Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637)
(2008)–Anoniem Statenbijbel– Auteursrechtelijk beschermd
[Folio 250r]
| |
Het Ga naar margenoot* Boeck der PSALMEN. | |
Inhoudt deses Boecks.DIT Boeck is onder andere Canonijcke Boecken des Ouden Testaments, in Godts Kercke met recht geacht als een bysonder kleynoot, waer van men de weerdicheyt ende nutticheyt niet genoech kan na-dencken, veel min met tongen uyt-spreken, ofte met pennen beschrijven. Sommige noemen’t eenen Lust-hof, Apotheke, ende Thresoor ofte Schat-kamer der Christenen; andere eene Anatomie ofte ontledinge der geloovige zielen, eenen Spiegel van Godts menichvuldige, ende on-doorgrondelicke genade; item, een volkomen Sommier, ofte kort begrijp des gantschen Bybels, der VVet ende des Euangeliums, ofte, van Godts ware kennisse ende dienst. want het begrijpt eensdeels seer heylsame leeringen van Godts wesen ende de H. Drievuldicheyt, van Godts eygenschappen, eeuwigen Raet, heylich woort, ende wercken, bysonderlick van sijne barmherticheyt ende weldaden aen sijne Kercke, ende sijne rechtveerdicheyt ende oordeelen over alle godtloose: voorts van de Persoone, ende het salichmakende Ampt des Messiae, onses Heeren IESU CHRISTI, van sijne eeuwige Godtheyt, Mensch-werdinge, lijden ende sterven, opstandinge, hemel-vaert, sitten ter rechterhant sijns Vaders, ende d’ uytbreydinge sijns Coninckrijks onder de Heydenen, door de Predicatie des H. Euangeliums: wijders van den sondigen staet des menschen, van den aert ende eygenschap der weder-geboorte, warer bekeeringe, liefde ende vreese Godes, item van de nature des waren geloofs, vertrouwens, ende roems in Godt, van de sekerheyt der salicheyt, den strijdt des geests ende vleesches: Item van de Algemeyne Kercke der Ioden ende Heydenen, ende de Kercken-tucht, van de gemeenschap der Heyligen, vergevinge der sonden, opstandinge des vleesches, ende het eeuwich Leven. Anderdeels vindtmen oock in dit boeck allerleye heylige geestelicke oeffeningen der Godtsalicheyt, als, formulieren ofte voorschriften van Godts lof ende prijs, van danck-seggingen voor ontfangene weldaden, ende geloften van danckbaerheyt, van seer vele aendachtige ende vyerige gebeden tot Godt, om alles wat tot sijner eere, ende der geloovigen, soo wel bysonderen als gemeynen welstant, soude mogen dienen, voornemelick, in allerley kruys ende bekommernisse, met seer heylige meditatien, ende uytermaten lieflicke vertroostingen ende versterckingen in geloove, gedult, ende alle Godtsalicheyt: So datter geen toestant van eenich Christen mensche sal konnen bedacht ofte gevonden worden, daerin hy niet uyt dit boeck nae wensch soude konnen gedient zijn tot bevredinge sijner conscientie, ende bevorderinge sijner salicheyt. VVeshalven een yeder Christen, soo van hoogen als van leegen state, dit Boeck met bysonderen vlijt ende aendacht behoort te lesen ende te betrachten, om sich te gewennen tot den stijl des H. Geestes, die daer in gebruyckt is; niet twijfelende of het sal hem (wanneer hy het rechte zap ende de door-dringende kracht van dien gesmaeckt heeft) op sijne ziele wesen, als eenen seer lieflicken ende heylsamen hemels-dauw, ende het en sal hem niet verdrieten dat selve steets in sijn herte, mont, ende handen te dragen, waer toe het ons van den H. Geest in den Ouden, ende van onsen Heere I. CHRISTO selfs, ende sijne Apostelen, in den Nieuwen Testamente meermaels is gerecommandeert, ende tot meerder bevallicheyt, dienst onser memorie, ende dagelicx gebruyck, gesangs-wijse van den wijsen ende goedigen Godt sijner Kercke over-gelevert. De Hebreen noemen dit Boeck Tehillim, ofte korter, Tillim, dat is, lof-sangen, ofte prijsingen, om dat een goet deel der Psalmen van dien inhoudt is. De Griecksche oversetters hebben het woort Psalmen, ende Psalter gebruyckt. het welcke oock in den Nieuwen Testamente, ende voorts by de Latijnen, ende andere Christen natien, als oock by ons in onse tale behouden is, hoewel het griecx woort eygentlick siet op alsulcke gesangen, die op Musijck-Instrumenten, zijnde met de vingeren geraeckt ofte geslagen, nae de wijse des Ouden Testaments, by den openbaren Godts-dienst, in den Tabernakel ende Tempel, gepast ende gesongen wierden. In’t gemeyn wordense genoemt Davids Psalmen, om dat David, door eene bysondere gave des Heyligen Geests in Psalm-dichten uytstekende (als 2.Sam. 23.1, 2. verhaelt wort) het meesten-deel daer van gemaeckt heeft, zijnde de reste van andere Propheten ende Mannen Godts gedicht, als Mose, Asaph, etc. ende van Ezra, na de Babijlonische gevanckenisse, (alsmen houdt) in een boeck, ende sulcken order alsse nu zijn, t’ samen-gebracht, sonder te volgen den tijt, in welcken yeder Psalm gemaeckt zy. De Hebreen deylen dit boeck (dat van den Heere CHRISTO het Boeck der Psalmen genoemt wort Luc. 20.42.) in vijf deelen ofte boecxkens, het eerste sich uytstreckende tot het eynde des 41 Psalms, besloten met Amen, ja Amen: het tweede, tot het eynde des 72, van gelijcken besloten met Amen, ja Amen, ende het eynde van Davids gebeden: het derde tot het eynde des 89, die oock besloten wort met Amen, ja Amen: het vierde tot het eynde des 106, waer van het besluyt is, Amen, Hallelujah: het vijfde tot het eynde des 150, ofte laetsten Psalms, eyndigende met Hallelujah. |