Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637)
(2008)–Anoniem Statenbijbel– Auteursrechtelijk beschermdDavid stelt in sijn eygen persoon, als in eenen spiegel, voor oogen, de gelucksalicheyt van een oprecht kindt Godes, soo in het lichamelicke, als in ’t geestelicke, onder het lieflick beleyt ende de herderlicke voorsorge sijns genadigen Godts, in den oppersten Herder der zielen, onsen Heere Iesu Christo. | |
2Hy doet my Ga naar margenoot1 nederliggen in Ga naar margenoot2 grasige weyden; hy voert my Ga naar margenoot3 sachtkens aen seer Ga naar margenoot4 stille wateren. | |
[Folio 255v]
| |
3Hy Ga naar margenoot5 verquickt mijne ziele; hy leydt my in’t Ga naar margenoot6 spoor der gerechticheyt, om sijns Naems wille. | |
4Ga naar margenootb Al ginck ick oock in een dal der Ga naar margenoot7 schaduwe des doots, ick en soude geen quaet vreesen, want ghy zijt Ga naar margenoot8 met my; uwen stock, ende uwen Ga naar margenoot9 staf, die vertroosten my. | |
5Ghy richt de Ga naar margenoot10 tafel toe voor mijn aengesichte, Ga naar margenoot11 tegen over mijne tegenpartijders; Ghy Ga naar margenoot12 maeckt mijn hooft vet met Ga naar margenoot13 olye, mijn Ga naar margenoot14 beker is overvloeyende. | |
6Immers sullen my ’t goede ende de Ga naar margenoot15 weldadicheyt volgen alle de dagen mijns levens; ende ick sal in het Huys des HEEREN Ga naar margenoot16 blijven in Ga naar margenoot17 lengte van dagen. |
|