Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637)
(2008)–Anoniem Statenbijbel– Auteursrechtelijk beschermdDavid straft Doëgs godtloosen hoochmoet, ende verraderlicke trouwloosheyt: verkondigt hem Godes oordeelen, waer door de kercke oorsake sal hebben om Godt te vreesen, ende Doëg te bespotten: troost ende verheucht sich selven door het geloove van Godts bestandige goedertierenheyt. | |
2Ga naar margenoota Als Doëg de Ga naar margenoot3 Edomiter, gekomen was, ende Saul te kennen gegeven, ende tot hem geseyt hadde: David is gekomen ten huyse van Ga naar margenoot4 Achimelech. | |
3Wat roemt ghy u in’t Ga naar margenoot5 quade, o ghy Ga naar margenoot6 geweldige? Godts Ga naar margenoot7 goedertierenheyt [duert doch] den gantschen dach. | |
4Uwe tonge Ga naar margenoot8 denckt Ga naar margenoot9 enckel schade: als een geslepen scheermes, Ga naar margenoot10 werckende bedroch. | |
5Ghy hebt het quade liever dan het goede: de leugen, dan gerechticheyt te spreken, Ga naar margenoot11 Sela! | |
6Ghy hebt lief alle woorden van Ga naar margenoot12 verslindinge, [ende] eene tonge des Ga naar margenoot13 bedrochs. | |
7Godt sal u Ga naar margenoot14 oock Ga naar margenoot15 afbreken in eeuwicheyt: hy sal u Ga naar margenoot16 wechrapen, ende u uyt de Ga naar margenoot17 tente uytrucken: ja hy sal u uytwortelen uyt den Ga naar margenoot18 lande der levendigen, Sela! | |
8Ende de rechtveerdige sullen’t sien, ende Ga naar margenoot19 vreesen: ende sy sullen over hem Ga naar margenoot20 lacchen, [seggende]: | |
9Siet den man, [die] Godt niet en stelde tot sijne sterckte, maer vertrouwde op de Ga naar margenoot21 veelheyt sijns rijckdoms: hy was sterck geworden door sijn Ga naar margenoot22 beschadigen. | |
10Maer ick sal zijn als een Ga naar margenoot23 groene olijf-boom in Godes huys: Ick vertrouwe op Godts goedertierenheyt eeuwichlick ende altoos. | |
11Ick sal u loven in eeuwicheyt, Ga naar margenootb om dat ghy’t Ga naar margenoot24 gedaen hebt: ende ick sal uwen Ga naar margenoot25 Name verwachten, want Ga naar margenoot26 hy goet is Ga naar margenoot27 voor uwe Ga naar margenoot28 gunst-genooten. |
|