| |
| |
| |
David seer kranck zijnde, draeght Godt sijne elende voor, bidt seer vyerighlick om genade ende gesontheyt, ende versekert zijnde van verhooringe, triumpheert over alle sijne godtloose vyanden.
| |
1
EEn Psalm Davids voor den Ga naar margenoot1 Oppersanghmeester, op Neginoth, op de Ga naar margenoot2 Scheminith.
| |
2
O HEERE, en Ga naar margenoota straft my niet in uwen toorn, ende en Ga naar margenoot3 kastijdt my niet in uwe grimmigheyt.
| |
3
Zijt my genadigh, HEERE, want ick ben Ga naar margenoot4 verswackt; geneest my, HEERE, want mijne beenderen zijn verschrickt:
| |
4
Ia mijne ziele is seer verschrickt; Ende ghy, HEERE, Ga naar margenoot5 hoe lange?
| |
5
Ga naar margenoot6 Keert weder, HEERE; reddet mijne ziele; verlost my om uwer goedertierenheyt wille.
| |
6
Want in den doot en is uwer Ga naar margenoot7 geene gedachtenisse; wie sal u loven in het graf?
| |
7
Ick ben moede van mijn suchten: ick doe mijn bedde den Ga naar margenoot8 gantschen nacht Ga naar margenoot9 swemmen: ick doornatte mijne bedstede met mijne tranen.
| |
8
Mijn ooge is Ga naar margenoot10 doorknaeght van verdriet, is Ga naar margenoot11 veroudt, van wegen alle mijne Ga naar margenoot12 tegenpartijders.
| |
9
Ga naar margenootb Ga naar margenoot13 Wijckt van my, alle ghy werckers der ongerechtigheyt; want de HEERE heeft de stemme mijns geweens gehoort.
| |
10
De HEERE heeft mijne smekinge gehoort: de HEERE sal mijn gebedt aennemen.
| |
11
Alle mijne vyanden sullen seer beschaemt ende verbaest worden: sy sullen te rugge keeren, sy sullen in een Ga naar margenoot14 oogenblick beschaemt worden.
| |
| |
|
-
margenoot2
- Dat is, achtste. Sommige houden het voor een acht-snarigh spel, andere voor sekeren toon der musijcke, ofte achtste snare, by de musiciens genoemt eene octave. Siet oock 1.Chron. 15. op vers 21.
-
margenoot3
- Vergel. Ier. 10. op vers 24. Het Hebreeusch woort beteeckent niet alleen bestraffen, onderrichten, ondervvijsen met vvoorden, maer oock dickwils met slagen ende plagen. Siet Prov. 9. op vers 7.
-
margenoot5
- Verstaet, sult ghy uwe hulpe uytstellen? hoe lange sult ghy my in dese elende laten?
-
margenoot6
- Die ghy schijnt van my gegaen te zijn, ofte my den rugge toegekeert te hebben, om dat ghy my noch niet verlost en hebt.
-
margenoot7
- De sin is, De gestorvene konnen Godts naem in sijne gemeynte op aerden niet groot maken, waer in nochtans Godt een sonderlingh welgevallen heeft, ende dat David voor hadde, na sijne wijse, opentlick tot Godts eere ende stichtinge sijner gemeynte te doen, als hy van dese kranckte soude verlost zijn. Vergelijckt Psalm 30.10. ende 88.11. ende 115.17. ende 118.17. Iesa. 38. versen 18, 19. ende siet wijders Iob 7. op vers 8.
-
margenoot8
- Dat is, geheele nachten over, ofte, alle nacht.
-
margenoot9
- Dit zijn verbloemde manieren van spreken, dienende om de grootheyt sijns lijdens, ende sijn geduerigh ende veel weenen uyt te drucken.
-
margenoot10
- Ofte, uytgeteert, als Psalm 31.10. Vergelijckt Iob 17.7. ende de aenteeckeninge aldaer.
-
margenoot11
- Dat is, versleten, heeft afgenomen, is vergaen.
-
margenoot12
- Die lust ende vermaeck nemen in dit mijn lijden, ende verlangen na mijnen doot.
-
margenoot13
- Hier, ende in het volgende openbaert David het geloove ende vertrouwen van Godts genadige ende gewisse verhooringe.
|