Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637)
(2008)–Anoniem Statenbijbel– Auteursrechtelijk beschermd
[Folio ‡r]
| |
Cort Bericht VANDE Prophetische Schriften in’t gemeyn, Ende in het bysonder des Propheets JESAIAE.MEEST alle de Oversetters onder de Christenen, volgen dese ordre, dat sy na de Boecken des Conincks Salomo, stellen de Boecken der Propheten, (alhoewel de Joden dese ordre niet en volgen) waer onder hier verstaen worden, niet in’t gemeen de Leeraers ende Uytleggers der verborgentheden Godts, (gelijck dat woort wel gebruyckt wort Rom. 12.6. 1.Corinth. 14.1, 3, 32, 39. 1.Thess. 5.20.) oock niet alle de bysondere ende extra-ordinare Leeraers, van Godt by oprechtinge ofte verval der kercke gesonden, (hoedanige van Mose af vele geweest zijn, diergelijcke oock eertijts Sienders genoemt wierden 1.Sam. 9.9.) maer alleen die Propheten, welcker Prophetische Boecken ofte Schriften malkanderen hier in ordre volgen, ende van Godt den Heere, neffens de andere voorgaende Canonijcke Boecken, sijne kercke zijn overgelevert, ende door sijne genade seer wonderbaerlick, ten besten der selver, tot noch toe voor onderganck bewaert, tegen alle listen des Duyvels, der Tyrannen, ende der valsche leeraers, ende harer aenhangeren. Deser Propheten zijn XVI in getale, namelick, vier groote, ende twaelf kleyne: ’tzijn altemael heylige mannen, die door den Geest Godts gedreven wierden, ende den volcke predikende, de Afgoderye, ende menigerley andere sonden bestraften, ende den wille des Heeren met allerley vermaninge ende vertroostinge openbaerden, oock veel toekomende dingen verkondighden, soo van straffen, beyde over Godts volck ende over de vyanden, als oock van de verlossinge der kercke, niet alleen lichaemlick ende tijdelick, maer oock ende principalick, geestelick ende eeuwich, door den Messiam, op welcken sy alle voornemelick sien, hem nae sijn Persoon, Ampt, Rijck ende weldaden seer klaerlick beschrijvende: (verg. Actor. 3.25. ende 10.43. Rom. 10.4, etc.) gebruyckende mede verscheyden gesichten, exempelen, gelijckenissen, voorbeelden, ende figuerlicke reden, in hare bestraffingen ende vertroostinghen: ende dickwijls van toekomende dingen sprekende meer in den voorledenen ende tegenwoordigen, dan in den toekomenden tijt, ten aensien vande sekerheyt der saken, als sullende voorseker geschieden, om dat Godt sulcx in sijnen raet besloten ende sijnen Propheten geopenbaert hadde. Van dese hare predicatien die sy tot den volcke deden, hebben sy door Godts bevel ende ingeven des H. Geests de somma in dese hare Prophetische Boecken gestelt, ende der Gemeynte behandigt, op dat sy deselve des te beter souden mogen in achtinge nemen: Ende zijn ons oock noch inden Nieuwen Testamente gerecommandeert Ioh. 5.39. Luc. 16.29. ende 24.25, 26, 27. Act. 26.22. 2.Petr. 1.19. gelijcker oock verscheydene plaetsen uyt hare Schriften inden Nieuwen Testamente, van onsen Heere Christo, de Euangelisten ende Apostelen worden aengetogen. ’t Waren mannen vol des Geestes Godes, vol van wetenschap, ende van yver, tot onderhoudinge ende voortplantinge der ware ende bestraffinge der valscher religie; wel-sprekende, vrymoedich ende onvertsaecht om uyt te richten de lasten ende bevelen des Heeren, sonder haer te schromen voor Coningen, ofte Tyrannen. Haer ampt ende bedieninge was onderscheyden van het ampt der Priesteren ende Leviten, die ordinaerlick den volcke de Wet verklaerden, ende de dagelicxe offerhanden deden: Maer de Propheten waren mannen extra-ordinaerlick van Godt beroepen, dan uyt dese dan uyt gene stamme, insonderheyt in die tijden, in dewelcke de Priesters ende Leviten haer ampt nae behooren niet en bedienden. Onder de groote Propheten, is de Prophete Iesaia, de eerste, oock wel de voornaemste, soo ten aensien der voortreffelicke materien die hy verhandelt, als oock ten aensien van den uytmuntenden, treffelicken, hoogen stijl, die hy doorgaens gebruyckt. In dit sijn Boeck verhandelt hy inde xij