geschieden laten.
-
3
- D. om uwer gerechtigheyts wille. siet Psalm 31.2.
-
4
- D. en roept my niet in ’t recht, en handelt met my niet na mijne verdiensten. siet Iob 22.4.
-
a
- Rom. capp. 3. 4. Galat. capp. 3. 4.
-
5
- T.w. door de wercken der wet, ende zijnde in sich selven als een sone Adams aengemerckt. siet Iob c. 4. vers 17. ende cap. 9. versen 2, 3. ende cap. 15. vers 14. ende 25.4. siet oock de aent. 1.Reg. 11. op vers 34.
-
6
- Dese woorden hangen aen het eerste vers deses Psalms.
-
7
- T.w. Saul met sijnen aenhangh.
-
8
- D. mijn leven, ofte, mijnen persoon, als Psalm 6.4.
-
9
- D. hy tast my soo hardt aen, dat ick nauw leven in my en hebbe: of, hy sal my ende de mijne haest vertreden, ’t en zy dat ghy ons uyt sijne handen verlost.
-
10
- And. mijn rot, mijn bende, D. alle die by my zijn. Siet Psalm 141.7.
-
11
- D. hy maeckt dat ick met de gene die by my zijn, in duystere hoecken ende winckelen ons moeten verkruypen ende verbergen. Want David hadde met sijn krijghsvolck, sijn verblijf in een speloncke, Psalm 142. vers 1.
-
12
- Als of hy seyde, wy kruypen in holen ende speloncken in ende onder d’aerde, gelijck zijnde den genen die over lange gestorven zijn, ende onder d’aerde begraven liggen.
-
13
- De sin is, my overvallen soo veel baren der tegenspoet, d’eene voor, d’ander na, dat ick schier daer onder beswijme ende blijve.
-
14
- Dit heet men gemeenelick desolaet. And. mijn herte ontsett sich seer.
-
15
- Als of hy seyde, Wanneer ick my in dese elende ende swarigheyt vinde, soo en weet ick my nergens beter mede te troosten, dan my selven indachtigh te maken, hoe ghy my eertijts bygestaen ende verlost hebt. Het schijnt dat David hier principalick siet op dien tijt, doe hy victorie bevochten hebbende over sijne vyanden, van het volck met juychen ende vrolickheyt is ontfangen geweest, 1.Sam. capp. 17. 18.
-
16
- T.w. die ghy aen ende door my gedaen hebt.
-
17
- Siet d’aenteeck. Psalm 141. op vers 2.
-
18
- Ofte, als een dorre lant. Siet Psalm 63. op vers 2. De reden soude aldus voller zijn, Gelijck een dorstigh of dorre lant na regen dorstet, alsoo dorst mijne ziele na u, Psalm 42.2, 3.
-
19
- D. en wijckt niet van my, En verlaett my niet.
-
20
- D. den genen die haest sterven sullen, Psalm 28.1. ende 88.5.
-
21
- D. die blijde boodtschap, aengaende de goedertierenheyt die ghy my bewijsen sult, doende Saul te rugge keeren, ende aflaten van my dus vyandelick te vervolgen.
-
22
- D. vroegh, haest, sonder langh uytstel.
-
23
- Dat is, leert my wat ick doen sal, om het perijckel te ontgaen, daer ick in ben, Siet Psalm 142.4. Of, maeckt my bekent den wegh dien ick moet ingaen, om u te behagen.
-
25
- Als tot dien, den welcken ick houde voor mijnen beschutter ende noothulper.
-
26
- T.w. onder de schaduwe uwer vleugelen, gelijck de Propheet spreeckt Psalm 57. vers 2.
-
27
- Ofte, uwen wille, ofte, u welgevallen, of, believen. Als Psalm 40.9.
-
28
- Dien ick wil ende moet gehoorsamen.
-
29
- Verstaet hier den Heyligen Geest.
-
30
- D. op eenen wegh dien ick vrymoedelick gaen mach sonder hinder of aenstoot: waer by verstaen wort de wegh der gerechtigheyt, in de wet Godes voorgeschreven: ofte David verstaet hier door den wegh, het middel dat hy mocht voornemen ende gebruycken, om onbeschadight sijnen vyant te ontkomen.
-
31
- Ofte, behoudt my in het leven.
-
32
- Die schier doot ben. Siet boven versen 3, 7.
-
33
- D. op dat ick uwen name roeme ende prijse, Psalm 142.8.
-
34
- D. mijn leven, mijnen persoon.
-
35
- .35 Hier siet de Propheet op de belofte die Godt Abraham, ende sijnen zade gedaen heeft, Genes. 12.3.
-
35
- .35 Hier siet de Propheet op de belofte die Godt Abraham, ende sijnen zade gedaen heeft, Genes. 12.3.
-
36
- D. ick diene u met vlijt, achtervolgens de bevelen uwer wet.
-
d
- Psalm 86.16. ende 116.16.
|