Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments
(1657)–Anoniem Statenbijbel– AuteursrechtvrijD’Altaer ten brant-offer wort gemaeckt van sittimhout, vers 1, etc. Als oock de gereetschap des selven, 3. ’t koperen waschvat, met den voet, 8. de voorhof ende behanghsels, 9. de koperen nagelen, 20. Bezaleël ende Aholiab bereyden alles, 22. De somma van ’t gene dat het volck gebracht heeft, soo aen gout, en silver, als aen koper, ende ’t gene dat daer van gemaeckt is, 24, etc. | |
1Ga naar margenoota HY maeckte oock den brand-offers altaer van sittimhout: vijf ellen was de lenghte des selven, ende vijf ellen sijn breette, vierkantigh, ende drie ellen sijne hooghte. | |
2Ga naar margenootb Ende hy maeckte des selven hoornen op sijne vier hoecken, uyt hem waren sijne hoornen: ende hy overtrock hem met koper. | |
3Ga naar margenootc Hy maeckte oock alle de gereetschap des altaers, de potten, ende de schoeffelen, ende de besprenghbeckens, ende de krauwelen, ende de koolpannen: alle sijne vaten maeckte hy van koper. | |
4Ga naar margenootd Oock maeckte hy den altaer eenen rooster van koperen netwerck: onder sijnen ommeloop, van beneden tot sijn midden toe. | |
5Ende hy goot vier ringen aen de vier eynden des koperen roosters: tot plaetsen voor de hantboomen. | |
6Ende hy maeckte de hantboomen van sittimhout, ende hy overtrockse met koper. | |
7Ende hy dede Ga naar margenoote de hantboomen in de ringen aen de zijden des altaers, datmen hem met deselve droege, hy maeckte hem hol van plancken. | |
8Ga naar margenootf Hy maeckte oock het koperen waschvat, met sijnen koperen voet, van de spiegelen Ga naar margenoot1 der te hoop-komende vrouwen, die te hoope quamen voor de deure der Tente der t’samenkomste. | |
9Ga naar margenootg Hy maeckte oock den voorhof, aen den zuydhoeck zuydwaerts, de behanghselen tot den voorhof waren van fijn getweernt linnen, van hondert ellen. | |
10Ga naar margenoot2 Hare twintigh pilaren, ende der selven twintigh voeten, waren van koper: de haken deser pilaren, ende hare banden waren van silver. | |
11Ende aen den noorderhoeck hondert ellen, hare twintigh pilaren, ende der selver twintigh voeten, waren koperen: de haken der pilaren, ende de bander der selver, waren van silver. | |
12Ende aen den westerhoeck waren be-[kolom]hanghselen van vijftigh ellen, hare pilaren tiene, ende der selver voeten tiene: de haken der pilaren ende hare banden waren van silver. | |
13Ende aen den oosterhoeck tegen den opgangh waren vijftigh ellen. | |
14De behanghselen aen dese zijde waren vijftien ellen: der selver pilaren drie, ende hare voeten drie. | |
15Ende aen d’andere zijde der deure des voorhofs Ga naar margenoot3 van hier ende van daer, waren behanghselen van vijftien ellen: hare pilaren drie, ende der selver voeten drie. | |
16Alle de behanghselen des voorhofs waren rontom van fijn getweernt linnen. | |
17De voeten nu der pilaren waren van koper, de haken der pilaren, ende hare banden, waren van silver, ende ’t overdecksel harer hoofden was van silver, ende alle de pilaren des voorhofs waren met silver omtogen. | |
18Ende het decksel der poorte des voorhofs was van geborduert werck, van hemelsblaeuw ende purper, ende scharlaken, ende fijn getweernt linnen: ende twintigh ellen was de lenghte, ende de hooghte in de breette was vijf ellen, Ga naar margenoot4 tegen over de behanghselen des voorhofs. | |
19Ende hare vier pilaren, ende der selver vier voeten, waren van koper: hare haken waren silveren, oock was het overdecksel harer hoofden, ende hare banden, van silver. | |
20Ende alle de pinnen des Tabernakels, ende des voorhofs rontom waren van koper. | |
21Dit zijn de getelde dingen des Tabernakels, des Tabernakels der getuygenisse, die getelt zijn Ga naar margenoot5 na den mont Mose, ten dienste der Leviten, Ga naar margenoot6 door de hant Ithamars des soons des Priesters Aarons. | |
22Bezaleël nu de sone Uri, des soons Hur, van de stamme Iuda, maeckte al dat de HEERE Mose geboden hadde. | |
23Ende met hem Aholiab de sone Ahisamach van de stamme Dan, Ga naar margenoot7 een werckmeester ende vernuftigh konstenaer: ende een borduerder in hemelsblaeuw, ende in purper, ende in scharlaken, ende in fijn linnen. | |
24Al ’t gout dat tot het werck verarbeyt is in ’t gantsche werck des heylighdoms: te weten ’t gout des beweegh-offers, was negen en twintigh Ga naar margenoot8 talenten, ende seven hondert en dertigh sikel, na den Ga naar margenoot9 sikel des heylighdoms. | |
25Het silver nu van de getelde der vergaderinge, was hondert talenten, ende een duysent ende seven hondert ende vijf en seventigh sikelen, na den sikel des heylighdoms. | |
26Een Ga naar margenoot10 Beka voor elck Ga naar margenoot11 hooft [dat is] een halve sikel na den sikel des heylighdoms: van een yeder die over gingh tot de getelde, van Ga naar margenoot12 twintigh jaer oudt ende daer boven, [namelick] ses hondert duysent, ende drie duysent, ende vijf hondert, ende vijftigh. | |
27Ende daer waren hondert talenten silvers, om te gieten de voeten des heylighdoms, ende de voeten des voorhanghs: tot hondert voeten waren hondert talenten, een talent tot eenen voet. | |
28Maer uyt de duysent, ende seven hondert ende vijf en seventigh [sikelen] maeckte hy de haken aen de pilaren, ende hy overtrock Ga naar margenoot13 hare hoofden, ende omtooghse met banden. | |
29Ga naar margenoot14 Het koper nu des beweegh-offers, was seventigh talenten: ende twee duysent, ende vier hondert sikels. | |
30Ende hy maeckte daer van de voeten van de deure der Tente der t’samenkomste, ende den koperen altaer, ende den koperen rooster dien hy hadde: ende al de gereetschap des altaers. | |
31Ende de voeten des voorhofs rontom, ende de voeten der poorte des voorhofs: oock alle de pinnen des Tabernakels, ende alle de pinnen des voorhofs rontom. | |
[Folio 43r\Tabernakel. Heylige kleederen.]
| |
|