eerste Capittelen, verscheydene stucken, die eygentlick het volck van Israël betreffen, ’t welck hy vrymoedelick bestraft, treffelick onderwijst, eernstelick vermaent, ende beweeglick troostet. Van het xiij Capittel tot het xxix worden beschreven de Prophetyen, die de vreemde, ofte uytheemsche Natien, vyanden van Godts volck, als oock de tien stammen Israëls, die haer van Iuda hadden afgescheurt, aengaen, verkondigende den selven seer sware straffen: nochtans daer onder vermengende seer troostelicke beloften der genade Godes, voor de boetveerdige, der welcker sy om des Messiae wille souden deelachtich worden. | |
[Folio ‡v]
| |
Van het xxix Capittel tot het xxxvj wort gesproken van de verwoestinge der Stadt Ierusalem door de Babyloniers, ende de gevanckenisse ofte wech-voeringe des Ioodschen volcks uyt haer lant nae Babylonien: Daer onder mede vermengt worden treffelicke ende schoone vertroostingen van het Rijcke Christi. Van het xxxvj tot het xl wort by occasie ingevoegt de historie des Conings Hizkia uyt het 2.Boeck der Coningen, capit. 18. ende uyt 2.Chron. cap. 32. Van het xl tot het xlix toe voorseyt de Prophete de toekomste Iesu Christi, ende de geestelicke verlossinge sijner kercke, afgebeelt door de verlossinge der Ioden uyt de Babylische gevanckenisse, door den Coninck Cores: mitsgaders hare herstellinge in haren voorigen staet. Voorts worden in het volgende tot aen het eynde des Boecks, beschreven verscheydene seer clare Prophetyen van de Persoone ende het Ampt Christi, van sijn Coninckrijck, ’t welck over de gantsche werelt soude uytgebreydt worden, van sijn lijden ende sterven, ende van sijne verheerlickinge, mitsgaders vande Predicatie des H. Euangelij, van de Beroepinge der Heydenen, die door de predicatie des H. Euangelij tot Christum souden geroepen, ende sijnen volcke toe-gevoecht worden: Als oock van de groote weldaden, die Christus sijnen uytvercorenen heeft verworven, ende vande gelegentheyt der Kercke Godes, soo hier op aerden als in het toecomende leven. Dit alles beschrijft de Prophete soo duydelick ende soo claerlick, dat hy meer schijnt te beschrijven een historie van dingen die geschiet zijn, dan eene voorsegginge van toecomende dingen. Ten welcken aensien eenige Oude Leeraers geoordeelt hebben, dat Iesaia met recht so wel een Euangelist, als een Prophete moge genoemt worden, ettelicke hondert jaren voor de comste Christi in den vleesche, somtijts by nae soo duydelick sprekende van de Persoone, het Ampt, ende de miraculen Christi, als naderhant d’Apostelen, ende Leeraers des Nieuwen Testaments gedaen hebben. Wat nu aengaet de Persoone des Propheten Iesaia; het wort daer voor gehouden, dat sijn Vader Amoz geweest zy de broeder van Azaria den Coninck van Iuda, also dat de Prophete Iesaia geweest zy een aensienlick persoon, van Conincklicke stamme, gelijck dan Godt de Heere t’allen tijden tot het Prophetisch ampt beroepen heeft persoonen van allerley conditien, van hoogen ende leegen staet. Aengaende den tijt in welcken de Prophete Iesaia gepropheteert heeft, daer van wort getuygt in het eerste vers des eersten Capittels, dat hy gepropheteert heeft in de dagen van Vzzia, Iotham, Achaz, Hizkia, Coningen van Iuda. Alsmen berekent de jaren der regeringe deser vier Coningen, so is daer uyt af te nemen, dat Iesaia gepredickt heeft ten minsten xlvij jaer, die beginnende in’t laetste jaer des Conincks Vzziae (in het welcke hy het gesichte gesien heeft, dat hy capit. 6 verhaelt) ende eyndigende met het xiiij jaer des Conincks Hizkia, in het welcke de gesanten des Conincks van Babel tot hem gecomen zijn, als te sien is cap. 30. ende 2.Reg. cap. 20. maer indien de Prophete Iesaia geleeft heeft tot inde regeringe des Conincks Manasse, door wiens bevel hy door-saegt, ende alsoo gedoodt soude zijn (gelijck eenige schrijven) so heeft hy meer dan LX jaren lanck gepredickt ende gepropheteert, ende is, volgens dien, tot eenen grooten ouderdom gecomen. | |
FINIS |
|