Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637)
(2008)–Anoniem Statenbijbel– Auteursrechtelijk beschermd
[Folio 287r]
| |
David zijnde voor Saul gevlucht, ende sich in een speloncke verborgen hebbende, als sijnen geest in hem overstelpt was, so riep hy den Heere om hulpe aen. | |
1Ga naar margenoot1 EEn onderwijsinge Davids, een gebedt Ga naar margenoot2 als hy in de speloncke was. | |
2Ick riep met mijn stemme tot den HEERE, ick smeeckte tot den HEERE met mijn stemme. Ick stortte mijn klachte uyt voor sijn aengesichte: ick gaf te kennen voor sijn aengesichte mijne benaeuwtheyt. | |
4Ga naar margenoota Als mijn geest in my Ga naar margenoot3 overstelpt was, so hebt Ga naar margenoot4 ghy mijn padt gekent: Ga naar margenoot5 Sy hebben my eenen strick Ga naar margenoot6 verborgen op den wech dien ick gaen soude. | |
5Ick sach uyt ter rechterhant, ende siet so en was daer niemant Ga naar margenoot7 die my kende, Ga naar margenoot8 daer en was geen ontvlieden voor my: niemant Ga naar margenoot9 sorchde Ga naar margenoot10 voor mijne ziele. | |
6Ga naar margenoot11 Tot u riep ick, ô HEERE: ick seyde, Ghy zijt mijn toevlucht, Ga naar margenoot12 mijn Ga naar margenootb deel in’t lant der levendigen. | |
7Lett op mijn geschrey, want ick ben seer Ga naar margenoot13 uytgeteert, Ga naar margenootc reddet my van mijne vervolgers, want sy zijn machtiger dan ick. | |
8Voert Ga naar margenoot14 mijne ziele Ga naar margenoot15 uyt de gevangenisse, om uwen name te loven: Ga naar margenoot16 de rechtveerdige sullen Ga naar margenoot17 my omringen, Ga naar margenoot18 wanneer ghy wel by my sult gedaen hebben. |
|