Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments
(1657)–Anoniem Statenbijbel– AuteursrechtvrijDavid klaeght over de menighte ende trotzheyt sijner vyanden: troost ende sterckt sich daer tegen door sijn vertrouwen ende gerustheyt in Godt, ende veelvoudige ondervindinge sijnes genadigen bystants in verleden tijden, ende bidt om sijner, ende der Kercken behoudenisse. | |
2O HEERE, hoe zijn mijne tegenpartijders Ga naar margenoot1 vermenighvuldight? vele staen tegen my op. | |
3Vele seggen Ga naar margenoot2 van mijne ziele; Hy en heeft Ga naar margenoot3 geen heyl by Godt, Ga naar margenoot4 Sela! | |
4Doch ghy, HEERE, zijt een schildt Ga naar margenoot5 voor my, mijne Ga naar margenoot6 eere, ende die mijn hooft Ga naar margenoot7 opheft. | |
5Ick riep met mijne stemme tot den HEERE, ende hy verhoorde my van den bergh sijner Ga naar margenoot8 heyligheyt, Sela! | |
6Ga naar margenootb Ick Ga naar margenoot9 lagh neder ende sliep; ick ontwaeckte, want de HEERE ondersteunde my. | |
7Ga naar margenootc Ick en sal niet vreesen voor tien duysenden des volcks, die hen rontom tegen my setten. | |
8Ga naar margenoot10 Staet op, HEERE, verlost my, mijn Godt; want ghy hebt Ga naar margenoot11 alle mijne vyanden op’t kinnebacken geslagen, de Ga naar margenoot12 tanden der godtloosen hebt ghy verbroken. | |
9Ga naar margenootd Het heyl is Ga naar margenoot13 des HEEREN; uwen zegen Ga naar margenoot14 is over u volck, Sela! |
|