Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637)
(2008)–Anoniem Statenbijbel– Auteursrechtelijk beschermdDe maten, stucken ofte deelen, kamers, ende cieraet des Tempels, ofte, van’t heylige ende alderheylichste, met den Reuckaltaer. | |
1VOorts bracht Ga naar margenoot1 hy my tot den Tempel: ende hy mat de posten, ses ellen de breette van dese, ende ses ellen de breette van gene zijde, de breette der Ga naar margenoot2 Tente. | |
2Ende de breette der Ga naar margenoot3 deure tien ellen, ende de zijden der deure, vijf ellen van dese, ende vijf ellen van gene zijde: oock mat hy Ga naar margenoot4 de lengte van Ga naar margenoot5 dien, veertich ellen, ende de breette twintich ellen. | |
3Daerna ginck hy in nae Ga naar margenoot6 binnen, ende mat den post der deure, twee ellen: ende de deure ses ellen, ende de breette der deure, seven ellen. | |
4Oock mat hy de lengte van dien, twintich ellen, ende de breette, twintich ellen Ga naar margenoot7 voor aen den Tempel: ende hy seyde tot my; Dit is de Ga naar margenoot8 heylicheyt der heylichheden. | |
5Ende hy mat den wandt des huyses, Ga naar margenoot9 ses ellen: ende de breette van [elcke] Ga naar margenoot10 zijdkamer, vier ellen, rontom den huyse henen rontom. | |
6De zijdkameren nu, waren Ga naar margenoot11 zijdkamer boven zijdkamer, drie, Ga naar margenoot12 ende dat dertich malen, ende sy quamen in de Ga naar margenoot13 wandt die aen den huyse was tot die zijdkamers, rontom henen, op datse vast gehouden mochten worden: Ga naar margenoot14 want sy en wierden niet vast gehouden Ga naar margenoot15 inde wandt des huyses. | |
7Ende het was voor de zijdkameren opwaert nae boven al Ga naar margenoot16 wijder, ende gaf sich rontom; want het huys was Ga naar margenoot17 omcingelt opwaert nae boven, rontom den huyse henen; daerom was de breette des huyses nae boven: ende alsoo Ga naar margenoot18 ginck het onderste op nae’t bovenste door het middelste. | |
8Ende ick sach des huyses hoochte rontom henen; de fondamenten der zijdkameren waren van een Ga naar margenoot19 vol riet, ses ellen, [de elle] tot den Ga naar margenoot20 oxel toe [genomen]. | |
9De breette van de wandt, die tot de Ga naar margenoot21 zijdkameren was nae buyten, was vijf ellen: ende dat ledich-gelaten was, was de Ga naar margenoot22 plaetse der zijdkameren, Ga naar margenoot23 die aen den huyse waren. | |
10Ende Ga naar margenoot24 tusschen de kameren was eene Ga naar margenoot25 breette van twintich ellen, rontom den huyse, rontom henen. | |
11Ga naar margenoot26 De deuren nu van de zijdkameren waren nae’t ledichgelatene toe; d’eene deure des weegs nae’t Noorden, ende d’andere deure, nae’t Zuyden: ende de breette van de ledich-gelatene plaetse was vijf ellen rontom henen. | |
12Voorts [van] ’t Ga naar margenoot27 gebouw, dat Ga naar margenoot38[28] voor aen de afgesnedene-plaetse was [in] den hoeck des weegs nae’t Ga naar margenoot29 westen, was de breette ’t seventich ellen, ende [van] de wandt des gebouws was de breette vijf ellen rontom henen: ende de lengte van dien, ’t negentich ellen. | |
[Folio 91v]
| |
13Ga naar margenoot30 Voorts mat hy het Ga naar margenoot31 Huys, de lengte hondert ellen: Ga naar margenoot32 oock de afgesnedene plaetse ende het gebouw, ende de wanden van dien, de lengte hondert ellen. | |
14Ende de breette van’t Ga naar margenoot33 voorste deel des huyses, ende der afgesnedene plaetse tegen’t Oosten, hondert ellen. | |
15Ooc mat hy de lengte des gebouws Ga naar margenoot34 vooraen de afgesnedene plaetse, dat achter de selve was, ende der selver Ga naar margenoot35 galeryen van dese ende van gene zijde, hondert ellen: met den binnensten Tempel, ende de voorhuysen des voorhofs. | |
16De dorpelen, ende Ga naar margenoot36 de geslotene vensters, ende de galeryen rontom die Ga naar margenoot37 drie; tegen over den dorpel, waren Ga naar margenoot38 beschoten met hout rontom henen: ende [van] der Ga naar margenoot39 aerde tot aen de vensteren; ende de vensteren waren Ga naar margenoot40 bedeckt. | |
17Tot ’t gene boven de deure was, Ga naar margenoot41 ende tot het binnenste ende buytenste huys toe, ende aen de gantsche wandt rontom henen in’t binnenste ende buytenste, Ga naar margenoot42 [al by] maten. | |
18Ende het was gemaeckt [met] Ga naar margenoot43 Cherubim ende Ga naar margenoot44 palmboomen: so datter een palmboom was tusschen Cherub ende Cherub; ende [elcke] Cherub hadde twee aengesichten. | |
19Namelick, een Ga naar margenoot45 menschen aengesicht tegen den palmboom van dese, ende eens jongen leeuws aengesichte tegen den palmboom van gene zijde: gemaeckt in’t gantsche huys rontom henen. | |
20Van de aerde af, tot boven de deure, waren de Cherubim ende de palmboomen gemaeckt: oock [aen] de wandt des Tempels. | |
21De Ga naar margenoot46 posten des Tempels waren vierkant: ende aengaende het Ga naar margenoot47 voorste deel des heylichdoms, d’ [eene] Ga naar margenoot48 gedaente was als de [andere] gedaente. | |
22De hoochte des houten Ga naar margenoot49 Altaers was drie ellen, ende sijne Ga naar margenoot50 lengte twee ellen, ende hy hadde sijne hoecken; ende sijne lengte, ende sijne Ga naar margenoot51 wanden waren van hout: ende Ga naar margenoot52 hy sprack tot my; Dit is de Ga naar margenoot53 Tafel, die voor des HEEREN aengesichte sal zijn. | |
24Ende daer waren twee bladen aen de deuren: [te weten] twee bladen diemen Ga naar margenoot55 omdraeyen konde; twee aende eene deure, ende twee bladen aende andere. | |
25Ende aen de selve, [namelick] aende deuren des Tempels, waren Cherubim ende palmboomen gemaeckt, gelijck alsser aende wanden gemaeckt waren: ende het Ga naar margenoot56 hout aen’t Ga naar margenoot57 voorste deel des voorhuyses van buyten, was dick. | |
26Ga naar margenoot58 Ende [aen] de geslotene vensteren waren oock palmboomen van dese ende van gene zijde, aen de zijden des voorhuyses: ende [aen] de zijdkameren des huyes, ende [aen] de dicke plancken. |
|