Achtergrond en werkwijze
In 2007 hebben vrijwilligers van het Bijbeldigitaliseringsproject (later de Stichting Vrijwilligersnetwerk Nederlandse Taal) een digitale editie van de Statenvertaling 1637 vervaardigd. Die editie is gepubliceerd bij DBNL en het Nederlands Bijbelgenootschap. De druk 1637 was de eerste, en er bleken nogal wat zet- en drukfouten in te staan. Daarom werd in 1655 een Register vande Verbeteringe der Druck-fauten ende Misstellinghen, die in den Eersten Druck van den Nieuw-Overgesetten Bibel gevonden worden gepubliceerd. Twee jaar later, in 1657, verscheen bij de weduwe Van Ravensteijn een complete herziene uitgave van de Statenvertaling, die gezuiverd was van talloze zetfouten. Deze zogeheten ‘Corrigeerbijbel’ bevat een groot aantal veranderingen die niet zijn opgenomen in het Register vande Verbeteringe. Isaac le Long vermeldt in de Boek-zaal der Nederduytsche Bijbels (tweede druk 1764) dat de druk van 1657 “voor den Besten werdt gehouden.”
Na 1657 werd de tekst gefixeerd, en dat ging zo ver dat er maar liefst zestien jaar overleg nodig was voordat de Staten-Generaal in 1686 besloot dat een ontbrekend woord in Jozua 13: 2 toegevoegd mocht worden (‘Dit is ’t land dat overgebleven is: alle [grensen] der Philistijnen ende het gansche Gesuri’). In de vele volgende drukken bleef de tekst in principe ongewijzigd. Hierop zagen door de kerkenraad aangewezen correctoren nauwlettend toe. Toen bij een uitgave van 1728 werd geconstateerd dat deze “opgevult [was] met menigvuldige druk-fauten en misstellingen, door verzuym van behoorlyke correctie veroorzaekt”, waarschuwde het stadsbestuur van Amsterdam er dan ook “ten ernstigste” voor “van zig van deze schadelyke en vitieuse Bybel niet te willen bedienen, en dezelve niet te koopen”, daarnaast werd alle boekverkopers “op het scherpste verboden de gemelde Bybel te verkopen, of op eenige andere wyze uyt te geeven” (Amsterdamse Courant van 5 augustus 1730).
Pas in 1796, toen er een officiële scheiding tussen Kerk en Staat werd vastgelegd, stopte de overheidsbemoeienis. Dat betekent dat vele citaten uit de Statenvertaling in literaire en andere werken, tot in de 19e en zelfs tot in de 20e eeuw, gebaseerd zijn op de tekst uit 1657 – waarbij zij opgemerkt dat de Bijbel het meest geciteerde werk is. Daarom achten wij het van groot belang dat deze tekst ook wordt gepubliceerd, naast die uit 1637. Iedereen kan thans de verschillen tussen de twee teksten bezien. Die verschillen betreffen in taalkundig opzicht de spelling, niet de woordkeus of de grammatica. Inhoudelijke verschillen zijn er vooral in de kanttekeningen.
Als uitgangspunt is de digitale editie van de Statenvertaling 1637 gebruikt; de vrijwilligers hebben de tekst daarvan naast de facsimile-editie uit 1657 gelegd en de tekst hiermee in overeenstemming gebracht.
Voor meer achtergrondinformatie over de Statenvertaling verwijzen wij naar de Verantwoording bij de digitale editie uit 1637 op: https://www.dbnl.org/tekst/_sta001stat01_01/_sta001stat01_01_0001.php.
Zie voorts:
- Hans Beelen en Nicoline van der Sijs: ‘Van sprake Canaans tot taal van Kanaän. De herzieningen van de Statenvertaling voor de eeuwen heen’, in: Met andere woorden 29/4 (2010), pp. 21-29; |
- Anne Jaap van den Berg en Boukje Thijs: ‘Statenbijbel: kritiek en nieuwe uitgaven’, in: Met andere woorden 27/1 (2008), pp. 23-31; |
- Nicoline van der Sijs: Taal als mensenwerk: het ontstaan van het ABN, Den Haag 2004, pp. 148-152. |