Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637)
(2008)–Anoniem Statenbijbel– Auteursrechtelijk beschermd1 Christus vertroost sijne Discipelen over sijn wechgaen tot den Vader, dewijle hy ginck om haer in sijns Vaders huys woonplaetse te bereyden. 5 Verklaert aen Thomas dat hy de wegh, de waerheyt, ende 't leven is. 7 ende aen Philippus, dat die hem siet den Vader siet. 12 Belooft haer datse groote wonderwercken sullen doen, ende verkrijgen watse in sijnen name bidden sullen. 16 ende datse den Trooster den Heyligen Geest sullen ontfangen. 18 ende geen weesen gelaten worden. 21 Vermaentse tot sijne liefde, ende tot gehoorsaemheyt sijner geboden, met belofte van sijne ende des Vaders bywooninge. 26 ende dat de Heylige Geest haer alles sal indachtigh maken. 27 Laet haer sijnen vrede. 28 Verklaert datse haer behooren te verblijden, dat hy tot den Vader gaet. 30 Toont sijne gewillicheyt om den Vader oock in't lijden te gehoorsamen. | |
1UW' herte en worde niet Ga naar margenoot1 ontroert: Ga naar margenoot2 ghy-lieden gelooft in Godt, gelooft oock in my. | |
2In Ga naar margenoot3 het huys mijns Vaders zijn vele Ga naar margenoot4 wooningen: Ga naar margenoot5 andersins so soude ick het u Ga naar margenoot6 geseght hebben: ick gae henen om u plaetse te bereyden. | |
3Ende so wanneer ick henen sal gegaen zijn, ende u plaetse sal bereyt hebben, so Ga naar margenoot7 kome ick weder, ende sal u tot my nemen, Ga naar margenoota op dat ghy oock Ga naar margenoot8 zijn meught Ga naar margenoot9 daer ick ben. | |
5Thomas seyde tot hem, Heere, wy en weten niet waer ghy henen gaet: ende hoe konnen wy den wegh weten? | |
[Folio 53r]
| |
wegh, Ga naar margenootc ende de waerheyt, Ga naar margenootd ende het leven. Ga naar margenoote Niemandt en komt tot den Vader dan door my. | |
7Indien ghy lieden my Ga naar margenoot13 gekent haddet, so soudet ghy oock mijnen Ga naar margenoot14 Vader gekent hebben: ende Ga naar margenoot15 van nu Ga naar margenoot16 kennet ghy hem, ende hebbet hem gesien. | |
8Philippus seyde tot hem, Heere, toont ons den Vader, ende het is ons genoech. | |
9Iesus seyde tot hem, Ga naar margenoot17 Ben ick so langen tijdt met u lieden, ende en hebt ghy my niet gekent Philippe? Ga naar margenootf Die my Ga naar margenoot18 gesien heeft, die heeft Ga naar margenoot19 den Vader gesien: ende hoe seght ghy, Toont ons den Vader? | |
10Gelooft ghy niet Ga naar margenootg dat ick in den Vader [ben], ende de Vader in my is? Ga naar margenoot20 Ga naar margenooth De woorden die ick tot u-lieden spreke, en spreke ick van my selven niet, Ga naar margenooti maer de Vader die in my Ga naar margenoot21 blijft, deselve Ga naar margenoot22 doet de wercken. | |
11Geloovet my, dat ick in den Vader [ben], ende de Vader in my is, ende Ga naar margenoot23 indien niet, so geloovet my Ga naar margenoot24 om de wercken selve. | |
12Ga naar margenootk Voorwaer, voorwaer segge ick u lieden, die in my gelooft, de wercken die ick doe, sal hy Ga naar margenoot25 oock doen, ende sal Ga naar margenoot26 meerder doen dan dese. Want ick gae henen Ga naar margenoot27 tot mijnen Vader: | |
