Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637)
(2008)–Anoniem Statenbijbel– Auteursrechtelijk beschermd1 De Heydenen zijn hier over zeer vrolijck, ende de Ioden in de uyterste droefheyt. 3 die alle plaetsen met gekerm ende geclagh vervullen. 4 De stadt-houders senden te schepe alle Ioden, oudt ende jonck, met groote onbarmherticheyt, na Alexandrien, ende sy worden gebracht op het Rijdt-velt, ofte de Ren-plaetse. 12 De Coninck laet alle Ioden beschrijven, ende houdt onder des vrolijcke maeltijden ter eeren sijner afgoden. 14 De Schrijvers geven den Coninck te kennen, dat’se de beschrijvinge niet en connen volbrengen om de ontellijcke menichte der Ioden. | |
1ENde overal waer dit bevel bekent wierdt gemaeckt, hielden de Heydenen een gemeyne maeltijdt met juychen, ende blijschap, overmits [namelijck] de vyantschap nu met stoutheyt haer blijckelick openbaerde, welcke in voortijden haer in’t gemoet als vereelt was geweest. | |
2Maer de Ioden waren in een geduerige droefheyt, ende haer gekrijt was geheel jammerlick, met tranen ende suchten, haer herte brandde allesins, ende sy suchteden over dat onverwacht verderf, ’twelck tegens haer so schielick besloten was. | |
3Wat gerecht ofte stadt, ofte om in’t gemeyn [te spreecken], wat bewoonde plaetse, ofte wat straten wierden niet om harent wille met geklaegh, ende gekerm vervult? | |
4Want also wierdense met een bitter ende onbarmhertigh gemoet van de Stadt-houders in de steden gelijckelick wechgesonden, dat oock sommige van de vyanden, die om de ongewoone straffen voor oogen namen de gemeyne barmhertigheyt, ende bedachten de onsekere veranderinge deses levens, hare zeer elendige wegh-sendinge beweenden. | |
5Want daer ginck voor aen een menichte van oude mannen met grauwe hayren bedeckt, ende sy misbruyckten de beenen, die van outheyt traegh ende crom waren, en dreven die met een geweldigh voortstouwen, sonder eenige schaemte, om snel op den wegh voort te gaen. | |
6Daer na de jonge vrouwen, die haer onlancks tot den houwelicken staet begeven hadden, ontfingen in plaetse van vermaeck, droefheydt, ende het hayr met wel-rieckende salve te [voren] gesalft, was met assche bestroyt, ende sy wierden ongedeckt wegh gevoert, ende begonnen gesamentlijck in plaetse van bruyloft-liederen, een jammerlick geschrey, als die van de vremde volckeren geruckt ende gequelt wierden: ende gebonden zijnde, wierdense opentlick tot binnen in het schip met gewelt getrocken. | |
7Ende hare mans waren in hare bloeijende jeught om de halsen met stroppen gebonden, in plaetse van croonen: ende brochten de overgeblevene dagen der bruyloft over met jammerlick geschrey in plaetse van goet chier te maken, ende in plaetse van de jeuchdelicke ledigheyt, als die alreede de doot voor hare oogen gestelt sagen. | |
8Ende sy wierden gedreven als beesten, getrocken ende gedwongen met ysere banden: sommige wierden met de halsen aen de boorden der schepen gespijckert: ende sommige met vaste boeyen aen de beenen versekert: ende daer-en-boven wiert een dichte luycke boven [het hooft] geleght, op dat hare oogen allesins souden verblindet worden, ende sy in de gantsche schip- | |
[Folio 74v]
| |
-vaert het geleyd van dese moordenaers souden uytstaen. | |
9Als nu dese in dat voorgemelte schip gebracht waren, ende het overvoeren voltrocken was, gelijckerwijs het van den Coninck was geboden, so heeft hy belast datse haer souden legeren op het Rijdt-velt voor de stadt, zijnde groot in begrijp, ende boven maten wel gelegen voor de gene die daer voor by na de stadt quamen, ende voor de gene onder haer die buyten na dat lant reysden, om dit exempel der straffe te sien: op datse noch met sijn krijghs-volck gemeynschap en souden hebben, nochte eenighsins weerdigh geacht der stadt mueren. | |
10Als nu dit geschiet was, ende de Coninck hoorde, dat [der Ioden] lants-lieden heymelijck uyt de stadt ende dickwils uytgingen, om te beweenen de schandelijcke elende harer broederen: soo wierdt hy zeer verstoort, ende belastede, datmen oock deselve even eens op de selfde wijse sorghvuldelick soude handelen, gelijck als de andere, ende in geenderley wijse minder straffen, als de andere: ende datmen het gansche geslachte [der Ioden] met hare namen soude beschrijven. | |
11Overmits hy’se niet en wilde belasten met den dienst een weynigh te voren aen haer bekent gemaeckt, maer pijnigen met de gedreyghde straffen, ende alsoo eyndelijck op eenen bestemden dagh uytroeyen. | |
12So geschiedde dan hare beschrijvinge met bittere neerstigheyt, ende gestadigh sitten van der Sonnen opganck tot der selver onderganck, ende in veertigh dagen en haddense noch geen eynde. | |
13Hier-en-tusschen was de Coninck grootelijcks ende gestadelijck vervult met blijdtschap, ende hield maeltijden voor alle afgoden: sijn herte was wijt vande waerheyt afgedwaelt, ende met sijnen onheyligen mondt prees hy de stomme afgoden, die haer niet en conden toespreken, ofte helpen: maer tegens den Hooghsten Godt sprack hy dingen die niet en betamen. | |
14Nu nae den voorgemelden tijdt bootschapten de schrijvers aen den Coninck, dat sy de beschrijvinge der Ioden niet langer en conden doen, om hare ontelbare menighte wille, dewijle daer noch veel meer hier ende daer in ’t landt waren, sommige noch blijvende by huys, sommige zijnde in andere plaetsen, so dat het [oock] allen Stadt-houderen in Egypten onmogelijck was te doen. | |
15Ende als hy haer te harder dreyghde, als of sy met giften omgekocht waren om de Ioden te doen ontvluchten, so gebeurde het, datse hem klaerlijck daer van onderricht deden, als sy hem seyden, ende bewesen, dat beyde papier, ende schrijf-pennen, diese souden gebruycken, alreede haer ontbraken. | |
16Doch dit was een crachtigh werck van de onverwinnelijcke voorsienigheyt Godts, die uyt den hemel den Ioden hulpe dede. |
|