13Ga naar margenootl Ende Ga naar margenoot28 so wat ghy begeeren sult Ga naar margenoot29 in mijnen name, dat sal ick doen: op dat de Vader Ga naar margenoot30 inden Sone verheerlickt worde. | |
14So ghy yet begeeren sult in mijnen name, ick sal't doen. | |
16Ende ick sal den Vader bidden, ende hy sal u eenen anderen Ga naar margenoot31 trooster geven, op dat hy by u Ga naar margenoot32 blijve inder eeuwicheyt. | |
17[Namelick] den Geest Ga naar margenoot33 der waerheyt, welcken Ga naar margenoot34 de werelt niet en kan ontfangen, want sy en Ga naar margenoot35 siet hem niet, noch en kent hem niet: maer ghy kent hem, want hy Ga naar margenoot36 blijft Ga naar margenoot37 by u lieden, ende Ga naar margenoot38 sal in u zijn. | |
19Noch eenen kleynen [tijdt], ende de werelt Ga naar margenoot40 en sal my niet meer sien: maer Ga naar margenoot41 ghy sult my sien: want ick Ga naar margenoot42 leve, ende Ga naar margenoot43 ghy sult leven. | |
20In dien Ga naar margenoot44 dagh sult ghy Ga naar margenoot45 bekennen, Ga naar margenoot46 dat ick in mijnen Vader [ben], ende ghy in my, ende ick in u. | |
21Die mijne geboden heeft, ende deselve bewaert, die ist die my lief heeft: ende die my lief heeft sal van mijnen Vader gelievet worden: ende ick sal hem lief hebben, ende ick sal my selven aen hem Ga naar margenoot47 openbaren. | |
22Ga naar margenoot48 Iudas, niet de Iscariot, seyde tot hem, Heere Ga naar margenoot49 wat is het, dat ghy u selven aen ons sult openbaren, ende niet aen de werelt? | |
23Iesus antwoordde ende seyde tot hem, So yemant my lief heeft, die sal mijn woort bewaren: ende myn Vader sal hem lief hebben, ende wy sullen tot hem komen, ende sullen Ga naar margenoot50 wooninge by hem maken. | |
24Die my niet lief en heeft, die en bewaert mijne woorden niet. Ga naar margenooto Ende het woort dat ghy lieden hoort, Ga naar margenoot51 en is het mijne niet, maer des Vaders, die my gesonden heeft. | |
26Ga naar margenootp Maer de trooster de heylige Geest, welcken de Vader senden sal in mijnen name, Ga naar margenootq die sal u alles leeren, ende sal u Ga naar margenoot53 indachtich maken alles wat ick u geseght hebbe. | |
27Ga naar margenoot54 Ga naar margenootr Vrede late ick u, Ga naar margenoot55 mijnen vrede geve ick u: niet gelijckerwijs de werelt [hem] geeft, geve ick [hem] u. Uw' herte en worde niet Ga naar margenoot56 ontroert, noch en zy niet vertsaeght. | |
28Ga naar margenoots Ghy hebt gehoort dat ick tot u geseght hebbe, Ick gae henen, ende Ga naar margenoot57 kome [weder] tot u. Ga naar margenoot58 Indien ghy my lief haddet, so soudet ghy u verblijden, om dat ick geseght hebbe, Ick gae henen tot den Vader: want mijn Vader is Ga naar margenoot59 meerder dan ick. | |
29Ende nu hebbe ick het u geseght eer het geschiet is, Ga naar margenoott op dat wanneer het geschiet sal zijn, ghy Ga naar margenoot60 gelooven meught. | |
30Ick en sal Ga naar margenoot61 niet meer veel met u spreken: Ga naar margenootv want Ga naar margenoot62 de overste deser werelt Ga naar margenoot63 komt, ende en heeft Ga naar margenoot64 aen my niets. | |
31Maer op dat de werelt wete dat ick den Vader lief hebbe, ende Ga naar margenoot65 alsoo doe gelijckerwijs my de Vader Ga naar margenootx geboden heeft. Staet op, laet ons van hier gaen. |
|